| |
| |
| |
Nicolas Miletitsj
De laatste dagen van Varlam Sjalamov
Ik maakte kennis met Varlam Sjalamov in 1981, enkele maanden voor zijn dood. ‘Het is niet de echte Sjalamov die u nu ziet,’ zei een van zijn vrienden die hem had meegemaakt sinds zijn terugkeer naar Moskou in het midden van de jaren vijftig.
Inderdaad, fysiek was Sjalamov niet meer dan een schim van zichzelf. Maar voor mij, zoals voor talrijke vrienden in de Sovjet-Unie, was de auteur van Verhalen van Kolyma een symbolische figuur, een legendarisch personage.
In een grote buitenwijk van Moskou, achter een spoorwegdepot, een somber gebouw: het bejaardenhuis waar Sjalamov sinds drie jaar verbleef. Om hem te ontmoeten, moest je alle mogelijke papieren laten zien. ‘De directie heeft opdracht van bovenaf alle bezoekers te controleren,’ verklaart de persoon die me begeleidt.
Helemaal aan het eind van een gang op de eerste verdieping, de kamer van Sjalamov. Hij is alleen, met opgetrokken knieën ligt hij op een bed zonder lakens, een handdoek als een soort sjaal om zijn nek. Verder niets in het vertrek behalve een nachtkastje om zijn eten op te zetten.
‘Varlam Tichonovitsj, wij komen bij u op bezoek.’ Een uitgemergeld gezicht draait zich naar ons toe, zonder enige uitdrukking erop. Er is in Sjalamov geen hoop meer noch illusies. Sjalamov is blind en bijna geheel doof; hij is al zijn tanden kwijt en kan nauwelijks praten.
Zijn armen maken drukke, spastische bewegingen, een soort Sint-Vitusdans, die begint met onhandige gebaren, tics en ongecoördineerde bewegingen tot bepaalde zenuwcellen vernietigd zijn. Zo neemt Kolyma revanche op iemand die aan de kampen ontsnapt is. De schrijver had het vroeger al zien aankomen: ‘Ik wist dat het lichaam en dus ook de hersencellen te weinig voedsel kregen - al erg lang stonden mijn hersens op een hongerrantsoen - en dat dit onvermijdelijk ooit op krankzinnigheid, vroegtijdige sclerose of iets dergelijks zou uitlopen.’
In zijn kamer heeft Varlam Sjalamov mentaal de kampwereld nagebouwd waar hij zijn oude zek-gewoonten weer heeft opgepakt. Het eten dat wij voor hem hebben meegenomen eet hij meteen vlug op en wat overblijft verstopt hij onder zijn hoofdkussen. De handdoek die hij om
| |
| |
zijn nek gebonden heeft doet onwillekeurig denken aan de halsdoek die Sjalamov als gevangene nooit afdeed en die ettelijke keren in de Verhalen van Kolyma terugkomt. Een halsdoek beschermt tegen de kou, kan als band dienen om twee zakken over de schouder te dragen en maakt het mogelijk de handen vrij te houden om de schok te breken wanneer het bevel klinkt ‘plat op je buik’. Een halsdoek met een schoen erin of nog beter verzwaard met een steen kan een geducht wapen worden, hoor ik van een oud-gedetineerde uit de Vorkoeta-kampen, de Fransman Armand Maloumian.
Getekend door zijn kampverleden, vergeet Sjalamov dat hij in een verzorgingstehuis is en stelt zijn bezoekers voor, inkopen in de kampwinkel te gaan doen.
Die - imaginaire - verplaatsing is de enige die hij zonder vrees lijkt te ondernemen. Hij weigert in feite zijn kamer te verlaten, zelfs om een paar stappen buiten de deur te doen, want iedere verandering van situatie betekent voor hem een mogelijke nieuwe arrestatie en een terugkeer achter het prikkeldraad. ‘Ik had de indruk dat hij het gevoel had in de beste van alle gevangenissen te zijn waar hij niet uit wilde. Daarom heeft hij een paar jaar lang zijn kamer niet verlaten,’ vertelt later zijn vriend Alexander Morozov.
Sjalamov leeft in een gesloten wereld, een wereld apart, waar hij alleen is. Maar wanneer het gaat over de publicatie van Verhalen van Kolyma in het Westen en de manier waarop zijn werk daar ontvangen wordt, keert de schrijver terug tot de realiteit.
