Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2007 (nrs. 117-122)
(2007)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Brief aan de schrijver van ‘Alfred Jarry. Biografie 1906-1962’, als eventuele aanvulling daarvan
| |
[pagina 176]
| |
Deux Baisers (een van voren en een van achteren), het voorbeeld voor Messalina is geweest voor Alfred in zijn rol als Machard en dat ze net als de keizerin - wanneer ze zich gaf aan de dierenvechters in de Arabische etablissementen waar ze kwam - het gebrul van een gewillig pantervrouwtje uitstootte. Zo was Jarry op precies dezelfde manier als zijn Ubu schilder en model tegelijk. Onder de naam van Raymonde (destijds was er een liedje in zwang, dat ongeveer zo ging: ‘Raymonde / Montre ta cul à tout le monde’Ga naar voetnoot*) schreef Jarry een indrukwekkend aantal wat u ‘keukenmeidenromans’ noemt, vol stuitende smakeloosheden. Ze kwamen tot stand in een fabriek voor het in serie schrijven van vrouwenliteratuur, zoals u zo raak hebt beschreven. Uit dezelfde onderneming (R.M. & Cie) zijn onder andere afkomstig: Le Cri de nos chairs, Au feu, mon corps!, Parti sans sa braise, Cherchons Mimi à quatorze heures, Rien que ma cuisse, Un mois chez les cochons,Ga naar eind2 La Caserne des pompiers, enzovoorts. Dat deze in 1930 opgerichte fabriek nog steeds floreert, bewijst een blik op de literatuurpagina's van de desbetreffende bladen (Le Monde, Télérama - dat nodig omgedoopt moet worden in Téléramadame - enzovoorts), want daar gaat het vrijwel uitsluitend over literatuur van en voor dames. Jarry had altijd al afgunstig gekeken naar Mallarmé en diens Dernière Mode, ‘tijdschrift voor samenleving en gezin’ (1874), waarin Marguerite de Ponty, Miss Satin, de chef van Brébant, Zizi bonne mulatresse du Surate, Olympe négresse,Ga naar voetnoot** Elzasser lezeressen en Bretonse burchtvrouwen schreven, en allemaal met Mallarmés pen, evenals tuinders, huisschilders, meesterkoks, snuisterijenverzamelaars en sportsmen. Met elegantie en kennis van zaken bespreekt Mallarmé elk onderwerp: menu's, recepten, theaterprogramma's. Hij beveelt middeltjes aan tegen verkoudheid, winterhanden en haaruitval en legt het verschil uit tussen kameelhaar en Indisch geitenhaar. Dat weet u allemaal al en u zult geconstateerd hebben dat ik me baseer op de geschriften van dr. Henri Mondor. Maar wat zijn de ‘Almanachs du Père Ubu’ anders dan een vrouwonvriendelijke Dernière Mode? Ubu zou niet eens geprobeerd hebben om Mallarmés beschrijving van een gewaad te imiteren: ‘Avondjapon (van kasjmier, ik zag hem in het rose, maar hij is er ook in het blauw): dwars over het voorpand van de overrok plooien zich talrijke draperingen die elk met twee draden zijn opgenomen en van opzij strak aansluiten. De boorden zijn met satijn afgebiesd en vallen over de draperingen. De sleep is versierd met zeven geplisseerde volants. Een capeje bestaande uit | |
[pagina 177]
| |
acht sjaals die elk zijn voorzien van een met zijde geborduurd gazen inzetstuk, wordt hoog boven de sleep om het middel geknoopt...’ Omslag van Messalinette, de muzikale scherts van Jarry en Claude Terrasse. Collectie Noël Arnaud
Zoals u overtuigend uiteenzette, had Jarry definitief genoeg van Ubu, de stront en het adelphisme.Ga naar voetnoot* Hij keert terug naar zijn door Ubu verijdelde plan een regelmatig verschijnend blad uit te geven niet alleen over luxeartikelen en mode, maar vooral over de schoonheid. Onder de naam Raymonde is hij voorbestemd een nieuwe Marguerite de Ponty te worden, een nieuwe Mallarmé van de mode. En zo richt hij met geld van Tallandier Le Journal de la femme op, neemt het een en ander over uit de almanak van Baas Ubu en andere dingen van Mallarmé: mode, schoonheid, astrologie, kinderen (een aan het eind van de negentiende eeuw verwaarloosd onderwerp, waarover je daarna constant aan je kop gezanikt wordt), koken, grafologie, de handleeskunde en kunst. Met La Fronde in het achterhoofd, het grote tijdschrift voor en door vrouwen uit de jaren 1890-1900, belicht Alfred-Raymonde met enquêtes over de behandeling van vrouwen in Bougival of Mozambique ook de ‘positie van de vrouw’ en de politiek, natuurlijk allemaal heel gematigd. Uw werk is niet alleen bewonderenswaardig, maar ook uiterst nuttig. Toch - en dit is maar een welgemeende wenk - had misschien duidelijker moeten worden uitgewerkt dat Jarry, in 1900 teruggekeerd in de Tripode, in datzelfde jaar, ter herinnering aan het Phalanstère in Corbeil, zijn Premiers Vers onder de naam Alfred Machard publiceerde omdat Rachilde, aan wie hij ze zoals gewoonlijk ter beoordeling voorlegde en die als de ‘Grande Dame du Mercure’ in Les Bas Vignons verbleef, hem er moederlijk op wees dat hij zijn eerste verzen onder de naam Jarry ook in eigen beheer had uitgegeven en daarom onder dezelfde voortekenen aan zijn Machardtijdperk moest beginnen. Bij de Messalinette, de operetteversie van Messaline, met de fantastische Mar- | |
[pagina 178]
| |
guerite Deval, verschuilen Jarry en Terrasse zich achter de pseudoniemen P.L. Flers en Berger, natuurlijk een navolging van Robert de Flers en Cavaillet; zoals u zich vast wel herinnert, was L'Heure du BergerGa naar voetnoot* de titel van een opera buffa van Claude Terrasse. De invloed van de jonge Raymonde-die-zich-overalvertoont is hier al merkbaar, want de Polka des p'tits oiseauxGa naar voetnoot** (zie bladzijde vier van de omslag van de uitgave in kleinformaat) wordt door een vrouwenorkest gespeeld, een prelude op het Journal de la Femme, wat ondenkbaar was in de tijd van de hegemonie van La Fronde, waaraan zulke beroemde straffende dames meewerkten als de atletische hertogin van Morny, de meesteres van Colette die graag van Willy slaag kreeg en van de hertogin met de zweep. Reclamebiljet op de vierde bladzij van het omslag van Messalinette. (idem)
Bladmuziek van de Messalinette-wals
Uw biografie verdient uitvoeriger commentaar. Ik zal me spoedig van die taak kwijten. Het beste en mijn dank, en daarbij de verzekering van mijn trouwe vriendschap,
Noël Arnaud. |
|