| |
| |
| |
[Gedichten]
H.H. Ter Balkt
Hoe nooit de weg te vinden naar de boerderij met de bijna tamme uil en de door het dak gegroeide boom
De eerste manier om er niet te komen is om er niet heen te gaan. Dat is het eerste en het beste voorschrift. Een Winchester jachtpatroon met onontbrand kruit ligt daar op de uitkijk, wees gewaarschuwd.
Ga niet op pad. Slingerwegen zullen je wurgen en de waterput houdt zijn regens gereed; King Oliver's Creole Jazz Band zal niet voor je spelen, zelfs niet ‘I Played It Just Too Bad’, wanneer je aankomt. Maar je komt daar niet aan.
Buiten openingstijd zal de Stratemakerstoren eropuit trekken en je inlijven als een oud ambacht.
Bedenk je. Ga wandelen met Timoer Leng of snijd een reep van de zee af.
Is het dan wel bij de hoge hakhoutwal, met de verborgen schuilplaatsen voor onderduikers? Ja; daar waar ook wagensporen schuilen, ouder dan onontcijferde kleitabletten. Eerder leest het wagenspoor hun schrift dan dat jij de uil ziet en de boom door het dak.
Is het een steenuil of een bosuil? (De waterput is een klikspaan.)
Is het het huis waar het uiltje op het hoofdkussen slaapt, en overdag in de hoge kastanjeboom?
Lichtenberg stapt al zijn huis uit om een ezelsspreekwoord van je te maken en een geldwolf.
Je komt er pas op het uur dat de houtrook voor eik speelt, dat is nooit. De uil en de geurige kruidentuin en de bewoners van dat huis en de hakhoutwal met de verstopplaatsen, pas op... Soms lijkt het er wel op of er achter of onder de horizon een zwarte kachel staat - zoals bij Bilderdijk - die angst kookt en de geur dicht uitspreidt over het land.
Het ei een weinig anders gespikkeld en de kraai wordt een zwaan.
Maar zomin als de zandweg straatweg is en de waterput stadhouder Willem de Vijfde, het klavertjevier een wilg, de bezembinder notabel en het bezembindersdorp New York, zomin zal op jouw netvlies de door het dak gegroeide boom verschijnen, het uiltje en de kruidentuin.
De slaap van Olle waakt over de uil.
De dag en de nacht en het diepliggend wagenspoor behoeden dat huis en wie er wonen.
| |
| |
| |
Albert Goldbarth
De wetenschappen zingen een slaapliedje
De natuurkunde zegt: ga slapen. Uiteraard
ben je moe. Op zilveren schoenen
is iedere atoom in jou de shimmy aan het dansen
non-stop vanaf de mitose tot nu toe.
Hou op met je voeten te tikken. Ook zonder jou
zullen zij binnenin zichzelf dansen. Ga slapen.
De geologie zegt: het komt wel goed. Duim
na duim schenkt Amerika zich langzaam
aan de oceaan. Ga slapen. Laat het duister
langs je flanken spoelen. Geef het duister een duim.
Je bent niet alleen. Vroeger waren alle continenten
één lichaam. Je bent niet alleen. Ga slapen.
De astronomie zegt: de zon zal morgen schijnen
De zoölogie zegt: op regenboogvissen en lenige gazellen
De psychologie zegt: maar eerst moet het nacht worden, dus
De biologie zegt: alle lichaamsklokken in de hele stad vallen stil
De geschiedenis zegt: hier zijn de dekens, op en over elkaar, laag na laag.
vertaling: k. michel
| |
| |
| |
James Tate
Slaaprecept
brei de muggen aan elkaar
laat een vreemde aan je voet zuigen
en haal een kaars tevoorschijn
grijp de reusachtige garnaal stevig vast
eet je door beide deuren heen
gooi het bloed uit de hangmat
ontkurk het hoofd van een pop
en smoor de roos die daar in zit
als je bij het glaciale meer aankomt
wikkel jezelf dan in gaas
en slik vervolgens je beide handen in
het omgekeerde werkt soms ook
vertaling: k. michel
| |
| |
| |
Willem van Toorn
Hester 's ochtends
Hee, Hester, hoi, alles eetbaar vandaag.