De Verhalen van Kolyma, die als samizdat in omloop kwamen in het begin van de jaren zestig, werden eind jaren zeventig in kringen van dissidenten en nonconformisten in Moskou nog altijd beschouwd als een weergaloos klassiek boek. Dat verklaart waarom Sjalamov tot aan zijn dood brieven en bezoeken ontving van lezers die hem eer wilden bewijzen. Een klein groepje bewonderaars kwam hem regelmatig in het tehuis opzoeken om zijn bestaan iets menswaardiger te maken, wat het nauwelijks was. Als die vrienden er niet waren, werd hij door het personeel verwaarloosd en moest hij zich alleen voeden. Zijn trillende handen morsten een deel van de maaltijd op de grond en op zijn kleren, zodat hij nog minder eten overhield; zijn kleren waren altijd vies en er hing permanent een walgelijke stank in de kamer.
De laatste jaren van Sjalamov en zijn dood waren evenredig aan heel zijn leven, tragisch en onmenselijk: het laatste verhaal van Kolyma, zoals een van zijn Moskouse vrienden het uitdrukte.
Eind 1981 werd de aandacht van de Sovjet-autoriteiten getrokken door de publicatie in Parijs van de Verhalen van Kolyma en een aantal gedichten die Sjalamov vanuit het gesticht gedicteerd had. Bovendien
| |
| |
zag de kgb met lede ogen aan hoe groepen jongeren zich verzamelden rond de schrijver die in eigen land nog altijd gecensureerd werd. Voor de autoriteiten allemaal factoren om de beslissing te verhaasten om Sjalamov te isoleren.
Zo kwamen op 14 januari 1982 verplegers hem ophalen om hem naar een gesticht voor chronische krankzinnigen in Medvedkovo te brengen, in het noorden van Moskou. Een schokkende scene: wanneer hij begrijpt dat hij zijn kamer uit moet om naar een onbekende plaats te worden gebracht, begint Sjalamov te schreeuwen en met het beetje kracht dat hij nog overheeft stribbelt hij tegen, ervan overtuigd dat men hem opnieuw komt arresteren.
Pas drie dagen later vindt een vriend hem terug, dank zij de mededelingen van iemand die van de scene getuige is geweest. Sjalamov ligt met zeven andere zieken op een zaal. De schok die zijn ‘ontvoering’ hem bezorgd heeft, wordt hem fataal. Hij geeft zijn vriend die hem stervend aantreft te kennen dat hij al die dagen in het gesticht nog geen enkele verzorging heeft gehad. Tegen zes uur 's avonds sterft hij.
De Schrijversvereniging, waarvan Sjalamov als dichter lid was, had voorgesteld de begrafenis te verzorgen op voorwaarde dat er geen religieuze uitvaartdienst of grafrede zou worden gehouden, wat de vrienden van de schrijver weigerden. Inderdaad had de oude ‘Trotskist’ Sjalamov in zijn testament gevraagd om een religieuze begrafenis. Voor iemand die al heel vroeg met het christelijk geloof gebroken had vanwege uitermate slechte betrekkingen met zijn vader, een orthodoxe priester en voormalig missionaris in Alaska, was dat in zekere zin een terugkeer naar de bronnen. De bewondering die Sjalamov in de verhalen aan de dag legde voor de geesteskracht van de gelovigen die hij in Kolyma tegenkwam, is waarschijnlijk niet vreemd aan deze wens om weer in de Kerk te worden opgenomen: ‘De afwezigheid van godsdienst waarin ik heel mijn bewuste leven had doorgebracht, had van mij geen christen gemaakt. Maar ik heb in de kampen geen waardiger mensen gezien dan de gelovigen. Alle zielen werden door de verdorvenheid aangetast, alleen de gelovigen boden er weerstand aan.’
In de Sint-Nicolaas-Kerk-van-de-Smeden in Moskou kwamen op 21 januari ongeveer vijfhonderd mensen die elkaar mondeling gewaarschuwd hadden hem de laatste eer bewijzen. Van officiële zijde zou het een week duren voordat het orgaan van de Vereniging van schrijvers, de Literatoernaja gazeta, een overlijdensbericht bracht over de ‘sovjetdichter Varlam Sjalamov’, in een even bescheiden als lakoniek kader.
