Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2000 (nrs. 89-92)
(1999-2000)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Franz Kafka
| |
[pagina 150]
| |
den wapperen alsof ze door alle mogelijke winden bewogen worden, een regen van vluchtige betrekkingen valt op mij neer, en het is goed mogelijk dat enkele toeschouwers dat voelen en het met mij eens zijn, terwijl ik als een worm op het gras lig. Zou dat iets bewijzen?
Naschrift vertaler. De onafgemaakte en waarschijnlijk niet verstuurde brief aan directeur Eisner dateert van 1909. Max Brod memoreert in 1948 hoezeer Franz Kafka gesteld was op het werk van Robert Walser: ‘Soms kwam hij onverwacht bij mij binnenvallen, alleen maar omdat hij iets nieuws, iets geweldigs gevonden had. Zo ging het met Walsers dagboekroman Jakob von Gunten, met korter proza van Walser waar hij buitengewoon veel van hield. Ik herinner mij hoe hij Walsers schets “Gebirgshalle” met enorm plezier, opgetogen, jazelfs regelrecht sappig voordroeg. Ik was met hem alleen, maar hij las voor alsof hij tegenover een publiek van honderden mensen stond. Soms onderbrak hij het voorlezen: “Moet je horen wat er nu komt.” Van een bijzondere zinswending genoot hij en met genoegen las hij zo'n zin nog eens.’ Robert Musil besprak in augustus 1914 in een literaire kroniek een bundel kort proza van Robert Walser, Geschichte, en de twee eerste boeken van Franz Kafka, Betrachtung en Der Heizer, beide uit 1913. Walsers boek was al zijn derde bundel kort proza, bovendien had hij drie romans en een dichtbundel gepubliceerd. Over de debutant Kafka schreef Musil: ‘Ik heb nietttemin de indruk dat de aparte soort van Walser dat ook maar moet blijven en niet geschikt is als begin van een heel literair genre. Bij Kafka's eerste boek “Betrachtung” heb ik het onbehagelijke gevoel dat het een speciaal geval van het type Walser lijkt, ook al is het vroeger verschenen dan diens “Geschichte”. Ook hier beschouwingen van een soort, waarvoor een dichter vijftig jaar geleden ongetwijfeld de boektitel “Zeepbellen” bedacht zou hebben; het is voldoende op het specifieke verschil te wijzen en te zeggen dat dezelfde fantasieën bij de een treurig en bij de ander vrolijk klinken, dat de een iets levendig baroks heeft en de ander in opzettelijk paginalange zinnen iets van de nauwgezette melancholie waarmee een schaatser zijn lange lussen en figuren over het ijs trekt.’ De eerste publikatie van Franz Kafka, acht prozateksten, verscheen in maart 1908 onder de titel ‘Betrachtung’ in de eerste aflevering van het tweemaandelijkse blad ‘Hyperion’ in München. Dit blad, waarin ook vroeg werk van Carl Einstein verscheen, werd opgericht door Franz Blei, die de ontdekker van Robert Musil was en de eerste die zich inzette voor de toen volkomen onbekende Zwitserse schrijver Robert Walser. Blei potretteerde Musil, Walser en Kafka in zijn grote literaire bestiarium (1924, zie het bestiarium in Raster 97). vertaling: jacq vogelaar | |
[pagina 151]
| |
Het Walser Dit is een uitermate sierlijk, gracieus en grillig diertje uit de familie van de eekhoorntjes. In de allerhoogste bomen ziet men het niet; het doet ook geen pogingen zo hoog te komen. Maar de middelgrote geeft Walsers naïeve en snaakse bevalligheid een blijmoedig en levendig aanzien. (1922) Franz Blei |