Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2001 (nrs. 93-96)
(2000-2001)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Samoeïl Loerjee
| |
[pagina 168]
| |
filosofische klaploper genaamd Socrates. Waar of niet, ook onze parasiet heeft zich kranig geweerd. Zijn hele verdere leven is een bewijs geweest dat hij een man met moed was en bovendien heel intelligent. Toch zal het intellectuele lef dat straalt uit deze argeloze en wellevende antwoorden, uitgesproken temidden van een vijandig gestemde meute en in het aangezicht van een ernstig gevaar, mij altijd blijven verbazen. Alsof hij niet is gehersenspoeld vanaf zijn geboorte, dat wil zeggen bijna 24 jaar (en zijn ouders voordien even lang) met de meest progressieve ideologie ter wereld, gedraagt hij zich in het land der dwergen en eeuwige kleuters als een volwassene van normaal menselijk postuur. De rechtbank trekt zich terug voor beraad. Vervolgens keert het hof terug en leest de rechter de uitspraak voor: ‘Er dient een forensisch psychiatrisch onderzoek te worden gedaan, waarbij moet worden vastgesteld of Brodski aan een psychische ziekte lijdt en de vraag moet worden beantwoord of deze ziekte een belemmering vormt voor Brodski's transport naar een afgelegen oord ter vervulling van dwangarbeid.’ | |
Enige praktijkJa, die kleine verordening door het Presidium van de Opperste Sovjet was niet mis - u weet wel, die van mei, 1961 als ik het goed heb. De opheffing van het laatste restje onafhankelijkheid in je werk, de illusie van althans een kans op ontsnapping, veranderde iedere intellectueel in een staatsslaaf voor het leven. Beoefenaren van de zogeheten vrije beroepen dienden voortaan ingeschreven te staan bij een officiële instel- | |
[pagina 169]
| |
ling. ‘Dichterschap is niemands plicht; beambte zijn, dat is je taak.’ Of een ambtenaar, óf een crimineel, een derde mogelijkheid is niet gegeven. Kun je leuk tekenen, schrijf je versjes? Prima, maar ga dan eerst maar 's een tijdje achter de koeien lopen en als je vervolgens de bevoegde instanties weet te bewijzen dat je artistieke liefhebberij, en vooral jijzelf, nut kunnen hebben voor de staatspropaganda, vooruit, word dan maar lid van de desbetreffende kunstenaarsbond en vertrouw erop dat de Partij voortaan zal zorgen dat je wordt behandeld conform je betoonde loyaliteit. Geen zin? Kras dan maar op naar het hoge Noorden en naar een verplichte ongeschooldenbaan. Kortom, verdwijn uit het gezicht. Het vonnis, uitgevaardigd (op 13 maart 1964) tegen Iosif Brodski - vijf jaar dwangarbeid in een afgelegen gebied - frustreerde met één klap honderden zo niet duizenden levens en talenten. Maar waarom men speciaal hem uitverkoos voor een publieke executie met afschrikwekkend effect is tot op heden niet volledig duidelijk. Zeker, hij schreef poëzie. Zeker, grotendeels goede, soms heel goede poëzie. Zeker, hij had enige bekendheid, een soort clandestiene roem. Bovendien deden er in vrijwel onleesbare getypte kopieën - op de een of andere manier kreeg je steevast een uiterst fletse doorslag in handen - enkele gewaagde strofen de ronde, zoals: Ga voorwaarts, voorwaarts, vaderland
waar boeven ons voorgaan, hand in hand,
waar idealen ons hart regeren
en een koor van kwaaie aftandse heren.
..............................................
Ga voorwaarts, hoor de radio kwijlen:
voorwaarts, wij hebben het mooi, wij zijn met velen,
wij gaan de mensheid mores leren,
geleid door kaalkoppen en criminelen...
