Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2000 (nrs. 89-92)(1999-2000)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Eva Gerlach Negen gedichten Verplaatst 1-8 1 Je houdt niet van het woord tijd dit ogenblik is genoeg voor je ogen vol stijfsel. Lang van stof kort van memorie -. kom we schuiven een wereld van ons af ons rekken ons uit Horen de duiven koeren maken het raam los kijken de tijd in 2 Ik zie haar gaan met haar moeder en ik zie haar gaan met haar vader in de auto waarin ze zit met haar hoofd gebogen om niets te herkennen Ik zie haar voorbij rijden ikzelf sta boven ik zag in haar haar zojuist nog iets zwarts een soort vlinder zeker heeft zij vele mogelijkheden Ik zie haar immers ik zie haar [pagina 137] [p. 137] 3 Omkeerbaar het lichaam uitgang en ingang Wanneer ik mij wurm in je ben die je bent moet je weten je is een wezen was is een wezen waar tijd in past als lucht in een doosje Intussen schrijf ik je kom ik kan niet zonder je je bent gewaarschuwd (niets is zo dicht als een lichaam toch word ik je nog) 4 Toen zij instapte viel op haar been langs de zoom van haar rok een schaduw golvend doorschijnend als water getatoueerd in de loop der gebeurtenissen Denk je niet dat die terug dat zij hier weer en haar vader en moeder de auto neer kunnen zetten weer instappen weg kunnen rijden Dat die dan net zo terugkomt [pagina 138] [p. 138] 5 Zegt zij ‘ik ga dus ik ga hoor ik heb hier niets meer te zoeken’ blijft dat dan wat zij zegt ook als je het inslikt ‘Zulke grote lappen woeien van haar lichaam om mij heen met de wind mee aangenaaide oren huid en haar alles wijduit een luchtvaart’ Ik zie haar immers ik zie haar 6 Is het zo dat ik haar insluit of is het zo dat zij mij verder of is het zo dat zij zich zelf de vertelde zich uitsluit Lang van stof kort van memorie Weet je niet meer hoe we koerden zo zonder lichaam op het warmst van de dag? [pagina 139] [p. 139] 7 Een lichaam het vult je hoofd op al gauw loop je leeg fffffft met een zuchtje Daar rijden zij met zijn drieën zichzelf hebben zij achtergelaten zo trekken zij vlug naar de grens van de bekende wereld wij zien het van hier Hoe zij gaan krimpen krimpen Wat een vezeltje vlees gehangen aan een draad geilheid en een draad onderwerping niet kan bevatten 8 Altijd ben ik nergens (net zoals ik jij nog ben jij nog ik) Hier in de zon met een ijsje wachtend op de kikkers gok gorrok rok in je slaap waar een vogel zich omdraait ben ik 1 die zich verplaatst dat is zeker van plaats naar plaats gaat erg kort van memorie: [pagina 140] [p. 140] Hoogste tree Kom mee door de trap heen zakken, met dichte ogen omhoog zonder tellen en tsjakka dat kermisgevoel in je maag. Oké liever ga je skiën bungyjumpen of gewoon naar de kermis maar ja. Wat er leuk aan is. Kijk, oneindig zijn kan voor een lijn, dat leer je nog wel in de eerste, niet voor een mens. Toch: soms dat gevoel van zweven hee meeuw alweer je veren bij mijn oor. Of je nooit zult stoppen met leven en boem. Dat je weet dat je bijna eeuwig was maar gelukkig niet lang. Even pauze dan doen we het nog een keer, volgende trap, hoezo bang? Hoezo zoenen. Uit een bundel kinderpoëzie in aanbouw, Het hazenei Vorige Volgende