| |
| |
| |
Vincent Icke
Pharoz
Cassiopeia heette zij. Ik was zeventien, en zoals alle verliefden wilde ik iedereen over haar vertellen. Haar flonkerende gezicht, haar gespreide armen, haar benen... nu ja, daarover vertelde ik dan maar niet, want ook een natuurkundestudent is niet van steen. Maar wel over haar lichaam, die vijf puntscherpe sterren in een kroelende W achterover leunend, en al die leegte en duisternis om haar heen, zodat zelfs de sufste stadjer haar aan de noorderhemel kan zien, de hele nacht lang - want in onze luchtstreken is zij circumpolair.
Dat soort dingen wilde ik uitleggen: cir-cum-po-lair. Rondom de pool bewegend, een sterrenbeeld dat, gezien vanuit Nederland, nooit beneden de horizon komt. Altijd is zij zichtbaar, voor wie haar wil zien. En ook dat moest en zou iedereen horen: kijk dan, mensen, kijk dan! Die W-vorm! Als je een miljoen jaar leefde, zou je zien hoe haar gestalte aan de hemel verandert, hoe zij haar W strekt, haar armen wijder spreidt, haar benen... nu ja. En dan de kleur van die sterren! Als je een paar miljard jaar zou leven, zou je die flonkering roder en feller zien worden, totdat haar sterren een voor een, in een flits van slechts een paar duizend jaar elk, uiteen zouden spatten in iriserende pastelkleuren van geïoniseerde zuurstof, waterstof, en andere atomen. Uit haar lichaam, aldus teruggegeven aan de ijskoude ruimte, konden daarna weer nieuwe hete sterren worden geboren.
Van die dingen dus. Ik kreeg een uitgelezen kans om duizenden mensen over mijn geliefde te vertellen. Chriet Titulaer, die toen nog op sterrenwacht Sonnenborgh werkte, kende de directeur van de Utrechtse Jaarbeurs; die bezat een klein planetarium. Om de bezoekers te amuseren werd dat, in een bol circustentje, op de Jaarbeurs neergezet. Titulaer, ondernemend als steeds, ronselde een ploeg studenten - waaronder ik - om er uitleg bij te geven. Maar ik bakte er niets van; en, zoals altijd in de natuurwetenschap, werd mijn onkunde experimenteel genadeloos vastgesteld. Zodra zich een twintigtal mensen onder het koepeltje had verzameld - meer pasten er niet in - begon ik uit te weiden over wat mij wetenschappelijk leek: snijlijnen, ellipsen, retrograde bewegingen. Na tien minuten waren er nog hoogstens zes toehoorders over. Maar dan Chriet! Die had in Houston, waar hij ook zowat iedereen kende, een rijtje dia's weten te bietsen van foto's genomen tijdens de Gemini-ruimtevluchten.
| |
| |
Omdat er geen internet was, sloegen ze in als een bom. De toeschouwers stroomden toe, totdat er rondom de tent ook een veertigtal zwermde die de plaatjes niet konden zien maar, door het tentdoek heen, Titulaer's verhaal wel konden horen, ook dankzij de verre dracht van zijn hoge, nasale stemgeluid. Daar bleven zij voor staan, en voor mijn Cassiopeia niet, hoe mooi ze ook was. Mijn fout was dezelfde die zowat alle wetenschappers maken: in plaats van hun passie aan het woord te laten, zeuren zij over onzichtbare bijzaken als keerkringen, zenit en nadir, meridianen en parallellen - ik kan er zó een acupunctuurpraktijk mee beginnen. Wie zich verveelt, leert niets. Wie geboeid is, neemt van het gebodene altijd iets mee: al vergeet hij misschien de leeftijd van het Heelal, dan onthoudt hij tenminste dat er ooit een oerknal is geweest. Het planetarium van Eijse Eijsinga is iets heel anders; daar gaat het om het verhaal, de mens achter de machine, of beter gezegd de mensen, want zijn vrouw moest in de bedstee haar billen wat intrekken om het gewicht van het uurwerk er langs te laten. Maar voor de rest: niet wéér een planetarium! Mensen willen er niet over horen en ik wil er niet over vertellen. Zij willen zwarte gaten, de Oerknal, ontstaan en dood van de Zon en sterren. Dat kan en wil ik ze geven, en intussen komen ook onze planeten wel aan bod als een zijpaadje, want de mens is een onbetekenend bijverschijnsel in de kosmos, zoals iedereen beseft die de grootsheid van Cassiopeia heeft gezien. Waarom zouden we ons binnenplaatsje voor veel geld nabouwen als wij onze bezoekers de hele kosmos kunnen laten zien?