U zult zeggen: materiaal te over, zelfs vandaag de dag nog schreeuwen zulke regels om het initiatief van een gedreven verklikker. Voeg hierbij de nooit aflatende werkdrift van de veiligheidsdienst, de onwil aldaar om te niksen... Alles goed en wel, maar we zaten toch in de ‘dooi’? De lucht gonsde van de poëzie, voortdurend klonk er wel ergens een oproerig toontje... Bij ons in het provinciale Leningrad ging het uiteraard iets strenger toe, maar iemand met Moskouse connecties redde het wel. Brodski kreeg de steun van Kornej Tsjoekovski en Samoeïel Marsjak. Achmatova zette zich voor hem in, Sjostakowitsj, Paoestovski. Sommigen van hen had- | |
[pagina 170]
| |
den toegang tot prominente leiders en het schijnt dat helemaal aan de top - nu ja, niet helemáál, maar in elk geval behoorlijk hoog - een van hen de belofte kreeg dat het begaafde kereltje vrij zou komen en hoogstwaarschijnlijk waren er ook pogingen in die richting, al was het maar om een eind te maken aan het ongewenste rumoer rond de affaire... Maar de razernij van Tolstikov, de eerste secretaris van het Leningradse Partijcomité, en Prokofjev, de leider van de plaatselijke schrijverscel, viel niet te stillen: geen enkele consideratie met die brutale aap! Er zijn twee verklaringen mogelijk. De ene heeft haast iets mystieks. Ze houdt in dat er bij echte, van top tot teen authentieke Sovjetambtenaren, vooral op het hoogste niveau, een heel speciale, feilloos functionerende negatieve smaak is ontwikkeld, laten we zeggen als bijverschijnsel van hun instinct tot zelfbehoud. Afgaande op maar een paar versregels zijn ze in staat het ware talent te schatten van een waar (oftewel niet-corrupt) mens en ze storten zich dan onverwijld op hem als was het hun persoonlijke vijand. De zogenaamde professionele criticus is een nul vergeleken bij een dergelijke geboren censor: hij mist ten enenmale diens intuïtie. De geschiedenis van de Sovjetliteratuur bevat inderdaad talloze feiten die deze hypothese bevestigen. De tweede verklaring is niet meer dan een persoonlijk vermoeden, maar wel veel simpeler. Op het bureau van de Veiligheidsdienst raakten Brodski's papieren vermengd met die van iemand anders, naar ik aanneem per abuis, uit slordigheid, uit dilettantisme of met de opzet om, zoals bij de politieke recherche wel vaker gebeurt, de gearresteerde de onopgeloste zaken van een derde in de schoenen te schuiven. Het is evenmin uitgesloten dat de informant om te overtuigen is gaan knoeien. Kortom, de zaak riekt naar laster, onderbouwd met fraude (dit laatste is meer dan een vermoeden: bij de rechtszaak figureerden gedichten van een onbekende, die in een krantenartikel, indirect afkomstig van de kgb, eveneens aan Brodski werden toegeschreven). Welnu, ik veronderstel dat tussen deze teksten van een onbekende derde kwetsende of nog erger obscene gedichten scholen, die rechtstreeks waren gemunt tegen deze of gene zojuist genoemde functionaris, c.q. in die zin door de informant werden uitgelegd. De waarheid is niet meer te achterhalen en wat doet het er ook nog toe. | |
Enige samizdatDe vroege verzen van Brodski hebben een treffend kenmerk dat tamelijk zelden voorkomt bij jonge auteurs: hij is niet gepreoccupeerd met zichzelf, bijna letterlijk. Hij speelt geen enkele rol, is niet geïnteresseerd in zelfportrettering, beschrijft geen gevoelens... | |
[pagina 171]
| |
Beter gezegd, hij beschrijft maar één gevoel, al zou ik niet weten hoe dit te benoemen. Laat ik een poging wagen: een gevoel van oneindigheid, doordat de omringende wereld zich voordoet als een onafzienbaar grammaticaal onderwerp dat heftige emoties oproept en dat een mens vanwege deze onverklaarbare emoties prikkelt tot een even heftig gezegde. Een soort complexe, overdreven nauwe relatie tussen iemands gezichtsvermogen, zijn geest en zijn stem... Het leven springt hem letterlijk in de ogen, drukt met zijn volle gewicht op zijn netvlies ter verkrijging van het verlangde antwoord: een schreeuw. Of laat ons het anders stellen. Er bestond al een half clandestiene liefde voor jazz en Dizzy Gillespie's trompet zong 's zomers zijn lied uit Russische ramen. Jong zijn bestond uit gebeurtenissen schijnbaar zonder verband met elkaar en zonder belang, maar het gevoel van oneindigheid gaf ze een onbegrijpelijke samenhang en in hun afwisseling leken ze een reeks te vormen, een ritme te scheppen, steeds duidelijker, steeds feller - alsof de drummer en de bas steeds ongeduldiger een melodie verlangden, dat wil zeggen een stem die de zin van het ritme moest belichamen. En het zou een improvisatie moeten zijn. Alle toevallige dingen waren geschikt materiaal want de zin van alles lag besloten in alles. Het kwam er maar op aan over voldoende adem te beschikken voor een onvoorstelbaar lange versregel of beter, een heel gedicht bestaande uit maar één onvoorstelbaar lange regel: Het is de avond van het leven, het is avond, hij dwaalt langs de huizen,
verft de bomen groen, steekt een lamp op, bestrijkt auto's met lak,
in smalle bochtige straten beginnen kerken haastig hun klokken te luiden,
kom naar huis, stap het balkon op, sla om je schouders een jas.