Je lacht ervan met scheve nieuwe tanden.
De dag een dis gedekt om jou te ontvangen,
zon in de dauwdruppels, gras, groot gewaai
in boomtoppen, hapklaar feestmaal
voor alle honger in meisjes van twee jaar.
Net wakker ben je en dat roep je ook:
hee, wakker. En je proeft een groen
van gretige gewassen op je tong
en zoete witte wolkjes die je oog
omlaag verlangt als luchtige slagroom.
En overal waar je kijkt speciaal voor jou
in grote teugen drinkbaar tintelend blauw.
Eetbaar de wereld. Maar denk om de pit
die ze in bijna alles hebben gestopt,
de boeven. Rond of spits, gekarteld, bot
en soms messcherp als scherven in je strot.
(Over de wespen spreek ik dan nog niet.)
Breek alles open, kijk wat erin zit.
Test vooral mensen goed voordat je eet.
Zout je haplusten liever op tot later
als ze te snel zinken in dagelijks water.
En als ze drijven is er ook wat mis,
geloof ik. Het is maar dat je het weet.
Grootvadertje mompelt zorg in het gedicht.
Jij laat je languit vallen in het licht.
| |
| |
| |
Jan Baeke
Waar de kamer ophoudt, maar de kamer begint
Onverklaarbare geluiden lokken de omwonenden naar het huis.
Door het raam is de boeg zichtbaar.
Binnen rijst het schip tot aan de gestucte plafonds.
Matrozen hangen over de reling en fluiten
naar hen die zij niet zien.
Het schip kan daar niet zijn.
Het schip kan daar niet zijn.
(Herhalen om dit duidelijk te maken)
Je opent een kast om iemand in te bewaren en zie
vele mensen dringen zich naar voren
om door jou bewaard te worden.
Jij schrijft de hele nacht, timmert nieuwe kasten, nummert ze
Niemand heeft die tijd, omdat de maan, de dood, de liefde in het echt
ons ook ter wille willen zijn.
(Maak dit inzichtelijk, op natuurlijke wijze, biddend)
Ik liep naar huis, maar door de droom van de lezer
Ik begon opnieuw en dat keer op keer, zo lang
tot ik het huis vergeten was.
De lezer kan zijn droom niet helpen
al is die van aarde en papier.
Het lopen bleef bij mij, om alles waar te maken.
(Niet vergeten om de lezer ik te noemen)
Het vorige kan niet tippen aan het vuur dat brandt
zodra de maan wordt aangestoken
om je te waarschuwen voor kleine zieke dieren
waar je zomaar bovenop gaat staan.
(Altijd laaiend vuur gebruiken)
Is er een zeker doel bereikt
| |
| |
een verwijzing naar het verleden, dan weer naar de regen of de afwas
nu eens naar de regen of de afwas, dan weer naar het verleden.
(Vraag wat anders jouw vergissingen waarmaakt, vooral de mijne als
het nut van deze vraag zich hierin zou mengen)
Ik lees alles nog een keer en geloof hem
de dichter die het niet gelukt is
mij in hem te veranderen.
| |
| |
| |
Charles Simic
Het raadsel oplossen
De wolk is een clou. De bries.
Twee verdacht uitziende iepen.
Mijn hele rits voorboden,
Het wordt tijd dit raadsel op te lossen.
Clou gaat zitten. Voorbode slaat
Zijn vleugels uit. Ze laten
*
Ik heb een vete met mijn levenslijn.
Ik neem kennis van haar tweesprongen
En greppels. Ik reis gekruisigd.
De oren horen wat er niet is.
De ogen zien wat iedereen ziet.
*
Zodat het gemakkelijk wegrolt,
Terwijl het zijn huid afwerpt, zijn poppekleren.
