Kees Nieuwenhuijzen
Lopen, liep, gelopen
Hij schoof het gebogen rechterbeen onder zijn lichaam, verplaatste zijn gewicht en kwam langzaam overeind - het linkerbeen volgde: hij stond. Weer verplaatste hij zijn gewicht en schooof zijn rechterbeen naar voren - trok het linker bij: hij liep.
Nee, hij viel.
Zo, ongeveer, moet het begonnen zijn.
Het lopen om het lopen, het voortbewegen om, bijvoorbeeld, de lichamelijke conditie op peil te houden, is buitengewoon saai.
Sterker: het lopen op zich, het stap voor stap, het louter fysieke is stomvervelend en nog vermoeiend ook.
Benen die verworden tot kuierlatten. ‘Kom, we gaan een stukje wandelen; goed voor de spijsvertering.’ Zum Kotzen! Nog erger: de Prestatie. De Vierdaagse, met zijn allen en zijn blaren. Het joggen: bevrediging vinden in afmatting, persoonlijke records breken. De marathon. Het snelwandelen. Het zijn excessen, idiotieën. Maar bovenal: het is misbruik van de benen.
Want kijk, het is zo simpel.
Een paar passen voorwaarts levert een ‘close up’ op.
Een paar passen opzij: een zijaanzicht.
Een stukje teruglopen: een totaal.
Om goed te kunnen kijken, daar is ruimte voor nodig. Ruimte om door te bewegen, en zo beter te kunnen kijken. Ruimte om doorheen te lopen om andere gezichtspunten in te kunnen nemen of het perspectief te verschuiven.
Ogen zijn nodig om te zien, maar om echt te kijken, waar te nemen, zal erbij gelopen moeten worden. Soms een paar meter, soms kilometers. Zoals in steden. Steden openbaren zich wanneer je ze doorkruist. Doelloos kriskras er doorheen te lopen, van detail naar detail, om zo zicht op het totaal te verkrijgen. Een voordeel van dit lopen is ook dat de benen niet alleen als verlengstuk van de ogen dienen maar tevens van de neus. Geur is immers bij het waarnemen van even groot belang als zicht.