Over het trottoir snellen de minnaars van augustus met bloemen in hun handen,
lichtreclames vloeien voortdurend blauwig van de daken neer,
je kijkt omlaag: ruil nooit je plaats in voor de plaats van een ander,
nooit en met niemand, zo vermaan je jezelf deze keer...
Nog een fragment uit het ‘Juli-intermezzo’: Ja glimlach, lach naar me, wuif met je hand.
Terwijl de stem van ieder mens op aarde zwijgt
is het of dichtbij de grauwe rivier, aan de overkant,
| |
[pagina 172]
| |
de echo van je voetstap tot de grens van de wereld reikt.
Blijf stilstaan op de warm doorstraalde brug
en strooi je bloemen achteloos in de diepte weg,
terwijl de Newa flonkerend uit het duister daagt
en door de nacht je bloemen mee naar Holland draagt.
Het is al weer bijna veertig jaar geleden sinds ik het gedicht met deze slotstrofe van iemand heb overgeschreven. Ik bewaar het blaadje papier nog steeds, ook al heb ik voor mezelf geen verklaring waarom ik die strofe zo prachtig vind, waarom hij me doet denken aan geluk, immaterieel als een ‘witte nacht’, en waar ‘Holland’ hier op slaat... Waarschijnlijk is het mooie juist dát het nergens op slaat. Misschien bestaat schoonheid, net als geluk, slechts in de vrijheid van noodzakelijke toevalligheden, ik noem maar iets. Ach ja, er is ter wereld geen onzinniger bezigheid dan het vervaardigen van teksten over teksten, in het bijzonder van proza over poëzie. Maar ter zake. Wat Brodski in zijn jonge jaren en ook zijn hele verdere leven heeft vervaardigd zijn voornamelijk beelden van vrijheid, als het ware van buitenaf gezien - van omhoog, vanaf de overzijde van de tijd. De vreugde om het vervreemd zijn wordt bewust gemaakt als lotsbestemming en als plicht: Geen ingezetene hier,
geen overledene ook, een bemiddelaar misschien,
zo sta je moederziel alleen
en schreeuw je op het laatst om je heen:
geen mens heb ik herkend,
ik ben de tel kwijt, verdwaald, heb staan dromen.
Het is winter goddank. Kortom, ik ben nergens thuis gekomen.
God zij dank dat ik een vreemdeling ben.
Ik heb niemand hier iets te verwijten.
Niets lijkt me bekend,
ik draaf mensen voorbij zonder naar ze te kijken.
O het lichte gevoel
nergens afscheid te hebben genomen.
Goddank heb ik geen vaderland meer waar ik altijd kan wonen.
Mijzelf wens ik geluk!
Hoe lang ik ook leef, naar geen plek meer te talen.
Hoe lang ik ook leef,
hoeveel ik ook geef om een glas limonade.
| |
[pagina 173]
| |
Hoe vaak ik ook weerkom -
nee, weer kom ik nooit - alsof ik mijn sleutel voor het laatst omdraai,
hoeveel ik ook geef om de treurnis van een fabriekspijp en een keffende straathond.
Zoals we zien had de rechter, ene Saveljova, gesteld dat zij op het idee was gekomen Brodski's poëzie te lezen, er argumenten kunnen aantreffen om het door haar ondertekende vonnis te beschouwen als bevorderlijk voor het Partijbelang en derhalve gefundeerd uit het oogpunt van de socialistische rechtsstaat. Maar ook Brodski zelf maakte niet willekeurig melding van een soort hogere Crediteur. Hij had als het ware een gezichtspunt toevertrouwd gekregen dat onafhankelijk was van zijn biografische omstandigheden. Wat hij had ontvangen en wat bijna zijn longen deed scheuren, was een stem om een samenhang te scheppen van alles met alles. Daarbij had hij de gave gekregen van wanhoop als inspiratiebron. Zo was zijn bestemming of zo meende hij haar te begrijpen. | |
Over dankbaarheidHier dient meteen te worden opgemerkt dat de staat en daarnaast, naar verluidt, ook een van zijn geliefden en een vriend van hem de dichter een handje hebben geholpen. Gezamenlijk schiepen ze een situatie waardoor er voortaan geen enkele illusie restte, geen enkele verleiding om hem af te brengen van zijn taak. Ten onrechte heeft Solzjenitsyn er in zijn recente artikel spijt over uitgesproken dat Brodski's dwangarbeid niet langer heeft geduurd en hem niet ten goede heeft kunnen veranderen. Zijn straf heeft in elk geval lang genoeg geduurd om zijn hart te ondermijnen. Hij had onder meer de taak bepaalde stukken grond met zijn blote handen vrij te maken van prehistorische keien. Speel zogezegd maar een tijdje voor Sisyphus, je eerste infarct laat nog wel even op zich wachten... Brodski ontwikkelde een nieuwe, magisch scherpe kijk op de dingen en werd een meester van de stilte. Vroeger was zijn hoofdthema de naar alle kanten uitdijende ruimte geweest. Na zijn straftijd werd dit het stilvallen van de tijd, hoe deze zich indikt tot voorwerpen en een eind maakt aan het menselijk zijn. Afzonderlijke verzen tonen raakpunten met elkaar en vormen samen romans met allerlei personen, dialogen, kenmerkende details uit het dagelijks leven... Brodski's poëzie tussen zijn dwangarbeid en zijn emigratie vormt de geschiedenis van de Stagnatie- (oftewel desintegratie-) periode, zij verbeeldt en voorzegt het einde van ons Imperium, de hoofd- | |
