Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2000 (nrs. 89-92)(1999-2000)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Anne Michaels Vijf gedichten Regen maakt zijn eigen nacht Regen maakt zijn eigen nacht, lange ochtenden met de lampen nog aan. Schraal zeewier kleeft aan de vloer bij je schoenen, van klamme stalen schermen waait oud stuifmeel op. Dit is orde, deze rommel op de open plekken tussen ons, kleren aan stoelen gekleefd, je schoenen in de greep van modder. De harde regen ruikt alsof hij uit de aarde komt. Het menselijk licht in onze ramen, de oranje roerloosheid van kamers die je van buitenaf ziet. Waar we heen vallen, alleen vallend in slaap. Omhuld door de groene geruststelling van een woud het loden weefsel van lucht en zee terwijl nacht, de regen, zichzelf omlaag trekt tussen de bomen. uit: The Weight of Oranges [pagina 87] [p. 87] Miner's pond Boven Miner's Pond breken ganzen uit de bleke schaal van de lucht. Ze praten non-stop, verbijsterd dat ze van de sterren zijn teruggekeerd, honderden mijlen te beschrijven. Het is niet dat ze wild zijn, maar hun wil is hetzelfde als hartstocht. Waar zij snijden laat de lucht los. Als een treinonderstel ratelt iets in ons. Volstrekt november onder hun vlucht. Halzen stijf als kompasnaalden geraamtes gevuld met lucht osmose van leegte, de ruimte in ze is aan ruimte gelijk. Hun tocht is een streep, een zekerheid seksueel, een langgerekte reflex. Koud vernis van versnelling, veren geolied door wind buitenkant van volledige transvloeiendheid. Rillend ankert de lucht in de nachtkleur van melk. fragment uit: Miner's Pond [pagina 88] [p. 88] Miner's pond De zoon van mijn broer leefde een herfst, een lente. We worden naar buiten, naar de open velden geduwd door het gevoel dat hij ons zoekt. Boven ons zijn de ganzen een streep een bewegend litteken, rillend als een draadje stuifmeel op het oppervlak van een vijver. Zoals zij dragen we elk jaar in ons lichaam. Ons bloed is tijd. fragment uit: Miner's Pond [pagina 89] [p. 89] Bloemen Een nieuwe huid ontstaat waar jij me aanraakt, een meer in het licht, die haar geheugen, haar verloren taal verliest aan jouw tong en me uitwist en nieuw maakt. Net nu het lichaam denkt de manieren te kennen waarop het zichzelf kent antwoordt die tweede huid. Buiten caféstoelen verlaten op terrassen, marktkramen ontdaan van hun compacte licht hoewel de straat nog ademt van zomer druiven dadels. Zoals het licht van wat dan ook dat groeit uit deze nieuw gekeerde aarde, staat elk topje van mij op waar jij me aanraakt terwijl de wind mijn jurk om onze benen windt, je hemd zich draait tot bloemen in mijn vuisten. uit: Miner's Pond [pagina 90] [p. 90] Drie weken Drie weken verlangen, water dat steen verbrandt. Drie weken tijgerbloed, het heen en weer lopen onder de luide slapeloosheid van de sterren. Drie weken galvanisch. Weken van winter- middagen, half neergedaald duister. Brullen naar afstand, de oceaan die tussen ons trekt, tijd verbuigt. Drie weken jou in mij op nieuwe plaatsen vinden lichtgevend als een tetra in de diepten, zijn spoor van neon. Drie weken schipbreuk op dit waanzinnige eiland, dit wentelende noorderlicht van geur. Elke rand van het lichaam onder stroom, elke gedachte achtervolgd door de herinnering aan aanraking. Drie weken open ogen als je belt, je eerste vraag: heb ik je wakker gemaakt? uit: Skin Divers vertaling: mireille en esther jansma Vorige Volgende