Planetariumminnaars vinden het onwetenschappelijk om over de benen van Cassiopeia te praten. Ik niet, want ik ben nog een beetje zeventien, en meer dan een beetje verliefd. Ook heb ik wat bijgeleerd, van Chriet en sindsdien nog een paar deskundigen, over de manier waarop je met anderen over je liefde moet praten.
Zodoende zijn die sterrenbeelden toch blijven ronddraaien in mijn hoofd, totdat het licht daar tenslotte aanging: waar heb je die koepel eigenlijk voor nodig? Zelfs de meest supercomputergestuurde weergave van de nachthemel is namaak, nep, Ersatz. Maak eens een natuurplanetarium, een kunstwerk, een landschapsinstallatie waar de hemel zelf de koepel is. Weg met die slappe lichtvlekjes, maak plaats voor de puntvormige felheid van de echte sterren, hun flonkering, hun kleuren!
Dat idee heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Het project heeft zelfs een naam: Pharoz, bedacht door Robert Jan Heyning toen we op zoek waren naar
| |
| |
een naam voor een ander groot project: Aelium, een te bouwen dagattractie over alle wetenschappen, dat net zo rondwoelt in het hoofd van zijn bedenkster en kampioene Charlotte Lemmens, als Pharoz in het mijne. Het leidende thema van Aelium is sterrenkunde-annex-ruimteonderzoek: sterrenkunde is van alle exacte wetenschappen die, welke het meest tot de verbeelding spreekt, en bovendien kun je aan deze leidraad zowat alle andere wetenschappen systematisch vastknopen.
Maar Pharoz moet ook op zichzelf staan, zoals ieder kunstwerk, en zeker een werk in de openbare ruimte. Dus dansen de vragen om me heen: wat moet het zijn? Wat moet het doen? Hoe moet het eruit zien? Hoe lang gaat het mee? Wat zal het kosten, en wie betaalt dat? De eerste antwoorden zijn eenvoudig. Pharoz is een installatie die een dialoog in en met de sterrenhemel voert. Het is een Stonehenge voor de eenentwintigste eeuw. Wat het moet doen is dus mysterieus, want van het gebruik en de werking van Stonehenge weten we ook niks. Pharoz is beslist geen planetarium: het gaat niets uitleggen, het gaat nauwelijks iets tonen, het gaat voornamelijk zijn. De functie is tweeledig: het geeft met geluid de conversatie weer tussen al wat er aan de hemel is (sterren, planeten, melkwegstelsels, alles dus), en het stuurt met vijf helium-neonlasers signalen naar diezelfde kosmische objecten. Ook in die zin is het dus een dialoog: Pharoz ontvangt het licht uit de ruimte, en zendt ook licht weer terug.
De vorm moet even overdonderend zijn als Stonehenge, en een soortgelijk gevoel inspireren: dit is niets om mee te spotten, dit kan zó door een buitenaardse beschaving hier zijn neergezet. Onaantastbaar. Groot dus, maar ook zo gebouwd dat de vorm in niets doet denken aan een gewoon gebouw, zo extreem dat je de functie ervan nooit geraden zoudt hebben, en zo dat je stiekem niet echt gelooft dat het door mensen is gemaakt.
De vorm heb ik gebaseerd op de regelmatige vijfhoek, die - omdat de Gulden Snede erin vervat is - in zekere zin de meest onregelmatige regelmatige veel- | |
| |
hoek is. Om de vorm voldoende intimiderend te maken, moet het oppervlak van die vijfhoek groot zijn, en de constructie voldoende hoog. Daarom komen er, op de punten van de vijfhoek, hoge vijfhoekige torens te staan met in hun top een helium-neon laser die door een spiegel in alle richtingen gestuurd kan worden. De vorm van elke toren is zo gekozen dat het product van de hoogte en de afstand tot het centrum van de pilaar een constante is. Op die manier ontstaat een vorm die geen enkele verwijzing bevat naar een bepaalde lengte: alle lengtematen komen erin voor, de vorm is schaalvrij, en juist daardoor krijgt het menselijk oog er geen vat op.
