[Nummer 121]
Bij dit nummer
Wolfgang Koeppen (1906-1996) en Alexander Kluge (1932) zijn hier in dit nummer niet verenigd omdat hun werk onder één noemer valt of vanwege directe raakpunten. Hoe bekend ook, zijn ze min of meer randfiguren in de Duitse literatuur, bewuste buitenstaanders. Zie de inleiding van Cyrille Offermans bij Alexander Kluge, en die van Jacq Vogelaar bij Wolfgang Koeppen.
Het werk van Kluge gaat over geschiedenis, niet over dé geschiedenis. In de boeken die hij samen met de socioloog Oskar Negt schreef, betreft het nogal eens de geschiedenis van gevoelens. Zowel Kluge als Koeppen bedeelt de eigen persoon een aparte rol in die geschiedschrijving; in beide gevallen staan de verhalen die daarvan de uitkomst zijn dwars op de vertrouwde autobiografische genres. Beiden werken graag met portretten, momentopnamen en gecomprimeerde biografieën. Als Kluge uitgaat van de veronderstelling dat elk mensenleven uit meerdere geschiedenissen bestaat, lijkt Koeppen dat op zijn eigen leven te hebben toegepast.
Enzensberger noemde Kluge ooit de bekendste van de onbekende schrijvers. Dat hangt misschien samen met de verscheidenheid aan gebieden die hij bestrijkt. Hij studeerde rechten, geschiedenis en kerkmuziek, werd advocaat en vervolgens assistent van de filmregisseur Fritz Lang. Hij maakte meer dan twintig speelfilms, produceerde ze ook zelf, net zoals hij met een eigen tv-productiebedrijf vele culturele (nacht)programma's heeft gemaakt. Maar eerst en vooral is hij schrijver van verhalen en filosofische boeken, met als centraal thema de vraag hoe worden individuele geschiedenissen beïnvloed, gestuurd en ontregeld door langetermijnontwikkelingen. Vaak gaat het daarbij over de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Wolfgang Koeppen heeft de oorlogen van nabij meegemaakt, geen wonder dat die geschiedenis een stempel op zijn werk heeft gedrukt - zoals op anderen, ook wel de verloren generatie genoemd die in de jaren dertig debuteerde en pas in de jaren '50 verder kon, gelijk op met de generatie van Kluge, die toen begon.
Omdat Koeppen na een paar vruchtbare periodes bijna veertig jaar geen grote roman meer schreef, heeft hij de naam van een zwijgende of verstomde schrijver gekregen. Die legende wordt hier ontzenuwd: in plaats van ‘het geval Koeppen’ (Reich-Ranicki) wordt het eerder een raadsel Koeppen: waar was hij mee bezig toen hij tientallen jaren doorging met schrijven?