Wanneer de rouwstoet op het kerkhof van Koentsevo arriveert - niet ver van een oude datsja van Stalin -, sneeuwt het in Moskou. De kist wordt door vrienden tot aan het graf gedragen waar al een buste van de
| |
| |
schrijver staat, het werk van de beeldhouwer Fjodor Soetsjkov, een voormalige zek en oude vriend van Sjalamov. Oorspronkelijk waren de vrienden van de schrijver van plan geweest op de grafsteen een orthodox kruis te plaatsen omwikkeld met prikkeldraad. Het kruis staat er nog maar zonder prikkeldraad, dat categorisch geweigerd werd door de verantwoordelijken van het kerkhof. In de sneeuw heffen de aanwezigen doodsgebeden aan, vervolgens dragen Alexander Morozov en Fjodor Soetsjkov enkele gedichten van Sjalamov voor. Maar politiemannen in burger geven dan het bevel zich te verspreiden: in een ander deel van het kerkhof wordt Semjon Tsvigoen begraven, de zwager van Brezjnev en nummer twee van de kgb, gestorven onder geheimzinnige omstandigheden, ‘zelfmoord’ zei men toen in Moskou.
Na de verschrikkelijke jaren die hij in de kampen had doorgebracht, kon Varlam Sjalamov van een ‘normaal’ leven dromen toen hij naar Moskou terugkeerde. In 1954, na een afwezigheid van zeventien jaar, ziet hij eindelijk weer zijn vrouw en zijn dochter, die hij nauwelijks gekend heeft. Maar dat weerzien neemt weldra een tragische wending. Vanaf de eerste dag van zijn terugkeer vertelt Sjalamov over de jaren van wankel evenwicht tussen dood en leven. Zijn dochter, overtuigd lid van de communistische en stalinistische Jeugd, onderbreekt hem plotseling en richt zich tot haar moeder met de woorden: ‘Ik kan niet onder één dak leven met een vijand van de sovjetmacht. Kies maar tussen hem en mij.’
In die irreële sfeer beslist de moeder ten gunste van haar dochter, en Sjalamov, in de steek gelaten door zijn naasten, verlaat het huis waar hij meende thuis te zijn. Hij zal zijn vrouw en zijn dochter nooit meer terugzien. Jaren later bracht de ex-echtgenote van Sjalamov de scene ter sprake tegenover een vriendin en toont daarbij niet de geringste emotie.
Ex-gedetineerden van Kolyma die zich even verlaten voelden in het vijandige Moskou als hij, brengen hem dan in contact met een buitengewone vrouw die zoveel mogelijk mensen die uit de kampen komen helpt. Deze vrouw, Lidia Brodskaja, vindt voor hem een onderdak in een dorp op honderd kilometer van de hoofdstad. Daar zal Sjalamov een begin maken met het schrijven van de Verhalen van Kolyma en ontvangt hij een rehabilitatieformulier dat in een paar woorden verklaart dat hij in 1937 zonder geldige reden is gearresteerd... Een simpele administratieve mededeling om zeventien jaar Kolyma ‘uit te wissen’, bespottelijk.
In bedekte termen verwijst Sjalamov naar deze tragische breuk met zijn gezin in ‘Grafrede’: op een kerstavond stellen de gevangenen die zich in de barak rond een kachel verzameld hebben, zich voor wat ze
| |
| |
zouden doen als ze vrij waren. De een droomt van zijn vrouw, de ander van een goed maal... Sjalamov zegt dat hij liever naar de gevangenis gaat dan naar zijn gezin terugkeren: ‘Ik zou mijn gezin niet meteen terug willen zien. Daar zal niemand mij begrijpen, niet kúnnen begrijpen. Alles wat zij belangrijk vinden, ik weet het, is wind. Wat voor mij belangrijk is, het weinige wat mij is overgebleven, kunnen zij niet begrijpen en niet aanvoelen. Ik zou hun opnieuw schrik aanjagen, een angst te meer bij de duizenden angsten waarvan hun leven vol is.’
Sjalamov heeft waarschijnlijk net als Andrejev in dat verhaal begrepen dat er tussen hem, de zek, en zijn gezin dat zó doordrenkt is van de stalinistische mentaliteit dat ze de meest elementaire menselijke gevoelens vergeten zijn, geen contact mogelijk is. En als dat contact ondanks alles tot stand komt, levert dat scenes op die in 1984 van Orwell hadden gepast: de dochter verloochent haar vader, de echtgenote laat haar man in de steek, en dat alles in naam van ‘hogere principes’.