De besturing van het geheel gebeurt door een aantal samenwerkende computers die, zoals al gebeurt in het ruimte-onderzoek, alle taken meervoudig uitvoeren en beslissingen nemen met een soort consensus-model, om alles zelfstandig en storingsvrij te maken (je kunt een computer halverwege Jupiter ook niet even langs Bill Gates sturen om het magische Control-Alt-Delete ritueel uit te voeren als-ie ‘vastloopt’). Maar van het hele besturingssysteem en de bijbehorende apparatuur mag niets, maar dan ook helemaal niets, zichtbaar of merkbaar zijn. Geen gepiep of gezoem: alleen maar stilte, behalve wanneer de objecten aan de hemel zelf aan het woord zijn. Zodra de Maan, een ster, planeet, of wat dan ook boven de horizon komt, kan die met een ander bovenhorizons object contact maken, een gesprek aangaan. Of dat ook gebeurt, hangt van de omstandigheden af. De sterrenhemel herhaalt zichzelf sowieso nooit, en net als een natuurlijk gesprek tussen mensen zal ook deze wisselwerking onregelmatig verlopen.
| |
| |
Tegelijkertijd wijzen de laserbundels de sprekende partijen aan, zenden hen signalen, of zoeken de hemel af. Maar in krasse tegenstelling tot een son et lumière kan de beschouwer er geen deel van uitmaken. Alles gebeurt buiten de mens om, zonder of misschien ondanks hem. De sfeer waarin de mens zich voelt als een niet ter zake doend bijverschijnsel - heel treffend, gezien onze verwaarloosbare rol in het Heelal - zal doen denken aan die welke Arthur C. Clarke beschreef in Rendezvous with Rama: de astronauten kunnen het buitenaardse voertuig gemakkelijk betreden, maar slagen er niet in ook maar iets aan te richten, hoewel zij alles kunnen aanraken.
De vervolgvragen zijn niet zo simpel te beantwoorden, maar ik stel me voor dat praktische zaken de bouwers van Stonehenge ook wel een paar decennia uit hun slaap hebben gehouden. Er moet dus heel veel onderzocht worden. Mooi zo. Doen dus. Ik ben van mening dat dat juist het grootste is wat kunst en wetenschap gemeen hebben: onderzoek.
Astronomisch gezien is Pharoz een makkie. Van alle objecten die het menselijk oog kan zien zijn de positie, helderheid en baan nauwkeurig bekend. De meeste zijn tot in detail in kaart gebracht, maar daarvan is bij Pharoz slechts indirect iets te merken, bijvoorbeeld doordat het karakter van het sprekende object door zijn vorm of andere eigenschappen wordt bepaald.
De computerbesturing wordt een leuke en pittige klus, maar is toch vrij goed te overzien. Uit ervaring met machines die niet mogen falen zoals ruimtesondes, vliegtuigen, pin-automaten en medische apparatuur, weten we vrij goed hoe uiterst robuuste systemen kunnen worden gebouwd en geprogrammeerd. Het meest interessante aspect is het taalgebruik: hoe genereer je een natuurlijke dialoog? Welke talen spreken de deelnemende objecten? Kun je emotie programmeren?
De vormgeving is in ontwikkeling, en ik neem aan dat ik tijdens de voorbereiding van de bouw nog veel zal moeten bijstellen. Architecten gaan nu al
| |
| |
vrij ver met virtuele realiteit in hun ontwerpproces, en ik verlang zeer naar de dag dat ik voor het eerst met mijn muis in de hand door de beta release van Pharoz kan lopen. De materiaalkeus wordt nog lastig: de installatie moet milieubestendig, milieuvriendelijk en gegarandeerd hufterproof zijn, want kunstwerken in de openbare ruimte zijn steevast het doelwit van lanterfantend schorem, en op de afgelegen plaats waar Pharoz zal moeten komen te staan hebben zij vrij spel. Voordeel van zo'n constructie is wel, dat die vanzelf duurzaam zal zijn en weinig onderhoud zal vergen.
De lastigste op te lossen problemen zijn waarschijnlijk die welke ontstaan door wet- en regelgeving, ruimtelijke ordening, en locatie. Mag ik wel lasers gebruiken, of gaat de verkeersleiding op Schiphol dan piepen? Een zeer donkere plaats betekent in Nederland automatisch een plek in of dichtbij een natuurgebied. Komen er te veel mensen op mijn kunstwerk af, dan krijg je geheid moeilijkheden - een luxeprobleem, maar toch.
