10 a 12 regels in korten....
Betekenis heeft alle betekenis overgenomen, heeft niets voor de woorden achtergelaten.
Jan Baeke
Wie een tekst van Christophe Tarkos onder ogen krijgt ziet onmiddellijk dat deze het resultaat is van een zeer methodische manier van schrijven. Tarkos is geen schrijver die binnen zijn gedichten alle kanten op kan gaan. De eerste zin geeft de lezer al snel de sleutelwoorden die in een reeks permutaties en variaties voor een belangrijk deel ook de andere zinnen zullen domineren. Deze aanpak zou je een procédé kunnen noemen, maar dat drukt - anders dan het begrip methode - minder sterk uit met welke nauwgezetheid en met welke logica Tarkos de taal in zijn gedichten wil laten werken. Want dat is wat Tarkos vooral probeert te doen: de taal in een gedicht laten werken.
Dit is natuurlijk geen ongebruikelijke dichterlijke bedoeling. Wie zijn zinnen betekenisvol wil laten zijn, naar inhoud, vorm of muzikaliteit, zal staande kunnen houden dat het erom gaat de taal te laten werken. Maar bij Tarkos is dat haast letterlijk, op een fysiek, mechanische manier. Bij hem worden de woorden niet één of een paar verschijningen in een zin gegund, maar zin na zin tot een volgende aanwezigheid gedwongen. Tarkos wil niets minder dan de taal revitaliseren en zo opnieuw tot een middel maken om waarheid uit te drukken.
In zijn teksten richt hij zich vooral op het beschrijven van een zijnstoestand. Zijn gedichten lijken te worstelen met het exact beschrijven van die toestand. Met iedere zin wordt de beschrijving hernomen, op weg naar nog meer precisie en uiteindelijk naar de essentie van de begrippen waar de zinnen zich over uitspreken. In die dwingende bijna monomane formuleringen schuilt ook een steeds sterker wordend gevoel er niet uit te kunnen komen. Het gevoel de essentie te missen is Kan het werk van Tarkos als poëzie worden gezien? Het zal afhankelijk zijn van de context waarin iemands poëtisch begrippenkader opereert om de vraag met ja of nee te kunnen beantwoorden. Hij staat in ieder geval in een traditie waarvan de schrijvers en vele beschouwers deze vorm van schrijven als poëtisch aanduiden. Tenminste in Frankrijk, waar dichters als Gherasim Luca, Bernard Heidsieck en Olivier Cadiot hem voorgingen. Maar zijn meticuleuze aandacht voor de beschrijving van dingen en de nadere duiding van alledaagse begrippen is ook verwant aan het werk van Guillevic, Francis Ponge en Yves Bonnefoy.
De gedichten van Tarkos zijn even streng en dwingend in hun vorm als een sonnet, een ballade of een rondeel. Ritme is een strak gehanteerd principe. Gedichten die vooral vorm willen zijn en de betekenis van de zinnen zoveel mogelijk zoek willen maken, zijn verwant aan de radicaliteit van Tarkos' werk. Zij het dat Tarkos de betekenis helemaal niet zoek wil maken, maar juist op radicale manier opnieuw zichtbaar, sterker nog, objectief wil maken.
Tarkos eerste bundels verschenen midden jaren negentig. In 1997 richtte hij met Katalin Molnár het tijdschrift Poézi prolétèr op, in 1999 met Charles Pennequin en Nathalie Quintane het tijdschift Facial. Hij was ook verbonden aan het tijdschrift Quaderno van Philippe Beck. Hij schreef in totaal vijftien bundels.
Christophe Tarkos werd in 1964 in Marseille geboren. Hij overleed 30 november 2004 ten gevolge van een hersentumor.