Dat is waarschijnlijk de reden waarom thema's als verraad en verloochening zo vaak in de Verhalen van Kolyma terugkeren. In ‘De apostel Paulus’ voert Sjalamov zijn kameraad Adam Frisorger op, een dominee uit een Duits dorp aan de oevers van de Wolga. Sinds zijn arrestatie heeft de predikant maar een enkele verbinding met de buitenwereld, zijn dochter, alles wat hem nog van zijn gezin rest.
Op zekere dag arriveert er een brief in het kamp waarin de aanbeden dochter haar vader meldt dat zij hem publiekelijk heeft verloochend en dat zij geen enkel contact meer wenst met zo een ‘vijand van het volk’. Een zek onderschept de brief en laat hem aan Sjalamov zien die hem verbrandt om Frisorger een al te gruwelijke beproeving te besparen. In ‘Het Kruis’ is het een blinde orthodoxe priester die op treurige wijze een einde aan zijn leven maakt; ook hij is door een van zijn kinderen in de steek gelaten: ‘De oudste zoon had lang geleden, in de jaren twintig, zijn vader verloochend. Het was toen mode om zijn ouders af te zweren: heel wat nadien beroemd geworden schrijvers en dichters begonnen hun literaire loopbaan met dat soort verklaringen.’
Sjalamov raakte natuurlijk onder de indruk toen hij zag hoe die jonge mensen zonder een spier te vertrekken hun ouders afzworen als ‘vijanden van het volk’ en van wie kranten jarenlang honderden verklaringen afdrukten van het genre: ‘Ik, ondertekende, Oentel, verklaar dat ik niets te maken heb met mijn vader die alleen maar een kleinburger is.’ Het verschijnsel maakte des te meer indruk op hem omdat zijn oudste broer, Valerij, voormalig officier van de tsaar die politiespion was geworden in dienst van de Tsjeka, zich aan zo'n laaghartige daad bezondigde door publiekelijk hun vader, de priester Tichon Sjalamov, af te zweren. [Zie het elders in dit nummer vertaalde hoofdstuk uit het autobiografische verhaal over zijn jeugd, Het vierde Vologda].
| |
| |
Op een avond in Moskou, midden jaren zestig, laat Varlam Tichonovitsj zich door vrienden overhalen een paar verhalen voor te lezen. Geleidelijk aan, vertelt een van de genodigden, komt zijn gezicht tot leven, trekt grimassen en vervormt bijna. Sjalamov herbeleeft volledig wat hij vertelt: de honger, de kou, de mishandelingen, de dood. Plotseling houdt hij op en neemt zijn gezicht weer z'n gebruikelijke uitdrukking aan, ernstig, gesloten. ‘Mensen die niet in Kolyma zijn geweest, kunnen het niet begrijpen,’ zegt hij tegen de ongeveer tien mensen die niet weten wat hun overkomt. Raïsa Orlova, de vrouw van de dissidente schrijver Lev Kopelev, ondervond net zo'n schok toen ze in 1965 naar Sjalamov luisterde tijdens een avond die aan de universiteit van Moskou werd georganiseerd ter ere van Osip Mandelstam. Het was een gedenkwaardige gebeurtenis in het literaire leven van de Sovjet-Unie na een stilzwijgen van zo'n dertig jaar over de dichter die in 1942 in een kamp van Vladivostok was omgekomen. Op die avond had Sjalamov ‘Cherry brandy’ voorgelezen, een allegorisch verhaal over de dood van Mandelstam. ‘Voor ons stond een uitgemergelde man, met ogen diep in de kassen verzonken, die druk met zijn armen gebaarde. Onwillekeurig deed de spreker ons aan de dood denken,’ merkte Raïsa Orlova op.
