wandelaar alwie hem tegemoet komt, dan hebben we met een gek van doen. Komt hij daarentegen na drie uur eenzaamheid een andere eenzame tegen en houdt bij dan nog zijn kaken stijf op elkaar, dan hebben we te maken met contactgestoordheid.
Tot zover is het duidelijk. Het probleem is het schemergebied tussen deze uitersten.
De wandelaar leert het probleem op te lossen door, in twijfelgevallen, met enigszins (maar niet volkomen) neergeslagen ogen tamelijk (maar niet helemaal) binnensmonds iets te mompelen dat als ‘goedemiddag’ kan klinken voor degene die dat erin wil horen en als een vermoeidheidsadem voor degene die op contact geen prijs stelt. Dit vergt oefening.
Het is zeker niet altijd wellevend om onderweg een vraag van een tegenligger naar waarheid te beantwoorden.
‘Hoe lang is het nog naar Rolde?’ Als een doodvermoeide tegemoetkomer dat vraagt, antwoordt de welopgevoede wandelaar: ‘Een goed uurtje.’ Dat zegt bij in het volle besef dat hij over het kolere-end zelf ruim drieëneenhalf uur gedaan heeft.
Veel meer valt er onderweg ook niet te zeggen. Op gesprekken met andere wandelaars stelt de wandelaar weinig prijs.
‘Still going strong?’ vroeg ik eens aan een uitgeputte, uitgedroogde Engelsman die in de brandende zon tegen een kale Schotse berg opstrompelde.
Hij keek niet op, hij keek niet om, hij zei alleen maar: ‘Not exactly strong.’ Dat is een wandelaarsgesprek.
Tegemoetkomen valt dus niet mee maar achteroplopen vraagt nog veel meer tact. Geen enkele wandelaar houdt van achteroplopen.
Je ziet het vaak bij ns-tochten. De trein komt aan. Meerdere wandelaars stappen uit, in veel gevallen koppeltjes. Geen van die koppeltjes vindt het leuk om de hele dag achter een ander koppeltje aan te moeten lopen. Dus laat het ene koppeltje het andere voorgaan, in de hoop dat het benen maakt en snel uit het zicht zal verdwijnen. Na u. Wij drinken eerst wat koffie.
Wandelaars, ik zei het al, willen nu eenmaal alleen lopen. Als ze aan het einde van de dag kunnen zeggen: we hebben de hele dag geen mens gezien, ja, dat maakt de wandelaar gelukkig.
En dus willen ze niet achteroplopen.
Maar ze willen ook niet vooruitlopen. Het voorste koppeltje wil niet het gevoel krijgen dat het volgende koppeltje ze op de hielen zit. Niet zelden zie je dat het eerste koppeltje bij nader inzien ook koffie gaat drinken. Het is voorgekomen dat niemand aan de dagmars begon, omdat alle koppeltjes de hele dag koffiedrinkend op het vertrek van de andere koppeltjes bleven zitten wachten.