Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88)
(1999)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Varlam Sjalamov
| |
[pagina 22]
| |
schermd. Een jaar of twee daarna ontmoette ik Varpachovskij. Nu kwam hij bij me op bezoek voor de Verhalen van Kolyma, hij had ervan gehoord, en ik heb ze hem laten lezen. Ik zei tegen hem: - U heeft toch dat uitstekende toneelstuk in handen gehad, Kaars in de wind van Solzjenitsyn. - Ik heb het gelezen. Het deed me denken aan Leonid Andrejev. Maar heeft u Het hert en de hoer wel eens gelezen? Kent u dat? - Nee. Maar is het slecht om op Andrejev te lijken? - Ja. De kracht van Solzjenitsyn is zijn realisme. Of niet soms? - Leonid Viktorovitsj, ik zie geen hardomlijnde grenzen aan realisme in welke kunst dan ook. Een Japanse graficus heeft een schilderij van Hiroshima gemaakt, is dat realisme of niet? En ik heb nog een gesprek voor u, maar dat bewaar ik voor een persoonlijke ontmoeting. Groet Natalja Aleksejevna van mij. Uw V. Sjalamov | |
Mei 1964Beste Alexander Isajevitsj. Ik was oprecht verheugd uw brief te ontvangen. De provocatie van de tribune aan Uw adresGa naar voetnoot2 is een zo typische vorm van verwording uit de tijd van Stalin en roept sterk de herinnering op aan de talloze gelijksoortige onbestrafte, onbestraft blijvende misdaden, die bij duizenden zijn begaan in de loop van tientallen jaren, ik herinner ze me met enorme pijn in het hart. Laten we hopen dat ze er toch een eind aan zullen maken. Mijn mening over Een kaars in de wind wijkt af van die van anderen. Het is geen mislukking van U. Een kaars in de wind stelt en beantwoordt dezelfde vragen als Uw andere werken, maar op een bijzondere manier, en deze bijzondere manier is niet ontstaan in navolging van Andrejev. Ik hoorde dat mijn verhalen door Moskou zwerven. Het probleem is echter dat het absoluut onmogelijk is om regelmatig te werken vanwege | |
[pagina 23]
| |
hoofdpijn enz. Natuurlijk laat ik dit werk niet liggen. Maar het werken gaat slecht, traag. Mijn volgende opgave is het beschrijven van Dzjelgala, de hele speciale zone van Kolyma (een van Stalins Auschwitzen), waar ik een paar maanden ben geweest en waar ik veroordeeld ben. Ik ben onlangs op een bijzonder interessant feit gestuit. Ik heb geprobeerd mijn tienjarige ondergrondse diensttijd officieel te maken (om mijn invaliditeitsuitkering om te kunnen zetten in een pensioen), maar vanuit Magadan deelde men mij mee dat ik (volgens hun gegevens) 9 jaar en 4 maanden in de mijnen had gewerkt en dat mijn verzoek om een verklaring voor 10 jaar derhalve werd afgewezenGa naar voetnoot3. Tegelijkertijd kwam ik het volgende te weten. Het blijkt dat alle ‘dossiers’ van de gevangenen, alle kamparchieven vernietigd zijn, en over de directeuren, de rechters van instructie, de bewakers van die jaren in Magadan zijn geen gegevens meer te vinden. Niet een van de vele memorandums, waarvan mijn zeer lijvige ‘dossier’ uitpuilde, was nog te vinden. De operatie om documenten te vernietigen heeft tussen 1953 en 1956 plaatsgevonden. Officieel gaf men mij ten antwoord: gegevens over de aard van Uw werk zijn niet bewaard gebleven. Eenzelfde geschiedenis heeft zich ook in Vorkoeta herhaald, dat wil zeggen in de twee grootste speciale kampen van Stalin. Kom langs, U bent van harte welkom, onze woning wordt momenteel verbouwd. Olga Sergeevna en Serjozja zijn op de datsja, maar komen af en toe over. Ik ben echter steeds thuis, ik mag het huis alleen verlaten om boodschappen te doen. Hartelijke groeten aan Natalja Alekseevna. Olga Sergeevna stuurt u beiden haar hartelijke groeten. Ongeveer twee jaar geleden stelde de krant ‘Znamja’ mij voor mijn memoires te schrijven De jaren '20, Moskou in de jaren '20. Ik schreef vijf bladzijden per week. Het thema is prachtig, want in de jaren twintig ligt het ontstaan van alle goede dingen en alle misdaden van de toekomst. Maar ik koos een zuiver literaire benadering. Ze hebben niet eens de moeite genomen het te drukken, het manuscript ligt tot op de dag van vandaag bij de krant. V. Sjalamov. | |
[pagina 24]
| |