In de jaren zestig en zeventig ging Varlam Sjalamov vaak op bezoek bij de weduwe van de dichter, Nadjezjda Mandelstam, schrijfster van memoires over de verstikking van het culturele leven in het Stalintijdperk. Toen deze oude vriendin een keer prijzend sprak over Een dag van Ivan Denisowitsj van Alexander Solzjenitsyn (dat in 1962 door persoonlijk ingrijpen van Chroetsjov werd gepubliceerd), antwoordde Sjalamov dat hij in het kamp dat Solzjenitsyn beschreef gemakkelijk zijn hele leven zou hebben doorgebracht, omdat de omstandigheden van de gevangenen hem draaglijk leken in vergelijking met Kolyma. Zo sprak Sjalamov zijn verbazing uit over een kat die Ivan Denisowitsj in de ziekenbarak van het kamp tegenkwam: ‘Wat deed daar een levende kat? Als er bij ons een kat was geweest, zou hij meteen verslonden zijn.’
Later brak Sjalamov tamelijk bruusk met Nadjezjda Mandelstam - aan wie hij het verhaal ‘Sententie’ had opgedragen. Sjalamov rekende op een buitenlandse studente die hij bij de weduwe van de dichter had ontmoet en van wie hij verwachtte dat zij het manuscript van de Verhalen van Kolyma naar het Westen zou brengen. Nadjezjda Mandelstam vond dat zij die studente onvoldoende kende om haar die delicate missie toe te vertrouwen, en had daarom geweigerd als tussenpersoon op te treden; daar was de eigenliefde van Sjalamov niet tegen bestand geweest.
Om duistere redenen en misverstanden brak Sjalamov al even abrupt met Jevgenija Ginzburg, schrijfster van De raderen van de willekeur,
| |
| |
die twintig jaar in de kampen en in deportatie had doorgebracht.
Met Boris Pasternak was Sjalamov verbonden door een lange correspondentie die begonnen was toen hij nog in Kolyma zat. Pasternak had waardering voor zijn gedichten, en de brieven die de grote Russische schrijver aan een onbekende richtte, die net uit de kampen bevrijd was, waren van onschatbare waarde voor Sjalamov. Maar de wereld van Pasternak was te ver verwijderd van die van Sjalamov en de intieme schriftelijke relatie hield geen stand na enkele persoonlijke ontmoetingen in Moskou.
De breuk met Joeri Dombrovskij, een oude zek, auteur van Bewaarder van oudheden, was tragischer. In het verhaal ‘Smart’, vertelt Sjalamov hoe criminelen in het kamp de echtgenote van een zek laten geloven dat hij gefusilleerd is in het kamp. Hun methode is heel eenvoudig: om een ‘dienst te bewijzen’ schrijft het slachtoffer van dit macabere en sadistische spel - een intellectueel - in plaats van een kameraad die terechtgesteld wordt een afscheidsbrief aan zijn vrouw. De intellectueel legt er, zoals hem gevraagd is, heel zijn ziel in. In werkelijkheid zorgen de schurken dat de brief terechtkomt bij de echtgenote van de al te gedienstige zek. Zij herkent het handschrift van haar man en pleegt uit wanhoop zelfmoord.
De schrijver van de brief was Joeri Dombrovskij, en zijn vrouw heeft echt zelfmoord gepleegd toen ze meende te horen dat hij geëxecuteerd was. Dombrovskij had het verhaal aan Sjalamov verteld, maar hij kon er niet tegen toen hij het nauwelijks veranderd tegenkwam in een van de Verhalen. Omdat hij zich verraden voelde in het meest persoonlijke dat hij bezat, maakte hij een einde aan zijn betrekkingen met Sjalamov. De schrijver van Verhalen van Kolyma had van zijn kant gedacht dat die geschiedenis openbaar moest worden gemaakt om te laten zien wat daar voor onvoorstelbare dingen gebeurden: ‘Het is een vreemde geschiedenis, zo vreemd dat iemand die niet in het kamp is geweest, die niet de duistere krochten van de criminele wereld, van het koninkrijk van de schurken, heeft gekend, het niet zou kunnen begrijpen. De kampen zijn de onderwereld van het leven. De wereld van de criminelen is niet de bodem van de onderwereld. Die is iets anders, iets heel anders - het onmenselijke.’