[pagina 174]
| |
figuren ervan gaan stuk voor stuk ten onder aan ademnood... Maar hoe vreemd het ook klinken mag, misschien komt het doordat de auteur met zo'n uitzonderlijke virtuositeit de absolute wisselwerking weet te bereiken tussen spreektaal en de subtielste verstechnische conventies, of misschien komt het doordat humor met een tragische ondertoon zo'n probaat middel is tegen elk zelfbedrog - kortom, ik weet niet goed waardoor, maar je krijgt de indruk dat niet zozeer de inhoud als wel de substantie zelf van deze poëzie bestaat uit vrijheid. Hier zou een vloed van citaten op zijn plaats zijn. Brodski is nog maar zo kort en zo overhaast gelezen dat zijn poëzie nog nauwelijks in het geheugen ligt. Ik beklaag degenen die geen regel van hem gelezen hebben maar zal niet meer aanhalen dan een fragment uit ‘Gesprek met een hemeling’, enkel en alleen om te laten zien hoe trouw deze dichter is aan zijn idée fixe: dat poëzie een blik betekent van ergens omhoog naar beneden en een schreeuw van beneden naar ergens omhoog. Als had iemand hem persoonlijk aangesteld tot drager van de zin van ons leven. Maar tja, wij weten toch allemaal evengoed als madame Saveljova dat Poesjkin in bijvoorbeeld ‘De profeet’ maar een grapje maakt en dat ieder stuk poëzie (net als ieder stuk proza) het product is van één op zichzelf staande geest. Een Muze die gedichten ingeeft, zoiets komt toch niet voor? En de christelijke God heeft wel andere besognes aan zijn hoofd. Toch zien we Brodski alsmaar bezig met iemand te bedanken voor iets vaags, de een of andere roeping, terwijl zijn gedichten door hooguit tien man worden gelezen en er immers nergens hoop bestaat! Ik breng u dank
of beter: het laatste sprankje van mijn brein
brengt dank, dat gij me immuun hebt laten zijn
voor paradijstuinen, voor taal met een holle klank;
dat gij u naar de maat
van mijn talentjes, mijn complexen, mijn ambities
niet hebt geschikt - en mij van heel hun armoe
de slaaf gemaakt...
| |
Over deel drieDe biografie van Brodski was driedelig (net als die van Alexander Blok; er bestaan ook klassieken met een tweedelig leven, Tjoettsjev bijvoorbeeld, maar dit terzijde). En het is met name ‘Brodski iii’ geweest, het Amerikaanse deel van zijn carrière, dat hem roem heeft gebracht. Inderdaad, gesteld dat alleen zijn in het buitenland geschreven verzen zouden zijn overgebleven (het zijn er heel wat; plus nog veel proza; | |
[pagina 175]
| |
plus zijn vertalingen... je zou bijna denken dat iemand onze klaploper in zijn afgelegen verblijfplaats op zijn nek zat), dan nog had men Brodski vroeg of laat, en ook zonder tussenkomst van de Zweedse Academie, moeten erkennen als een grote Russische dichter. Hij heeft zijn eigen systeem van versbouw geschapen (waar je geen metronoom hoort tikken), bovendien een eigen metafysica (waar het niet-zijn vooropstaat en het bewustzijn bepaalt) en een op niemand anders gelijkende stijl waar, als met een fijne naald op een grammofoonplaat, een onvergelijkelijke stem staat ingekerfd. Er verscheen een continue verhaallijn in zijn werk, of beter gezegd een combinatie van twee elkaar kruisende verhaallijnen. Op het horizontale niveau, dat wil zeggen als parallelle beweging, een scheiding voorgoed, het visioen van de andere oever, een denken dat naar de horizon daalt in het Oosten. Tegelijk klimt dit denken via de meridiaan opwaarts, in de richting van de koudepool. Wat zich hier voor onze ogen afspeelt is het hopeloos gevaarlijke experiment van een bestaan zonder illusies, inclusief de allerbelangrijkste: dat de schepping zou draaien om het een of andere kostbare voornaamwoord. Een landschap, interieur, stilleven, wordt gelezen als een van a tot z begrijpelijke tekst, aangenomen dat men hem bekijkt van de keerzijde, vanuit een andere dimensie, van ergens waar wij niet aanwezig zijn - en waar het geen haar beter is dan hier... Ook ik woonde ooit in een stad waar marmer boven het loof
torende, waar met zijn sikje vooruit de lokale filosoof
al tierend en orakelend door de straten rende
en het leven werd ingekort door een kade zonder einde.