Wit, zodat het slinks kan schuilen
En ik denk dat het verdwaald is,
Dat het nooit bestaan heeft.
| |
| |
Zwaar, zodat ik zijn gewicht
*
Wat is het dat zich onder mijn neus
Is het zijn oude liefde tegengekomen?
Ik hoor de leegte waar het heenging.
Ik heb de vogelsporen gezien
In mijn hand. Ik voel zijn afwezigheid.
Zonder hem wil ik nauwelijks leven.
Morgen zal het hier zijn,
Vermomd, moeilijk te herkennen.
Ik houd zijn geschilferde kom.
*
Mijn meest dierbare clou en ik.
vertaling: peter nijmeijer
| |
| |
| |
Hans Magnus Enzensberger
Agenda
Belastingconsulent bellen, en aan het werk.
Piekeren over de foto van een vrouw
die zich van kant heeft gemaakt.
Opzoeken wanneer het woord Feindbild
voor het eerst is opgedoken.
Na de donder de luchtbellen bekijken
die de wolkbreuk op het wegdek blaast,
en de natte lucht drinken.
Ook roken, zonder geluid televisiekijken.
Zich afvragen waar de sexuele kriebels
midden in een saaie bijeenkomst vandaan komen.
Zeven minuten lang aan Algerije denken.
Ongeremd als een twaalfjarige vloeken
over een afgebroken vingernagel.
Terugdenken aan een bepaalde avond,
eenentwintig jaar geleden, in juni,
een zwarte pianist speelde cha cha cha
en iemand huilde van woede.
Niet vergeten tandpasta te kopen.
waarom God de mensen nooit
met rust laat, omgekeerd evenmin.
Lampen in de keuken vervangen.
De levenloze, natte, verfomfaaide kraai
met lange vingers van het balkon af halen.
Naar de wolken kijken, de wolken.
| |
| |
| |
Hans Magnus Enzensberger
Grenzen van het voorstellingsvermogen
Teveel verlangd dat je begrijpt
wat het getal 9 tot de 17de macht tot de 17de macht betekent,
dat je weet hoe de ander eraan toe is
wanneer hij tandpijn heeft,
dat je aan de slachtoffers van de aardbeving denkt,
bij je vriendin in bed ligt
Analfabeet van de armoede,
heb je geen flauw benul van de zware zorgen
van miljardairs. Eeuwige autochtoon,
verbannen in je eigen nest,
Beste eerste persoon enkelvoud,
jij toonbeeld van fantasieloosheid -
probeer je voor te stellen
die zich in je longen nestelt,
Stel je voor, onooglijke kiezel,
hoe je in het water zinkt
vertaling: jacq vogelaar
| |
| |
| |
Wim Hofman
Romance
Een scenario
Aan alles komt een begin,
En dit is het begin van de reis.
Een haven met kranen en loodsen.
Aan de kade een zwart schip
Kisten en koffers op de kade.
Dan het laden van de kisten en koffers.
Het tellen van de kisten.
Het tellen van de koffers.
Het tellen van de dragers.
Het betalen van de dragers.
De munt die rinkelend over de stenen rolt.
Het geruzie van de dragers
Overgaand in gekrijs van meeuwen.
Het weghalen van de loopplank.
Als de schroef gaat draaien
Loopt een trilling door het hele schip.
Het herhaaldelijk blazen van het schip.
Het losgooien van de laatste meertros.
Het langzaam wijken van de kade.
Het heftige terugzwaaien.
De mensen die stipjes worden,
Komma's voor nog te vormen bijzinnen.
Het verdwijnen van de kust, de vislijmfabriek,
De pier, de duintjes in de verte.
Het Javaans teakhouten dek, de gelakte railing,
| |
| |
De ligstoelen met zonnescherm,
De gelijkenis van de uitgeklapte stoelen
Met liggende mensen is frappant.
Gestreepte zomerjurk, hier en daar
Wat geborduurde tule, izabel.
Linten die wapperen in de wind.
De hoed met linten die afwaait.