Met Alexander Solzjenitsyn, was het contact niet meer wat het geweest was. De auteur van Een dag van Ivan Denisowitsj had vanaf 1956 gedichten van Sjalamov gelezen die in samizdatuitgaven circuleerden; het thema concentratiekamp schemerde er tussen de regels door. Bij het lezen had hij ‘gerild zoals wanneer je een broer tegenkomt’. In de tijd dat hij de getuigenissen van oudgevangenen verzamelt, ontmoet Solzjenitsyn Sjalamov ettelijke keren en stelt hem voor samen De Goelag-Ar-
| |
| |
chipel te schrijven. Maar Sjalamov weigert waarbij hij duidelijk laat merken dat volgens hem Solzjenitsyn onmogelijk de hele verschrikking van de kampen kan uitdrukken omdat hij Kolyma niet heeft meegemaakt. Solzjenitsyn schrijft De Goelag Archipel en vergeet niet bij herhaling te benadrukken wat hij aan de auteur van de Verhalen van Kolyma te danken heeft: ‘Sjalamovs kampervaring was harder en langer dan de mijne, en ik erken met het grootste respect dat hij en niet ik de bodem heeft bereikt van de verdierlijking en de wanhoop waar alles in het dagelijkse leven van de kampen ons naartoe trok.’
Na de publicatie in de Sovjet-Unie van Een dag van Ivan Denisovitsj en de (tijdelijke) opheffing van het taboe op de Stalinkampen, verdubbelt Sjalamov zijn inspanningen om zijn Verhalen gepubliceerd te krijgen, die in samizdat al door duizenden sovjets gelezen zijn. Het is een harde klap voor Sjalamov wanneer hij ziet dat het werk van Solzjenitsyn in 1962 gepubliceerd wordt terwijl het manuscript van de Verhalen van Kolyma sinds 1959 geblokkeerd wordt bij uitgeverij Sovjetski Pisatel. De lichte Chroetsjov-dooi geeft hem hoop op publicatie van de Verhalen te meer daar in de loop der jaren zijn manuscript een vijftiental positieve adviezen heeft gekregen van verschillende leescomités. Terwijl gewoonlijk twee of drie positieve adviezen voldoende zijn om een publicatie toe te staan, blijft het boek van Sjalamov onuitgegeven. Verschillende keren staat het op het jaarprogramma van uitgeverij Sovjetski Pisatel, maar telkens wordt het te elfder ure teruggetrokken. In 1966, na acht jaar wachten, verklaart de uitgever aan Sjalamov dat de Verhalen niet gepubliceerd zullen worden. Er dienen nu, zo voegt de directeur er bij wijze van uitleg aan toe, ‘meer patriottische’ thema's behandeld te worden. Kort na de definitieve afwijzing van de Verhalen, vindt in Moskou, februari 1966, het eerste grote dissidentenproces plaats: twee schrijvers, Andrej Sinjavskij en Yoelij Daniel, worden ervan beschuldigd dat ze hun werk in het buitenland hebben laten publiceren en worden respectievelijk tot zeven en vijf jaar kamp veroordeeld.
In samizdat circuleerden er toen talrijke documenten die het opnamen voor de twee schrijvers. Een ervan, niet ondertekend, getiteld ‘Brief aan een oude vriend’, was van de hand van Sjalamov, zoals onlangs is onthuld door de dissident Alexander Ginzburg, auteur van een witboek over de zaak Sinjavskij-Daniel. Eind 1966 komt Ginzburg Sjalamov tegen in de Lenin-bibliotheek en vertelt hem dat het witboek in Moskou zojuist in omloop is gekomen. ‘Hoeveel denkt u daarvoor te krijgen?’ vraagt hij. ‘Niet meer dan zeven jaar,’ antwoordt Ginzburg. Over het gezicht van Sjalamov glijdt een schaduw: ‘Dan hebt u geluk. In mijn tijd zou u minstens vijfentwintig jaar hebben gekregen.’ Conclusie van Alexander Ginzburg: ‘Ik ben tot vijf jaar veroordeeld. We zaten er allebei naast.’
| |
| |
Sjalamov kwam toen vaak in de Leninbibliotheek waar hij documenten zocht voor een geplande historische roman die nooit verschenen is. Die roman moest laten zien hoe een jong meisje uit een goede familie die tot de Russische intelligentsia behoorde zich in het begin van de eeuw bij het terrorisme aansloot en actief was binnen socialistisch-revolutionaire groeperingen (sr). Zijn model was Natalja Klimova, vriendin van de beroemde terrorist Boris Savinkov, hoofd van de militante organisatie van de sr die tegen Lenin streed na het tsaristisch regiem bestreden te hebben. Varlam Sjalamov kende de dochter van Natalja Klimova goed, Natalja Stoljarova, eveneens een ex-gevangene van de stalinkampen, met wie hij vaak over haar moeder gesproken had. Ziekte belette Sjalamov de roman te schrijven.