Nu daalt daar de zon, wat kariatiden verblindt.
Maar zij die mij meer dan zichzelf hebben bemind
zijn niet meer in leven. Het voorwerp van achtervolging
kwijt, snuffelen terriërs aan de restjes, en daarin
schuilt hun gelijkenis met het geheugen, met het lot
der dingen. Zonsondergang. Verre stemmen. ‘Opgerot!
Tuig!’ in vreemde maar o zo begrijpelijke klanken.
De mooiste lagune ter wereld met zijn in goud geklonken
duiventil schittert en wekt tranen op in een pupil.
Wanneer niemand nog langer van hem houden kan of wil
verbergt de mens, te kieskeurig en te kritisch
om tegen de stroom in te zwemmen, zich perspectivisch.Ga naar eind*
| |
[pagina 176]
| |
De stad die hier door Italië heenschemert hebt u vast wel herkend. Zelf ben ik lang van de wijs gebracht door de zonsondergang in een andere tijdszone. Ineens snapte ik het. Natuurlijk, zomeravond, de zon blijft dralen boven de Finse Golf... Het is overigens niet uitgesloten dat je pas echt van dit gedicht kunt gaan houden wanneer je in je leven al is het maar via de verbeelding het moment hebt bereikt dat wordt aangegeven door de slotstrofe. | |
In plaats van een toastVijf jaar geleden was Iosif Brodski nog in leven. Exact vijf jaar geleden schreef ik ter gelegenheid van zijn verjaardag enkele woorden die ik beter letterlijk kan herhalen dan dat ik alleen hun strekking weergeef: ‘Zolang hij het soort gedichten schrijft dat hij schrijft geniet onze generatie een magische bescherming tegen oud worden en hoeft Robert Fischer van niemand te verliezen. Alles begrijpen maar nergens bang voor zijn, doordat je de onvermijdelijkheid van het verliezen omzet in de vrijheid van het afstand doen. Brodski is de auteur van de laatste illusie: als zou een leven zonder de illusie van een zin zin kunnen hebben. Uitsluitend bij deze illusie lijkt de werkelijkheid op wat zij is - even lang als de klank die vrijkomt door de energie van een dergelijke zingeving ons vervult met een onblijmoedig geluk. Brodski bezit voldoende moed om te geloven in een universum waar wij ontbreken. In feite doet hij niet anders dan de realiteit onderzoeken van iemands afwezigheid - doorgaans die van hemzelf - onder betoning van een uitzonderlijke tegenwoordigheid van geest. Hij is de aantrekkelijkste held van onze tijd en ruimte. De metafysica van zijn woordspelingen maakt de dood en de entropie te schande en boezemt de lezer zoiets in als respect voor de menselijke conditie. Je hóórt haar stem klinken: Alleen as weet wat het is om te zijn opgebrand.
