in een veelheid aan mogelijke verbindingen. Bijna een embleem daarvoor is het perkament van Uccello: lijnen die vanuit een middelpunt alle kanten uitgaan en bij de buitenste rand - van zo'n vignet: een geschreven leven - weer een weg naar het midden zoeken. Ondanks de stellige overtuiging dat alleen door eindeloos te differentiëren van elk wezen het eigen karakter - de bijzonderheid, het kan een detail zijn - te onderscheiden is, blijft de verleiding groot, zoals Uccello's leven laat zien, om alle varianten en verschillen in één enkele, ideale figuur om te smelten, op te laten gaan in één oervorm. Net als Frenhofer werkte Uccello als een alchemist - Schwob komt op dezelfde vergelijking als Balzac, en was zich de aantrekkingskracht van het Grote Werk ook bewust. Balzac wilde geen romans schrijven, omdat hij meer wilde: alles. Schwob omzeilde het probleem door in het klein te opereren. Een verbeeld leven is geen roman, geen kleine roman of zelfs romannetje, maar materiaal waaruit een lezer - zoals Schwob de ingrediënten voor zijn mozaïekjes uit de bibliotheek aan heldenverhalen, mythes, legendes en sagen las - voor een vervolgverhaal kan putten. Differentiëren, was Schwobs adagium, eindeloos differentiëren om in elk levensverhaal de unieke kern op te sporen, en uit zijn verschillende ondernemingen blijkt dat hij zich bewust was dat verschillen alleen in een reeks tot hun recht komen: pas in de serie werken de afzonderlijke levens als kralen in een snoer.
Vanaf juli 1894 tot april 1896 publiceerde Schwob eenentwintig levens, die door Le journal aldus werden aangekondigd: ‘Wij beginnen vandaag de serie levens van dichters, goden, moordenaars en piranten, alsook van prinsessen en vrouwen van lichte zeden, onder de aandacht gebracht en in een aanstekelijke en nieuwe volgorde gepresenteerd door Marcel Schwob.’
Het eerste exempel was ‘Major Stede, piraat uit onbegrip’, en achteraf gezien was het typerend voor misschien wel de hele reeks: hoe de hobby van een exmilitair uit de hand liep toen hij zijn zeeroverslectuur in de praktijk wilde brengen. Het doet onwillekeurig denken aan verhitte lezers als Don Quichot, Madame Bovary, Bouvard en Pécuchet. De romanschrijver Petronius ging nog verder toen hij besloot zijn eigen verzinsels na te spelen, of moet je zeggen: na te leven: de legenda bedoeld voor imitatio. Als je erop let, zijn bijna alle hoofdpersonen van Schwob papieren helden, die of het hun op het lijf geschreven lot in vervulling brengen, een droom najagen, of door de schrijver zijn samengesteld uit stukjes geschreven overlevering. Wanneer de dichter Lucretius een kopie van Epicurus gelezen heeft wordt voortaan alles, ook zijn verleden, in zijn beleving anders; met andere ogen doet hij zijn leven nog eens