Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88)
(1999)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
Andrej Sinjavski
| |
[pagina 15]
| |
boodschap in Engeland is aangekomen. En zelfs als ze was aangekomen, wat zou ze hebben uitgehaald? Toen ik dat verhaal destijds hoorde, heb ik aan Sjalamov gedacht. Dat was iemand die zich geen enkele illusie meer maakte. Geen gevoelens, geen vooroordelen. Hij heeft alleen maar een feit vastgelegd. Hakken ze hun handen af? Dat is juist. Om de waarheid te vertellen? Ja. Maar dachten ze dat ze gehoord zouden vinden of geholpen worden? Kom nou. Handel... Maar toch, het is niet het werk zelf van Varlam Sjalamov, maar wat er met zijn geschriften en hun auteur gebeurd is, wat in zekere zin aan dat kampverhaal doet denken. De Verhalen van Kolyma hebben hun bestemming bereikt. Wij zien de signalen van de afgehakte handen. In Engeland, in Frankrijk. Maar wat daarna?
In de geschiedenis van de kampen en de literaire productie over dat onderwerp, die mettertijd enorme vormen heeft aangenomen, hoort Sjalamov tot de ‘pioniers’. Hij heeft meer dan zeventien jaar in Kolyma doorgebracht en dat gedurende de verschrikkelijkste periode van de Stalin-terreur die begon in 1937. In die tijd van zijn tweede arrestatie, had Sjalamov al een straf van vijf jaar uitgezeten in de kampen van de Solovki-eilanden. Voor de eerste keer gearresteerd in 1929 toen hij nog heel jong was, was het een gerehabiliteerde oude man die weer in het leven en op het ‘vasteland’ terugkwam, een schrijver met een unieke ervaring van het strafkamp. Zijn Verhalen van Kolyma deden als samizdat-uitgave de ronde toen Eén dag van Ivan Denisovitsj van Solzjenitsyn gepubliceerd werd, en men kan zeggen dat ze de lezer de meest verschrikkelijke en extreme dingen van de Goelag-Archipel lieten zien. Voor wie het verschijnsel van de kampen in z'n totaliteit wil kennen en begrijpen, is Sjalamov de bron bij uitstek.
De verhalen van Sjalamov lijken op boomstammen, op aan stukken gezaagd hout op een zagerij. Elke schijf is een verhaal op zich. Maar er zijn veel houtblokken en ze moeten stuk voor stuk gezaagd worden. De verhalen van Sjalamov beslaan kubieke meters hout. Een sterke, kerngezonde man kan dat werk hooguit een of twee maanden aan. Maar er komt geen einde aan. Op de zagerij zakken de mannen voor de bomen in elkaar. Maar misschien moeten we uitleggen wat dat voor ‘houtzagerij’ is. Wat zijn de productienormen? Wie stelt ze vast? Waar ligt de grens? Met wat voor zaag moeten die stammen zo nodig aan stukken worden gezaagd? En hoeveel uur - twaalf of zestien uur per dag? Met de hand? Met een trekzaag, zz-zz, tot het einde toe? | |
[pagina 16]
| |
Nu belasten we mensen die al moeite genoeg hebben zichzelf te dragen met die berg hout, en dan hebben we het nog niet over rondhout of karren. Dat werk is op zich al een kwelling, maar daar voegen we de bewaking en het eeuwige prikkeldraad en de klappen aan toe, en almaar het gebrul: ‘Vooruit! Vooruit!’ En als loon de honger, de eeuwige metgezel. Maar zelfs dat is nog niet genoeg. Dat alles verplaatsen we ook nog eens naar de koudegrens, de poolcirkel, het uiteinde van de wereld, het uiterste noord-oosten van Azië, dat na de volkstelling van 1893 als het meest verlaten deel van het verlaten Jakoetië werd beschouwd: alles bij elkaar zevenduizend zielen in het uitgestrekte district Kolyma. In het sovjetsysteem werden deze contreien in een recordtijd met kampen bevolkt (vooral vanaf 1934) en in één reusachtige fabriek veranderd, een ideale gevangeniszone, een speciale en essentiële tak van de socialistische economie. Helaas voor Rusland bleek Kolyma een goudmijn in de letterlijke zin van het woord (de winning van goud en andere onderaardse rijkdommen, het hout nog daargelaten). Het gebied lag bovendien voor een gevangenis goed geïsoleerd, niet alleen door prikkeldraad van de wereld gescheiden, maar ook door de Noordelijke ijszee, de sneeuw, de moerassen en de tajga waar geen mens doorheen kon komen. Als de inwoners van Kolyma het nabije Siberië en het Verre Oosten in hun taal ‘vasteland’ noemen, is dat niet voor niets. Afgezien van de geografie (de verbindingen met het ‘vasteland’ gingen over zee en men vervoerde nog altijd massa's gevangenen onder in het ruim), was het gebied een ‘eiland’ omdat op dat verloren stuk land speciale bestuursmaatregelen golden en men er de grenzen van de menselijke wreedheid had gepasseerd. In het labyrint van kampen dat de ingewanden en het skelet van het Sovjet-Rijk vormt, is Kolyma de laatste cirkel van de hel, de ergste. Er zijn geen kampen erger dan die van Kolyma. De gedetineerden zongen: Wees vervloekt, o jij Kolyma,
Bijgenaamd onze planeet!