Als Sjalamov in 1966 zijn manuscript definitief afgewezen ziet, verschijnen de Verhalen voor het eerst in het Westen; eerst in het Russisch in een emigrantentijdschrift, Novyj zjoernal, in New York, dan in het Duits bij een uitgever in Keulen. Tot dan toe had Sjalamov geen serieuze pogingen gedaan om zijn manuscript naar het Westen te krijgen om een eventuele publicatie in de Sovjet-Unie niet in gevaar te brengen. Door vrienden gewaarschuwd voor de mogelijkheid dat zijn werk op een gegeven moment naar het Westen zou kunnen gaan, had hij ervoor gezorgd de chronologische volgorde van bepaalde verhalen nauwkeurig aan te geven, omdat er in samizdat allerlei verschillende en onvolledige versies circuleerden. In 1969 werden zevenentwintig verhalen door de Franse uitgeverij Denoël gepubliceerd onder de titel Verhalen van Kolyma, terwijl Gallimard een keuze van teksten uitbracht onder de titel Artikel 58. Helaas wordt de naam van de schrijver bij Gallimard gespeld als Chalanov en zijn de teksten vertaald uit het Duits!
Publicatie vindt plaats bij stukken en beetjes, zonder dat de volgorde van de verhalen en de innnerlijke structuur van het werk in acht worden genomen. Erger nog, het zou meer dan tien jaar duren voordat er een integrale publicatie van de Verhalen van Kolyma verscheen, terwijl in dezelfde tijd in het Westen de ene na de andere vertaling uitkwam van werken van Solzjenitsyn en minder bekende auteurs als Jevgenija Ginzburg, Lev Kopelev en Georgij Vladimov.
Pas in 1978 verschijnen de verzamelde Verhalen in het Russisch dank zij de bemoeienissen van professor Michel Heller en de Londense uitgeverij Overseas Publication Interchange. Het boek dat Sjalamov via-via snel bereikt, wordt in 1982 gevolgd door een tweede Russische uitgave bij ymca Press in Parijs. Daarna verschijnen er gedeeltelijke vertalingen in de Verenigde Staten, Engeland, Italië, Joegoslavië en een integrale uitgave van de Verhalen in Frankrijk. Maar de publicatie van
| |
| |
de Verhalen in het Westen heeft de aandacht van de sovjet-autoriteiten getrokken die zich steeds meer bezig moeten houden met schrijvers die het ‘slechte voorbeeld’ van Sinjavskij en Daniel volgen en in het buitenland hun werk laten uitgeven dat door de sovjetcensuur geweigerd is. Sjalamov wordt bij Polevoj geroepen, een oude Stalinist en uitgever van een literair blad, die hem te verstaan geeft dat nu zijn verhalen door anti-sovjetgezinde emigranten in het Westen gepubliceerd zijn, hij hier niet meer kan publiceren tenzij hij zich van die uitgave distantieert. Moskou probeert nu de ‘schuldigen’ psychologisch te breken door ze tot een mea culpa te dwingen. Als een schrijver niet meewerkt, wordt hij een paria zonder bron van inkomsten wat dan volgens het strafrecht een reden is hem tot het kamp te veroordelen. Vladimir Maksimov en Boelat Okoedzjava weigeren de buitenlandse publicatie van hun werk te veroordelen, anderen zoals Vladimir Vojnovitsj komen tot inkeer; en ook Sjalamov zal dat doen. Op 23 februari 1972 publiceert het orgaan van de Schrijversunie, Literatoernaja gazeta, een brief aan de redactie ondertekend door Varlam Sjalamov die de publicatie veroordeelt van de Verhalen van Kolyma door ‘anti-sovjet tijdschriften’. Het is de eerste en laatste keer dat het bestaan van de Verhalen van Kolyma in de officiële sovjetpers wordt vermeld.
In lompe apparatsjik-stijl verklaart de schrijver dat er geen enkele reden is hem af te schilderen als een ‘binnenlandse emigrant’ of een ‘ondergrondse anti-sovjetburger’, terwijl hij een ‘fatsoenlijke sovjetschrijver’ is. Op het laatst komt hij met de verrassende wending dat ‘de problematiek van de Verhalen van Kolyma allang is opgelost door het leven zelf’. Met andere woorden, er is geen reden meer om het over de kampen en miljoenen Goelag-doden te hebben!
