Volgend nummer Raster 121
Alexander Kluge en Wolfgang Koeppen, twee dwarse schrijvers
Enzensberger noemde hem ooit de bekendste van de onbekende Duitse schrijvers: Alexander Kluge (*1932). Dat zal ermee samenhangen dat hij ook de grootste duizendpoot is. Hij studeerde rechten, geschiedenis en kerkmuziek, werd advocaat, vervolgens assistent van filmregisseur Fritz Lang, begon een eigen filmproductiefirma, maakte onder meer 23 speelfilms, stichtte een tv-productiebedrijf en maakte ontelbare culturele programma's. Maar bovenal is hij schrijver, zowel van filosofische boeken als van verhalen. In beide gevallen concentreert hij zich op de geschiedenis, concreet, met namen en data. Hoe worden individuele geschiedenissen beïnvloed, gestuurd en ontregeld door langetermijnontwikkelingen? Het hele versnipperde oeuvre van Kluge getuigt van de onwil zich neer te leggen bij de historische werkelijkheid zoals die nu eenmaal is, van een niet te stillen honger naar ontdekkingen ‘die een uitweg bieden’. Cyrille Offermans selecteerde en vertaalde een tachtigtal verhalen uit zijn meest recente boeken.
Net zo'n Einzelgänger in de Duitse literatuur van na de oorlog, maar van een iets oudere generatie, was Wolfgang Koeppen (1906-1996) - eveneens een bekende onbekende. In de jaren vijftig verwierf hij zich een zekere faam met een drietal politieke romans. Maar hij schreef al voor de oorlog, toen hij enige rijd in Nederland woonde, en zou ook na zijn trilogie veel schrijven, o.m. eigenzinnige reisboeken. Maar van de meer dan dertig jaar lang aangekondige grote roman is het niet gekomen. Uit het verspreide werk selecteerde en vertaalde Jacq Vogelaar een aantal teksten, die als fragmenten van die ongeschreven roman gelezen kunnen worden.