Tot nu toe is Pharoz mee-ontwikkeld met Aelium, een project dat de sterke kanten van science museum en attractiepark zal samensmelten tot een innovatieve attractie van internationale allure in Nederland. Aelium kan niet klein zijn, dan werkt het niet, en hetzelfde geldt voor Pharoz. Veel van de genoemde obstakels zijn bij beide projecten gelijk, en kunnen dus gezamenlijk worden onderzocht. Stel je voor, Pharoz is gebouwd. Zodra het donker begint te worden, voelen sensoren en infraroodcamera's de aanwezigheid van mensen binnen de belijningen van het kunstwerk.
| |
| |
Zonder bezoekers is alles donker en stil. Maar in het bijzijn van mensen brengt het werk licht en geluid voort. Eerst nauwelijks zichtbaar en hoorbaar: uiterst dunne maar volmaakt rechte lijnen verbinden de donkere toppen van de pilaren met het Heelal. Stemmen, gekozen uit honderden bestaande of bedachte talen, klinken vanuit allerlei richtingen, spreken met elkaar, zwijgen. Soms bijna onder de gehoorgrens, zodat de beschouwer niet zeker is of dit nu echt gebeurt of niet. Het is hoe dan ook onmogelijk om de gesprekken systematisch te volgen: de menselijke beschouwer is aanwezig, maar beseft onwillekeurig dat hij een onbetekenend randverschijnsel is.
Pharoz beperkt zich niet tot de Aarde. De vijf pilaren zenden signalen de ruimte in, en zodoende is Pharoz het enige aardse observatorium dat niet alleen licht waarneemt, maar ook terugzendt. Dat is, in zekere zin, de meest verborgen laag van Pharoz: het kunstwerk sluit de lus van het licht, alsvolgt. Het centrum van de Zon is een kernreactor, waar protonen rondrazen. Elk proton - de kern van het waterstofatoom - suist met een paar honderd kilometer per seconde voort, maar komt nooit ver: binnen een tienduizendste millimeter knalt het tegen een ander proton aan. Meestal gebeurt er dan niets, maar bij een van de talloos veel miljarden botsingen raken de botsende protonen elkaar zo heftig dat ze aaneen blijven kleven door de onderlinge kracht van de quarks waaruit ze zijn gebouwd. Eén proton verandert spontaan in een neutron: zo ontstaat een deuterium-kern, met een massa die kleiner is dan de massa van de twee protonen. Het massaverschil komt tevoorschijn als energie in de vorm van licht. Een lichtdeeltje - een foton - geboren uit deze kernfusie gaat op weg door het gloeiendhete zonneplasma. Afketsend op electronen stuitert het voort, totdat het na zesentwintig miljoen jaar door toeval de rand van de ster bereikt. Nu kan het vrij voortvliegen met de snelheid van het licht. De meeste van zijn soortgenoten snellen het Heelal in, maar dit foton duikt in de oceaan van een kleine planeet, de derde vanaf de Zon. Van koers veranderend door watermoleculen en kleideeltjes raakt het tenslotte een plantaardige cel. Een van de groene kleurmoleculen in de cel vangt het foton op, vernietigt het, en gebruikt de energie voor de opbouw van de cel. Maar al na enkele maanden sterft de cel en zakt naar de bodem van de oceaan. Zo daalt langzaam een regen van organisch materiaal neer. Tientallen miljoenen jaren later, nadat de zeebodem kilometers diep in de aardkorst is bedolven, komt dit materiaal naar boven door een dunne pijp, die door een stel aardse apen met een bijzonder
talent voor mechanische zaken in de aard- | |
| |
lagen is geboord, ten behoeve van andere apen die de zo gewonnen olie verbranden. Daarbij komt zoveel energie vrij dat water ermee tot stoom wordt gemaakt; die stoom perst zich door een ingenieus stelsel van leidingen en schoepen, waardoor een magneet aan het draaien wordt gebracht in een omhulsel van koperdraden. Door die draden gaat aldus een electrische stroom lopen. Een klein deel van die stroom gaat door een laser in de top van een van de pilaren van een uiterst merkwaardig kunstwerk. In die laser worden fotonen gemaakt uit electrische energie. Het foton dat ontstond in de Zon is herboren, en vervolgt zijn reis door het Heelal.
Andere megalitische monumenten ontvangen alleen wat het Heelal hen zendt, maar Pharoz geeft antwoord. Elk foton op Aarde komt langs een onwaarschijnlijke omweg uit een ster, de meeste uit de Zon. Zo'n foton is het licht van Pharoz, het licht dat terugkeert naar de sterren.
|
|