Je raakt er onherroepelijk je hoofd kwijt:
Want hier kom je nooit meer vandaan...
De streek kreeg in een spreuk over Kolyma de benaming ‘planeet’, zoiets als de planeet Mars: ‘Kolyma, Kolyma o toverplaneet: De winter telt er twaalf maanden, verder is het alleen maar zomer...’ Voor Stalin-Rusland is Kolyma hetzelfde als Dachau of Auschwitz voor Hitler-Duitsland. Geen van beide zal zich ooit van die naam kunnen ontdoen; voor altijd staan ze erin gekerfd: Dachau, Kolyma. Je hoeft | |
[pagina 17]
| |
ze maar uit te spreken en je ziet in Kolyma het universele kwaad geconcentreerd dat de hedendaagse geschiedenis kenmerkt net zoals de gaskamers en de crematoria van Auschwitz. De vriespool in plaats van het vuur van de crematoria. In ruimte en tijd heeft de dood in Kolyma langer geduurd. Zich uitstrekkend over lange jaren en duizenden kilometers ging de dood gepaard met werk waaruit de regering veel economisch profijt trok dat niet met dat van Auschwitz te vergelijken is. Het was een rationale benadering op marxistische grondslag: een maximaal profijt trekken uit mensenmateriaal dat toch al bestemd was om vernietigd te worden. Het was een ‘socialisme’ gebouwd op slavernij en ellende, daarin verschilde het van dat van de Duitse romantici.
De dood waart door de Verhalen van Kolyma. Maar het woord ‘dood’ zegt niets. Het vertaalt niets. In het algemeen hebben we een abstracte voorstelling van de dood: het is een einde, sterven doen we allemaal. Maar de idee van de dood als een leven dat zich eindeloos voortsleept in een totale uitputting van de laatste fysieke krachten - dat is heel wat verschrikkelijker. Men heeft het over ‘de dood onder de ogen zien’. De verhalen van Kolyma zijn geschreven door iemand die het leven onder de ogen zag. Het leven is het verschrikkelijkste. En niet alleen omdat het een kwelling is. Maar omdat degene die een dergelijk leven heeft overleefd zich afvraagt: ‘En waarom ben ík in leven?’ In Kolyma is elk leven egoïsme, zonde, moord op je naaste - het enige waarin je hem de baas bent is het feit dat je in leven bent gebleven. En het leven is een vorm van lafheid. Leven is gewoonweg onfatsoenlijk. Degene die zulke omstandigheden heeft overleefd, zal altijd op de bodem van zijn ziel de droesem van dat ‘leven’ bewaren als iets beschamends en schandelijks. De vraag die overblijft is ‘Waarom ben ik niet dood?’ In feite betekent dat: waarom ben ík nog in leven terwijl alle anderen dood zijn? Erger dan de dood is het verdwijnen van het leven terwijl je nog in leven bent, wanneer de mens, een gewoon goed mens zoals u en ik, niets menselijks meer heeft. Het blijkt dat de mens het niet uithoudt en in materie verandert - hout, steen - waarmee de bouwers doen wat ze willen. Tegelijkertijd vertoont het levende en bezielde materiaal onverwachte eigenschappen. Ten eerste is gebleken dat de mens meer verdraagt en sterker is dan een paard. Sterker dan welk dier ook. Ten tweede zijn geestelijke, intellectuele en morele eigenschappen iets secondairs en ze bladderen even gemakkelijk af als dode huid mits men de mens in de gewenste materiële omstandigheden plaatst. Ten derde zien we dat in die toestand de mens aan niets denkt, zich niets herinnert, verstand noch gevoel noch wil heeft. Zelfmoord plegen is al een bewijs van onafhankelijkheid. Maar om die stap te zetten moet je eerst een | |
[pagina 18]
| |