De hoed met linten die in zee verdwijnt
En aan een eigen reis begint.
De hoed een klein stipje.
De oneindig blauwe lucht.
Met ten minste twee gouden strepen.
Het maken van een ommetje
De Davidoff die in zee verdwijnt.
Naar de steeds langere streep kielzog,
Waarop het citeren van regels
Zeer oude Chinese poëzie volgt.
Haar stijgende bewondering
Is als het schijnsel van de maan.
| |
| |
Met de smeltende ijsblokjes.
Het woord liefde dat haar streelt.
De hand die haar rug streelt.
Een eerste kus, niet de laatste.
Ronde maan door rond patrijspoortje.
De dansende jurk aan het haakje.
Van heel dichtbij een doorzichtig
Kamizooltje met aan de bovenkant
Een randje van kant, spaghettibandjes.
In spaarzaam licht een vrouwenborst:
Dit is uitgerekend het moment
De vrouw staat oog in oog met de man.
Daarop krijgen wij meteen
De korte tik van het breken van het wiskyglas.
Symbool voor het breken met de man.
De nacht is nog nooit zo donker geweest.
Gesnik. Aan alles komt een eind.
Aan het gesnik, aan de nacht.
Hij noemde mij de allerallerliefste
Dat kan best zijn, ik had zo mijn twijfels.
| |
| |
Hij had al een vrouw, dat dacht ik wel,
Waar hij niet zo van hield,
En nog een, wie weet waar,
In Sjanghai, China, Singapore.
Diepe zucht van de vrouw.
Het afbreken van de brief.
Het uitlopen van de letters.
Half en half verfrommelen van de brief.
Het verdwijnen van de half-en-halfverffommelde brief:
Het door de lucht vliegen van de brief.
Of eventueel in de verte op zee
Een schip met een rookpluimpje uit de pijp.
| |
| |
| |
K. Michel
Naamgedichten van de cree indianen
In het noordoosten van de deelstaat Manitoba in Canada wonen de Swampy Cree indianen. De jonge antropoloog en schrijver Howard Norman bracht in het begin van de jaren zeventig geruime tijd bij hen door om hun leefwijze te bestuderen. Hij leerde hun taal en hij verzamelde hun verhalen en gedichten. Een selektie daarvan werd door hem in het Engels vertaald en in twee bundels uitgegeven. In The wishing bone cycle (1982) staat een reeks gedichten waarin telkens de naam van een persoon wordt verklaard meestal door middel van een kort maar krachtige ontstaansgeschiedenis. De gedichten zijn antwoorden op de vraag ‘Waarom heet hij zo en hoe kwam dat?’
In zijn inleiding bij de gedichten schrijft Norman dat de namen van allerlei plaatsen daar in het landschap betekenisvolle namen dragen op een wijze die vergelijkbaar is met de namen van de mensen. ‘Noordoostelijk van Lake Winnipeg is er een bepaald stuk langs de rivier, die Echoënde rivier heet, waar de bomen tot vlak bij de rotsige oevers reiken en zo een akoestische corridor vormen. Je kunt er je stem enorm goed laten echoën. De Cree noemen die plek Mwoakoopawmikotuskwi, oftewel “Fuut Wind Strot” vanwege de griezelige geluidstrillingen die daar tussen rotsen, water, lucht en bomen ontstaan. En in de buurt van Split Lake is een plek die Achewitahotoowuk wordt genoemd, oftwel “hun hoorns verstrengeld”, vanwege een groepje bomen waarvan de bovenste takken met elkaar vervlochten zijn. Van een afstand gezien lijken het grote verstrengelde geweien. Het hele landschap is in feite een orale landkaart want de specifieke plaatsnamen behoren bij aankomst hardop te worden uitgesproken. Op die manier breng je tot leven wat daar gebeurde en wat nog steeds gebeurt. Als je op een plek aankomt en daar op een aandachtige manier verblijft dan zie je waar de naam vandaan komt. “Plek met vele soorten weer”, “Plek waar otters naar links glijden”, en zo meer.’