Maar ik zeg ook, met een bijziende blik vooruit:
niet alles waait weg in de wind, een bezem gaat rond
maar veegt niet alles mee waarop hij stuit.Ga naar eind*
Wie zal het zeggen, wie zal het zeggen, ook al ben ik wat Iosif Brodski aangaat volkomen gerust. Belangrijker en minder aan twijfel onderhevig is het besef dat wij, gesteld dat we nooit toeschouwers van Fellini waren geweest of lezers van Brodski, ons ook nooit zouden hebben gerealiseerd wie we zijn, waar we staan en aan wiens zijde. Maar stel eens dat deze zelfkennis van ons niet meer inhoudt dan het | |
[pagina 177]
| |
droombeeld, gekoesterd door een ren vol scharrelkippen, van een overtrekkende gans. Wat dan? Eén ding is zeker: geen droom zo mooi als deze.’ | |
Naar aanleiding van de hyena'sEind januari '96 stierf Iosif Brodski. Het dagblad ‘Zavtra’ begroette dit feit met een stroom geestigheden: ‘De beide Jozefs, Brodski en Mandelstam, hielden geen van tweeën van Stalin.’ ‘Men heeft besloten Brodski jaarlijks te begraven, afwisselend in Italië en Amerika.’ ‘De joden van Rusland hebben de Brodskigroet gebracht aan de joden van Amerika.’ Enzovoort. De persdienst van een zekere Patriottische Jeugdbond stuurde een officiële verklaring langs alle redacties: ‘De Russische cultuur is gezuiverd. Een van de predikers van literaire schizofrenie is heengegaan. Ons volk wordt geenszins geraakt door de dood van een enkele waanzinnige Amerikaanse jood.’ En meer van dit fraais. Er brak een weerzinwekkend feest los, alsof al deze lieden de rechtszaal - of beter de Bouwvakkersclub aan de Fontanka, nummer 22 - tweeëndertig jaar lang niet hadden verlaten en zich in het donker hadden koest gehouden in afwachting van de voltrekking van het vonnis. Een zekere doctor in de letteren (uiteraard werkzaam in het Poesjkinhuis) publiceerde een brochure ‘De waarheid over het proces tegen Iosif Brodski’: ene Wigdorova had zich nooit ook maar in de buurt van de rechtszaal vertoond, de beklaagde had zich laten kennen als een antisovjetfiguur die geen behoorlijke regel poëzie kon schrijven. Dat had hij later evenmin geleerd. En zelfs als hij het ooit had geleerd, dan was het nog een jood geweest. Doctor Goebbels zei al: wanneer een jood Duits schrijft liegt hij! ‘Het aanzien van Iosif Brodski als dichter is niet alleen schandelijk opgeblazen, zijn hele gestalte is een leeg symbool voor alle onkieskeurige en op eigen publiciteit beluste “wereldburgers”!’ ‘...Deze irrationele poëzie van Iosif Brodski is Rusland volslagen vreemd, ook al mag ze dan klinken in de Russische taal...’ ‘In hun rondgang door de kringen der Hel voelen de Russen zich niet geschaad door hun onvermogen de hun vreemde poëzie van deze Russischtalige dichter te absorberen. Ze verliezen er niets aan want Brodski's bosviooltjes hebben een foute geur. De dichter weet dit te verheimelijken. In het tegenovergestelde geval zou men niet zo te koop | |
[pagina 178]
| |
lopen met zijn gedichten, voorbestemd om te fungeren als een paard van Troje in de wereld van trouwhartige Slavische gevoelens...’ De rest is navenant. ‘Wanneer de patrouille begravers is heengegaan,’ zo staat er bij Kipling, ‘wanneer de laatste aasgier is weggevlogen, dan komt het bataljon van wijze hyena's tesaam om te beraadslagen over de dode. De vraag hoe hij leefde en waardoor hij stierf is niet wat hun geesten bekommert. Zij wroeten naar vlees, naar botten, naar merg, nu 't samen veilig is in het donker.’ Ik schrijf dit alles met moeite op, en niet alleen omdat het zo weerzinwekkend is. Iosif Brodski's stem onderbreekt mij. Tijdens zijn toespraak bij een samenkomst voor afgestudeerden van de universiteit van Michigan in het plaatselijke stadion zei Brodski: ‘Op zichzelf loont geen enkel individu een exercitie in onrecht (in rechtvaardigheid trouwens evenmin). Een verhouding van één op één is de moeite niet; waar het om gaat is de echo. Dat is het leidende beginsel van iedere onderdrukker, of hij nu de staat achter zich heeft of autodidact is. Steel of stil daarom de echo, zodat je niets van wat er is gebeurd, hoe onaangenaam of ernstig ook, meer tijd laat opeisen dan het in beslag nam. Wat je vijanden doen ontleent zijn belang aan de manier waarop jij reageert. Vlieg daarom door of langs hen heen als waren het oranje en geen rode lichten. Sta niet bij hen stil, niet in wat je denkt, niet in wat je zegt; ga er niet prat op dat je ze hebt vergeven of vergeten, en zorg in het uiterste geval dat het vergeten eerst komt. Op die manier bespaar je je hersencellen heel wat nutteloze agitatie; op die manier verlos je die dwarskoppen misschien zelfs van zichzelf, want vergeving is een verder verschiet dan vergetelheid. Dus ga naar een ander kanaal; uit de lucht halen kun je dit soort zender niet, maar je kunt in elk geval de kijkcijfers drukken. Het is geen oplossing waar engelen blij mee zullen zijn, maar wel één waar demonen vast hinder van hebben, en dat is voorlopig het voornaamste.’Ga naar eind** | |
Over hoogmoedZiet u, Iosif Brodski is erin geslaagd bijna elk idee door te denken tot het punt waar het raakt aan alle overige ideeën. En dat punt van, laat ons zeggen, intellectueel begrip viel nagenoeg samen met het punt waar de poëzie om wat voor reden dan ook in hem weerklonk. Alsof hij kleumend in de richting van de pool dwaalde en tegelijk zijn route observeerde vanaf de Poolster: | |
[pagina 179]
| |
Alle husky's zijn verorberd. Het dagboek blijkt
vol te zijn. Maar de woordenkralen gaan hun gang
op de foto van zijn eega; als een moesje prijkt
de vermoedelijke datum op haar wang.