Toen hij uit het kamp kwam, had Sjalamov een ogenblik de verleiding gekend niet meer aan Kolyma te denken: ‘Ik besefte dat ik bereid was alles te vergeten, twintig jaar uit mijn leven te schrappen. En wat voor jaren! Toen ik dat begreep, behaalde ik een overwinning op mezelf. Ik besloot nooit uit mijn geheugen te schrappen wat ik wist.’
Er is nauwelijks twijfel aan mogelijk dat de verklaring in Literatoernaja gazeta is opgesteld door bevoegde instanties als de kgb en dat Sjalamov alleen maar heeft hoeven te tekenen. Maar waarom heeft hij dat gedaan? Na overeind te zijn gebleven tegenover de politie van Stalin, in gevangenissen en kampen, na zijn waardigheid te hebben behouden in onmenselijke omstandigheden, is Sjalamov bezweken, en dat is moeilijk te begrijpen. Was het zijn ziekte, een zekere rancune dat hij in de wereld niet als de gelijke van iemand als Solzjenitsyn werd erkend, werd hij gechanteerd met beloften van een eventuele publicatie? Waarschijnlijk van alles wat.
| |
| |
In kringen van Moskouse dissidenten reageert men emotioneel op de vernedering van de auteur van Verhalen van Kolyma. Een van de leiders van de oppositie, Pjotr Jakir, verwoordt de algemene gevoelens door te zeggen dat het ‘de omstandigheden zijn die Sjalamov ertoe gedwongen hebben’ een dergelijke tekst te ondertekenen. De ironie wil dat Jakir zelf enkele jaren later een opzienbarende publieke bekentenis zou doen in Moskou, waarbij hij ten overstaan van de internationale pers zijn dissidente activiteiten verloochende. Anatolij Martsjenko, de morele autoriteit onder de dissidenten (die in totaal negentien jaar in kampen zat) betoont zich daarentegen veel strenger en weigert voor Sjalamov elke verzachtende omstandigheid. ‘Ik ken mensen die waardig de beproevingen van Kolyma, Vorkoeta en dergelijke plaatsen hebben doorstaan in de jaren dertig, veertig, vijftig, maar die deze waardigheid niet hebben weten te bewaren toen ze in onze bijna liberale tijd de vrijheid ontdekten. Onder de beroemdste hoef ik alleen maar de naam van Varlam Sjalamov te noemen. Niet alleen heeft hij waardig in Kolyma geleefd en gelukkig overleefd, maar hij heeft voor de slachtoffers een prachtig monument opgericht, de Verhalen van Kolyma. Toch heeft hij ze in de jaren zeventig afgezworen: “De problematiek van de Verhalen van Kolyma is opgelost door het leven zelf!”. Hij heeft zichzelf verraden, hij heeft het bestaansrecht van zijn leven verraden; hij heeft honderden, wat zeg ik, duizenden martelaren verraden... In naam van wat? Ik kan het niet vatten. Men zegt dat men hem heeft gepaaid met de publicatie van een bundel gedichten van hem.’
Beducht voor dat soort reacties, isoleerde Sjalamov zich nog meer. Uit vrees dat hij door sommigen van zijn vrienden verstoten zou worden, nam hij zelf het initiatief en brak met verschillenden van hen. Daarna leefde hij nagenoeg zonder contact met de buitenwereld. De enige die hij in zijn nabijheid verdroeg was een grote zwarte kat die de gewoonte had op zijn schoot te gaan zitten als hij schreef. Toen een driftige buurman - een generaal in ruste - de kat zonder reden op de binnenplaats doodschoot, kwam hij dat maar met moeite te boven. ‘Varlam kon niet van zijn vriend scheiden: wekenlang bewaarde hij hem in een plastic zak in zijn ijskast. Is dat erg? Maar waarom zou hij niet zo reageren? Er waren in zijn leven verschrikkelijker dingen geweest,’ merkt zijn vriendin Irina Kaneskaja terecht op. (...)
Nawoord bij La Nuit (1986), het tweede deel in pocket van de Franse uitgave van Verhalen van Kolyma, eerder verschenen in 1981.
vertaling: jacq vogelaar
|
|