De naamsverklaringen werden aan Howard Norman verteld door Samuel Makidemewabe, een van de stamoudsten van de Cree. Gedurende zijn leven woonde hij op verschillende plaatsen in het Noorden van Manitoba en een van zijn taken binnen de Cree-gemeenschap was het bewaren, in verhalen, van de ontstaansgeschiedenissen van de namen die de mensen hadden verworven. Makidemewabe was niet bij alle gebeurtenissen persoonlijk aanwezig, maar toch wel vaak, en anders had hij zijn informatie uit de eerste hand. De titels van de volgende gedichten zijn de namen die worden verklaard. ‘Het uitspreken van de naam is het beginnen van het verhaal.’
| |
| |
| |
Howard Norman
Liet dingen drogen
Een taak die zij had was het drogen van vis
en ze deed dat goed. Een deel van haar naam
Op sommige dagen kon je haar zien
staan in het water en ook daar dingen
om te drogen zien vinden. Sprinkhanen
en libellen die de wind in het meer blies.
Of die zelf het water in vlogen
omdat ze wolken en hoge takken
in het water weerspiegeld zagen
en dachten omhoog te vliegen
Zij pakte ze op en hield ze
Om zo hun vleugels te drogen.
Zij droogde ook haar eigen natte huid
Alle drie opdrogend in de zon.
| |
| |
| |
Howard Norman
Knopenleggend geboren
Toen hij naar buiten kwam, de wereld in,
Dat hij al zo vroeg knopen legde
daar maakten wij ons geen zorgen over.
Later hoorde hij het verhaal
Het zette hem aan om weer knopen te gaan leggen.
Hij bond de dingen rond zijn huis vast,
strak, alsof alles weg zou kunnen drijven
uit een droom die hij had.
Huisdingen werden vastgebonden
's nachts. Overhemden, andere kleren ook,
en een ketel. Al die dingen
werden aan zijn voeten gebonden
zodat ze niet zouden wegdrijven
op de rivier die hij droomde.
Als je bij hem binnenliep
Misschien verdween de droom.
omdat het te ongemakkelijk werd
om met de vastgebonden overhemden te slapen.
stopte hij met het vastbinden van dingen,
behalve die ene nacht dat hij
een klein vuur vastknoopte.
Strak vast, een klein takkenvuur!
Het vuur maakte zich los op zijn eigen manier.
| |
| |
| |
Howard Norman
Recht naar beneden regen
Lang dachten we dat deze jongen
alleen hield van dingen die recht
naar beneden vielen. Niets anders
leek hem iets te kunnen schelen.
Wij waren bezorgd dat hij alleen dingen
kon horen die recht naar beneden vielen!
Wij zagen hoe hij buiten stond
in de regen. Later, zo werd verteld
goot hij een klein vijvertje van regenwater
in het oor van zijn vrouw
terwijl zij sliep. En boog zich voorover
Ik herinner mij dat hij het meest gelukkig was
als hij praatte over allerlei soorten regen.
De soort die van reigervleugels valt
als ze opvliegen uit een meer. Ik weet
dat hij ook een beetje van die reigerregen
wilde voor het oor van zijn vrouw.
In de lente trok hij erop uit om te kijken hoe
jonge meisjes wilde uien onder hun ogen wreven
Ook voor die regen kende hij een naam.
van hun gezichten naar beneden
| |
| |
| |
Howard Norman
Grotere oren
Zij had grote oren en dit leek haar
te bevallen. Zelfs die keer dat een man met haar oren spotte
en zei dat het vleermuizen waren
koos zij ervoor dat te geloven! Zij zei tegen hem, ‘Ja,
je hebt gelijk. Het zijn vleermuizen!
Ik ben blij dat jij me dat bent komen vertellen.
En ik zal ze naar je huis sturen
deze nacht nog om te luisteren
en te fladderen boven je gezicht!’
