geweten. Ze leefde op het eiland met haar vader, een geest, Ariel, en een monsterlijke man, Caliban. Als zij Ferdinand ziet denkt zij dat hij de mooiste man ter wereld is en in haar wereld is dat ook zo. Maar daarvoor? Wat dacht ze daarvoor? Ze had in de tijd dat haar seksualiteit ontwaakte de keuze uit haar vader en Caliban. Haar vader had dus alle redenen om Caliban een verachtelijk monster te noemen.
Wat mij niet lekker zit is de uitdrukkelijkheid waarmee Prospero zijn dochter beveelt kuis te blijven voor het huwelijk. Op zich is dat niets voor jou. Je bent zelf niet zo kuis en in je stukken gaat het er vaak heet aan toe. Om een enkel detail uit die vele boeken over je werk te noemen: je gebruikt meer dan 1300 seksuele verwijzingen. Wist je dat? Welgeteld zesenzestig termen voor vagina, waaronder ruff, scut, crack, lock, salmon's tail en clack dish; in mijn taal: kraag, pluim, scheur, slot, zalmstaart en klapperkan. Chapeau! maar om nu met zo'n taalgebruik kuisheid voor het huwelijk te eisen. Het is het enige dat Prospero nog kan eisen. Hij keurt het huwelijk tussen Ferdinand en zijn dochter Miranda goed, maar eist voor de resterende tijd op het eiland kuisheid. Tot wanneer? Tot ‘de heilige riten zijn voltrokken met alle ceremoniën vandien’, met andere woorden tot in Milaan. Hier op dit eiland is zij nog van hem, zoals ze altijd van hem geweest is. Van hem, de enige man, behalve een monster. Het is een vader-dochter relatie die tegen het incestueuze aanschurkt.
Eigenlijk duikt die bijna incestueuze vader-dochter relatie vanaf King Lear steeds op. In Wintersprookje. In Pericles zelfs openlijk. Dat kan geen toeval zijn, zegt Stephen Greenblatt, een van je biografen. En nu het konijn uit de hoed: je testament is bewaard. Daaruit blijkt dat je vrouw en je dochter Judith wel bedeeld worden met zo het een en ander (je vrouw het een na beste bed; Judith een vrij aardig geldbedrag) maar het meeste van waarde, geld, het landgoed New Place, het Blackfriars-poorthuis in Londen, ‘al mijn schuren, stallen, boomgaarden, tuinen, landerijen, pachtgronden’ schrijf je, gaan naar Susanna. Dat was je lievelingsdochter nietwaar? Jouw Cordelia, jouw Miranda.
Ik meen iets te herkennen.
Het is nu bijna 400 jaar na je dood. Het verhaal in proza, de roman, is nu een uitzonderlijk populair genre. Ik durf mij op geen enkele wijze