Nu het kiekje van zijn zus. Hij spaart er niet een:
vermeld moet immers de bereikte breedtegraad!
En gangreen kruipt omhoog in zijn been,
als de netkous van een meid die op de bühne staat.Ga naar eind*
Heel summier, heel grof en bij benadering aangeduid kwam zijn gave - datgene wat hij gaf? datgene wat hem werd gegeven? ik zou het niet kunnen zeggen - tenslotte neer op een intuïtie aangaande het zogenaamde kosmische proces. Om het exacter en nog meer ontdaan van beeldspraak te stellen: op een intonatie die een dergelijke intuïtie weergaf. Een soort weten, onprettig maar ook onbetwijfelbaar, aangaande Onderwerp nummer Eén nestelde zich in zijn stembanden en reorganiseerde, om de juiste weg te vinden naar zijn stemgeluid, de Russische poëzietaal, terwijl het deze taal nieuwe intellectuele vaart gaf door haar aan te wakkeren met supersterke pauzes. Ja, zijn stemgeluid, vertrouwd van timbre, getekend door vermoeienis en pijn, ontmaskert in combinatie met de syntaxis van het denken en met een gezichtsvermogen dat niet helemaal van deze wereld lijkt, de algemeen toegankelijke, normale, naar ons toegewende realiteit als zelfbedrog. De zin van datgene wat is of lijkt te zijn wordt bepaald door wat er niet is, door afwezigheid, verdwijning, reductie. Ik hoor niet wat je zegt, alleen je stem weet door te dringen.
Ik zie niet wat je aanhebt, zie enkel sneeuw en ijs en steen.
Dit is een pool, geen kamer, waar we ons bevinden;
plus onze sporen voeren ervandaan en niet erheen.Ga naar eind*
Het gaat er niet om dat alles weldra voorbij is, zoals iedere auteur je kan vertellen. Hier is het zo dat de wereldorde fungeert als een onvoorstelbare stofzuiger die toewerkt naar de totale en definitieve Leegte. En er is één zelfstandig stofje dat doorheeft wat er gebeurt. Of laat ons eens aannemen dat het Tweede Principe van de Thermodynamica zich heeft gemanifesteerd als de ziel en het talent van een mens als u en ik. En dat diens metaforiek schreeuwt over de entropie als maat van alle dingen. In plaats van Poesjkins ‘zoete klanken en gebeden’ krijg je dan een | |
[pagina 180]
| |
soort aforismen te lezen in de geest van de fragmenten afkomstig van Heraclitus de Duistere. Iosif Brodski's sombere metafysica is niet na te vertellen. Hoogstens de conclusie ervan - op het ethische, praktische vlak - wat betreft de menselijke hoogmoed: dat er niets stompzinnigers te bedenken is dan deze. Aangezien ‘persoonlijkheid’ een imaginaire grootheid is, zoiets als de wortel uit min één. Overigens een door en door Christelijke gedachte. ... Erachter komen
dat ze je hebben bedrogen, dat ze je totaal
vergeten zijn ofwel - in het omgekeerde geval -
dat ze je tot op dit moment haten, is uiterst
pijnlijk. Maar jezelf voor te stellen
als het centrum van zelfs maar een lelijk heelal
is onfatsoenlijk en onverdraaglijk.