Ook hield zij ervan naar grote geluiden te luisteren
Misschien dat die twee dingen
Voor er onweer losbarstte zat ze meestal aan de oever
van een meer, zelfs nadat het begon te regenen,
en luisterde naar de donder.
hem toe, ‘Harder, ik kan je bijna niet horen!’
Ook al had de rest van ons
de handen over de oren terwijl we
in onze huizen schuilden.
Luisterend met onze kleinere oren.
| |
| |
| |
Howard Norman
Kraaienwenkbrauwen
Als je goed genoeg keek zaten er kraaien
in de wenkbrauwen die woonden
op zijn voorhoofd. Dikke kraaienwenkbrauwen, ja,
en daalden weer over zijn ogen neer.
Als hij moe begon te worden, begon
te geeuwen, werden die kraaien klaar wakker.
Dit gebeurde ook als hij hard lachte.
Op een keer werden er komische verhalen verteld,
het ene na het andere. Die jongen moest lachen,
lachen bij ieder verhaal. De kraaien stegen op
en daalden neer op zijn voorhoofd
de hele tijd. Hoe harder hij ging lachen
hoe hoger de kraaien stegen.
We werden bang dat ze zouden wegvliegen.
Dus smeerden we esdoornhars
| |
| |
| |
Howard Norman
Sloeg het water
Dit meisje kende de geluiden van het meer goed,
het slaan van de beverstaarten
Je kon haar voetsporen vaak zien leiden
naar het meer en soms kon je zien
hoe zij door een rietstengel erin luisterde.
ook andere watergeluiden hebben gehoord.
Maar dat heb ik nooit gevraagd.
Ik vroeg haar daar niet naar, nee,
maar op een keer zag ik haar op het water slaan
en lachen. Later keek ik naar haar tanden
op zoek naar schorssnippers!
Toen moesten we beide lachen.
dat zij ooit aan een boom knaagde.
Ik heb het nooit gevraagd.
| |
| |
| |
Howard Norman
Die eekhoorns hoorde
Hij stopte altijd in het midden
En, hij wist onder welke boom te wachten
op eekhoorns. Zelfs als hij erop uit trok
vóórdat de eekhoorns daar waren
welke boom luidruchtig zou worden.
Ik herinner me dit altijd hardop
ook voor andere mensen: Hij stopte met roeien
in het midden van een visrijk meer
om te luisteren. Kalm. Hij zei dan niets,
knaagde alleen met zijn tanden
om mij te tonen dat hij een eekhoorn hoorde.
Ik wist dat hij wenste dat zijn knokkels
Zo ver op het meer kon ik het water
duidelijk van de peddels horen druppen
maar eekhoorngeluiden, nee!
Maar iedere keer dat dit gebeurde
zag ik in zijn gezicht een eekhoorn opduiken.
| |
| |
| |
Howard Norman
Boom oude vrouw
Zij stond dicht bij een boom en rimpelde
dit was haar boomschorsgezicht.
Het voelde ook als schors aan als je je vingers
Daarna werd haar gezicht weer gladgetrokken
tot dat van een jong meisje. Op een keer,
na het trekken van haar boomschorsgezicht zei zij
‘Ik was een boom en ik zag een specht
die het op mijn hoofd had gemunt! Daarom
trok ik mijn gezicht zo snel glad.’
We speurden de bomen af naar die specht
maar hij was er niet. Dus richtten we onze ogen
weer op haar. Zij was ook verdwenen!
We vonden haar in een meer. Zij hield zich vast
aan een paar oeverrietstengels
terwijl haar benen achter haar dreven.
Zij keek naar ons op met het gerimpelde gezicht
van een kikker! Daar waren we zeker van!
Toen trok zij haar gezicht weer glad,
en zei, ‘De grootste schildpad van de wereld
zwom op mij af omdat hij mij voor een kikker aanzag!
Daarom trok ik mijn gezicht
| |
| |
Maar wij hielden onze ogen gericht op haar
bij een oude man, de oudste
Zij ging naast hem zitten.
Hun gezichten waren vlak bij elkaar
vertaling: k. michel
|
|