stuk brood eten. Ten vierde is er de pest van de hoop. Hoop is in een kamp het gevaarlijkst (een verlokking, een verrader). Ten vijfde is de eerste drijfveer van een mens die beter wordt: angst en afgunst. Ten zesde, zevende, achtste: alle feiten bewijzen dat hier geen plaats is voor een mens. Men dumpt hier alleen maar mensenmateriaal dat slechts van één ding getuigt, dat de psyche verdwenen is en alleen het fysieke overblijft dat op slagen reageert, op het broodrantsoen, op kou, warmte... In die zin lijkt de natuur op de mens: hier heerst de permafrostGa naar eind2.. In de verhalen van Sjalamov kunnen de ‘literaire procédés’ worden teruggevoerd tot een eenvoudige opsomming van kenmerken die ons bijblijven: een gebarsten huid zo droog als perkament; spieren dun als touwtjes; volkomen verschrompelde zenuwcellen die niets meer kunnen waarnemen; etterende zweren gewikkeld in vuile lappen. Ziedaar de mens. Een mens teruggebracht tot alleen maar botten waarmee men de brug bouwt die naar het socialisme leidt en dwars door de toendra en de tajga loopt. Dat is geen beschuldiging, maar een constatering: dat waren de feiten...
Er is niet echt sprake van helden in de verhalen van Sjalamov. Geen karakters: het is niet de tijd voor psychologie. Het gaat om stukken ‘menselijke tijd’ die langer of korter duren. Het voornaamste onderwerp is het overleven van de mens (en men weet hoe dat zal aflopen), alsook de vraag of het goed of slecht is te overleven in een situatie waarin iedereen sterft, een situatie die wordt voorgesteld als een basisgegeven van de vertelling, als het uitgangspunt. De kwestie van overleven snijdt aan twee kanten: ze stimuleert zowel het beste als het slechtste in de mens, maar ze houdt in de vertelling van Sjalamov zowel de belangstelling als het lichaam op temperatuur. De lezer bevindt zich hier in een weinig confortabele positie. In de Verhalen van Kolyma identificeert de lezer zich niet zoals in andere literaire werken met de auteur, met de schrijver (die ‘alles weet’ waarin de lezer hem volgt) maar met de gevangene. Met een mens die opgesloten zit in de omstandigheden van het verhaal. Men heeft geen keus. Lees daarom de verhalen achter elkaar, sleep de stukken boomstam weg of trek de karren vol stenen zonder een moment op adem te kunnen komen. Het uithoudingsvermogen wordt op de proef gesteld, een test: hoe goed de kwaliteit van de mens is (die van de lezer inbegrepen). Je kunt je lectuur onderbreken en terugkeren naar het leven. Tenslotte is de lezer immers geen gevangene! Ja, maar hoe dan te leven zonder ze uitgelezen te hebben? Als een verrader? Als een lafaard die niet de moed heeft de waarheid onder ogen te zien? Als een toekomstige beul of een toekomstig slachtoffer van de situaties die er beschreven worden? | |
[pagina 19]
| |
Met de Verhalen van Kolyma staat Sjalamov haaks op alle literatuur die er over de kampen bestaat. Hij laat ons geen enkele uitweg. Hij lijkt ten aanzien van de lezer even onbarmhartig als het leven ten aanzien van hem is geweest en van de mensen die hij beschrijft. En als Kolyma. Vandaar een gevoel van authenticiteit, van gelijkwaardigheid tussen de tekst en het onderwerp. En dat maakt Sjalamov superieur aan andere schrijvers. Hij schrijft alsof hij dood was. Hij heeft uit het kamp alleen maar een puur negatieve ervaring overgehouden, die hij onophoudelijk herhaalt: ‘Het is verschrikkelijk om in een kamp terecht te komen en geen mens zou daar ooit kennis mee moeten maken. De kampervaring is elk moment volstrekt negatief. Een mens wordt daar onvermijdelijk slechter. En hij kan niet anders...’ ‘Het kamp was één grote test voor de morele krachten van de mens, voor de gewone moraal, en negenennegentig procent van de mensen doorstond die proef niet. Degenen die haar doorstonden stierven samen met degenen die haar niet doorstonden...’ ‘Alles van waarde wordt in de as gelegd, beschaving en cultuur vervliegen in recordtijd die gemeten kan worden in termen van weken...’ Natuurlijk kan men daarover discussiëren: is het waar? echt niets of niemand? Alexander Solzjenitsyn bij voorbeeld doet dat in zijn Goelag Archipel: ‘Sjalamov schrijft zelf: “Ik ga anderen niet aan de kaak stellen! Ik word geen ploegbaas die anderen aan het werk zet.” Maar waarom, Varlam Tichonovitsj, bent u geen verklikker of ploegbaas geworden als in het kamp toch niemand aan het hellende vlak van de corruptie kan ontkomen? Als leugen en waarheid toch broer en zuster zijn? Aan welke tak hebt u zich vastgehouden? Hebt u zich aan een of andere rots vastgegrepen en bent u niet naar beneden gegleden? Uw eigen persoon... is die niet een weerlegging van uw persoonlijke opvatting?’ Misschien is ze dat. Dat doet er weinig toe. Daar gaat het niet om. Wezenlijk is dat het kamp de negatie is van de mens; daar moet je vanuit gaan. Sjalamov is een baanbreker. Hij heeft Kolyma gehad. En verder bestaat niet. Dezelfde Solzjenitsyn geeft Sjalamov in zijn beschrijving van de Archipel een aparte plaats met betrekking tot zijn eigen ervaring en die van alle anderen. Als hij een vergelijking met zijn eigen boek maakt, schrijft hij: ‘De lezer zal misschien het genadeloze karakter van de Archipel en de grenzen van de menselijke wanhoop beter aanvoelen in de Verhalen van Kolyma van Sjalamov.’ Je kunt dat alles vergelijken met een ijsberg. De Verhalen van Kolyma maken deel uit van het deel onder water. Wanneer men de bevroren massa aan het oppervlak ziet schommelen, moet men bedenken dat | |
[pagina 20]
| |
daaronder nog iets is, daar aan de basis. Er is niets. Geen dood. De tijd staat stil, ze is stopgezet. De historische ontwikkeling is niet aan het ijs af te zien. De Tweede Wereldoorlog breekt uit: wat is daarvan in het kamp het gevolg? Minder soep. Duitsland is overwonnen? Nieuwe gevangenen. Binnen ‘de eeuwige onverschilligheid’ van het kamp is de geschiedenis een woestijn. Heel wat interessanter is de zin die het verhaal onder stroom zet: ‘We kregen steeds meer zin in eten.’ Of als het accent op overleven komt te liggen: ‘Ik was kalm en wachtte alleen maar tot de chef zou vertrekken...’
Kan men als het leven dat stadium van ‘halfbewustzijn’ heeft bereikt, nog van een ziel spreken? Ja, heeft men vastgesteld. De ziel is materieel. Dat zijn geen dingen die men leest. Je duikt erin, je kunt je er niet van losscheuren. Zonder dat het over ‘moraal’ gaat, blijkt het materiaal dat we krijgen voorgezet een concentraat van de mens, in het goede en in het slechte. En zelfs meer dan dat. ‘Nou en?’ zult u zeggen. Ja. Sprong daar niet iemand uit de greppel om zijn kameraad te redden, met gevaar voor eigen leven, tegen alle redelijkheid in, zomaar, om gehoor te geven aan de spanning die nog in de spieren over was (zie ‘Regen’)? Daar heb je het concentraat. In zijn drang om te overleven beweegt de geconcentreerde mens zich onverbiddelijk maar vastberaden: ‘... ik dacht bepaalde mensen te helpen en met anderen af te rekenen, oude rekeningen van tien jaar geleden. Ik hoopte weer een mens te worden...’ De verhalen van Sjalamov zijn een handboek voor de studie van het weerstandsvermogen van materialen, toegepast op de mens. Technici en ingenieurs kennen het want zij houden zich bezig met productie en constructie. Maar wat hebben wij eraan? Het is een toetssteen. Om de grenzen te leren kennen. En om ons eraan te herinneren, ons er steeds weer aan te herinneren, als we ons laten drijven op dromen en verleidingen, uit wat voor materiaal wij zijn gemaakt. Daarvoor moest iemand de balans van Kolyma opmaken, de balans van de mens. Wij zijn niet zo goed thuis in luchtkastelen. Maar als we het ergste kennen, kunnen we er misschien proberen in te leven...
Voorwoord bij Quai de l'enfer (1986), het eerste deel in pocket van de Franse editie van Verhalen van Kolyma, aanvankelijk verschenen in 1980. vertaling: jacq vogelaar |