1 november 1964Beste Alexander Isajevitsj, In uw brief over Anna IvanovnaGa naar voetnoot4 staat een zin, een opmerking, die ik voor later heb bewaard om U een nauwkeuriger antwoord te kunnen geven. U schreef dat de hoofdpersoon in Anna Ivanovna in plaats van een schrift met gedichten beter iets anders had kunnen hebben. Het zou erg gemakkelijk geweest zijn om van het schriftje iets in de trant van de tekeningen van Kibaltsjin te maken. Maar nodig is het helemaal niet. Ik denk dat nu net de beschrijving van het heldendom van wetenschappers, technici enz. traditioneel is. Traditioneel is men bang om een kunstenaar als een fijngevoelige persoon uit te beelden (immers, dit is zo en het kan niet anders zijn). Ten tweede: ik ken een paar gevallen van zeer zware straffen wegens literaire activiteiten in het kamp. De plot van Anna Ivanovna wordt bevestigd door de schreeuwende waarheid over dode, vermoorde mensen. Om nog maar te zwijgen over het feit dat het schrijven van gedichten een misdaad was - een van de zwaarste misdaden in het kamp. Straffen voor literaire activiteiten heb ik wel degelijk gezien, zeker zo'n tien gevallen gezien of zelfs meer. Er is hier dus geen sprake van een tekort doen aan of het vervalsen van de werkelijkheid. Maar de kern van de vraag omvat meer, gaat dieper dan de wereld van het kamp, dan de handeling van het toneelstuk. Waar het om gaat is dat alle wetenschappers (ongeacht hun betekenis) en alle ingenieurs (ongeacht hun kwalificaties) altijd ‘aan de borst’, in het gevlij van het bestuur liggen van welke machthebbers dan ook. Zij lijden ook veel minder, ja zelfs hun geestelijk leven wijkt enigszins af van de weg der hartstochten. Het is de moeite waard om een antwoord van professor Kitajgorodskij in een recente enquête in Literaire vraagstukkenGa naar voetnoot5 in herinnering te brengen. De gebeurtenissen, die ons de arme kosmonauten leken te doen vergetenGa naar voetnoot6, geven ons een zuivere maatstaf voor de literatuur, en voor het leven, en voor de wetenschap. (Hoezeer het mysterie van het ‘Blauwe Kruis’ de aandacht van de instanties ook opeiste, in de chaos van ideologische hartstochten werd iets anders geëist: ‘Blauw bloed’.) | |
[pagina 25]
| |
Wat is dan een echte held? Ik denk dat het de plicht van iedere eerlijke schrijver is om juist de culturele intelligentsia te heroïseren, die altijd en overal, bij iedere machtswisseling de zwaarste klappen te incasseren krijgt. Dat gebeurde niet alleen in de kampen zelf, maar in de hele geschiedenis van de mensheid. De strijd tegen de ‘ideologie’ is van hetzelfde kaliber. Op deze regel zijn bijna geen uitzonderingen, op Fermi en Demidov na misschien. In zijn reactie op de enquête in het tijdschrijft Literaire vraagstukken vertelde Professor Kitajgorodskij, dat fysici niets lezen: geen klassieke, noch moderne literatuur, niets. En ze hebben ook geen behoefte om te lezen. Dit alles zegt Kitajgorodskij ‘uit naam van’, voortdurend sprak hij van ‘wij’, ‘ons’ enz. Hij zegt dat wetenschappers alleen detectives lezen, voor een psychologische roman hebben zij zelfs niet eens de nodige geestelijke kracht. Deze bekentenis betekent dat wetenschappers niets lezen, want het lezen van detectives, die zogenaamde ‘ontspannende’ lectuur, is noodzakelijk voor iedere schrijver, iedere wetenschapper, voor iedere kunstenaar. Waar het hier om gaat is dat de hersenen op een lager toerental draaien, maar niet geheel worden uitgeschakeld (zoals bij een boottochtje of bij het hakken van hout). Ook Hemingway las detectives ter ontspanning en vertelde hier zeer serieus over. Voor zeer velen (A. Grine bijvoorbeeld) heeft het lezen van encyclopedieën, naslagwerken enz. een ontspannende werking. Ik lees ook naslagwerken met dit doel. Er is nog een manier van lezen, die eigen is aan schrijvers: het zogenaamde ‘stimulerende’ lezen (Pasternak las de klassieken, V.M. Inber las Dickens, U leest het woordenboek van Dal). Voor Uw werk heeft het woordenboek van Dal absoluut geen nut, maar als een bekend soort doping is het toegestaan. Laten we het nu over onze huiselijke zaken hebben... vertaling: thijs hendriks Thijs Hendriks (1966) studeerde Slavische taal- en letterkunde in Leiden en vertaalde een aantal verhalen van Sjalamov. |
|