Als de zeldzame
of misschien zelfs wel enige bezoeker
van dit oord heb ik, dunkt mij, het recht
om zonder opsmuk een beschrijving te geven
van wat ik heb gezien. Ziedaar ons kleine Walhalla,
ons danig verwaarloosde landgoed in de tijd,
met een handvol verpande zielen,
met landerijen, waar vooral de gewette zeis
zich vermoedelijk maar moeilijk uit kan leven
en waar sneeuwvlokken traag dwarrelen, als voorbeeld
van hoe we ons moeten gedragen in een vacuüm.Ga naar eind*
Ja, treurige deemoed, dat is Brodski's laatste woord (en wat was-ie eerst een rebel!). De geschiedenis werkt tegen de mens, de natuur stelt geen enkel belang in hem. Zoals Tjoettsjev al vermoedde, het raadsel van de sfinx is pure bluf; wij gaan zomaar, zonder reden, te gronde. Het enige dat licht werpt op ons leven is het hanteren van woorden, doorgevoerd tot hun tweede, derde, ultieme betekenis. | |
Voor het historische woordenboekDatgene waaraan Brodski gestalte heeft gegeven, wat hij persoonlijk heeft doorleefd als zijn geloofsovertuiging, laat zich benoemen als het laatste welomlijnde idee van de mensheid over haar lot en haar rol in het kosmisch gebeuren. De cultuur van het Westen was voor dit idee niet toereikend. Het ontbrak de creatieve geesten aldaar aan de persoonlijke ervaring met een intellectueel actief leven onder een totalitair regime. | |
[pagina 181]
| |
Onmenselijkheid als het hoofdkenmerk van de wereldorde. Het Niets als bouwmateriaal voor het zijn. Wanhoop als vrijheid. Ironie als de enige bron van licht... De realiteit op een dergelijke manier te begrijpen en haar dan te laten opgaan in een omgang met woorden die niet is te onderscheiden van een fatale liefde - uitsluitend een ex-burger van het Derde Rome, tevens banneling in de interplanetaire ruimte, uitsluitend Iosif Brodski is de uitvoering van deze taak te beurt gevallen. Zijn talent is zelfs sterker gebleken dan de stompzinnigheid van de socialistische staat, vermenigvuldigd met heel haar brute kracht. Brodski's levensloop en zijn poëzie hebben de hoop gevestigd dat het mogelijk is een van de onzen te zijn en niettemin mens te worden in de volle zin van het woord. | |
Een vleugje theorieBlijft het mysterie wie hem dit alles heeft ingegeven. Zoals er, algemener gesteld, nog steeds geen afdoend antwoord bestaat, noch in de theologie, noch in de esthetica, op vragen als: wat is een genie, wat is inspiratie, zijn dichters dragers van een hoger bewustzijn dan het menselijke. Deze laatste gedachte is niet meer dan een hypothese uit de oudheid, die Brodski lijkt te hebben gedeeld. Ik zal zijn variatie citeren op Poesjkins ‘De profeet’. Overigens heeft ook Poesjkin het verhaal in dit gedicht niet zelf bedacht maar het ontleend aan een jood van zoveelduizend jaar geleden, een zekere Jesaja, die kennelijk nogal wat fantasie had en zichzelf in alle ernst hield voor een profeet, een echte. Er kwam, zo vertelt hij, een van de serafijnen naar mij toegevlogen met in zijn hand een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, en toen raakte hij mijn mond daarmee aan... Kom kom, totaal onwaarschijnlijk natuurlijk. Maar in de loop der eeuwen hebben de klaplopers van alle landen dankbaar gebruik gemaakt van deze vondst: dat het idiote asociale leven dat ze leidden het gevolg was van de opdracht die ze hadden om ons een belangrijke boodschap door te geven. Van wie, dat konden ze niet zeggen. De grootste grap is dat ze het inderdaad niet wisten. Bovendien klinken hun uitspraken nogal tegenstrijdig. Hier hebt u Brodski: voor M.B.
Ik was slechts waar jij zacht
met je handpalmen langs ging,
vlak waarboven je hoofd hing
in de inktzwarte nacht.
| |
[pagina 182]
| |
Ik was wat, schaars verlicht,
jij vertraagd moest ontdekken:
eerst alleen vage trekken,
pas daarna een gezicht.
Het was jij, zwoel nabij,
die me luisteren leerde,
mijn oorschelpen boetseerde,
lispelend aan mijn zij.
Het was jij bij het raam
die de toekomst voorzegde,
in mijn strot de stem legde
die jou riep bij je naam.
Ik was blind, had niets door.
Jij, verschenen, verdwenen,
hebt me ogen gegeven.
Zo ontstaat soms een spoor.
Zo ontstaan werelden.
Zo negeert men hun schepping,
laat ze na hun ontdekking
vruchteloos wentelen.
Zo, ten prooi aan kou, aan
hitte, licht, nacht, meteoren,
in de kosmos verloren,
gaan planeten hun baan.Ga naar eind*
Wie het gehoord heeft zal zich nog wel herinneren hoe zijn stem het altijd begaf bij de laatste regel: zoals een hart het begeeft. vertaling: kees verheul |