| |
| |
| |
Alexander Wat
Gedichten
In de vier muren van mijn pijn
zijn geen ramen, zijn geen deuren.
ik hoor alleen: een schildwacht loopt
heen en terug achter de muren.
Het blinde duren wordt gemeten
door zijn doffe lege stappen.
Is het nacht of daagt het al?
Donker binnen mijn vier muren.
Waarom loopt hij heen en terug?
Hoe zal ooit zijn zeis mij raken,
als in die cel van al mijn pijn
geen ramen zijn, geen deuren?
Daar ergens vliegen vast de jaren
uit 's levens brandend braambos.
Hier loopt alleen mijn schildwacht heen
en terug - een spook met blind gezicht.
Menton, februari 1956
| |
| |
| |
Voor het zelfportret van Dürer in Weimar
(in twee variaties)
1
Je lichaam kleurt groen van schrik,
wanneer je 's nachts wakker wordt. Om het angst waardig tegemoet
ga je naakt voor de spiegel staan, met de kaars in de hand.
Elke vezel van je lichaam
Wat vreselijk om 's nachts je spiegelbeeld tegen te komen,
wanneer het je 's nachts wekt: ‘Kom,’ roept het, ‘kom, ventje.’
En vervolgens zonder poespas: ‘En nu terug!’
Als een korporaal tegen een recruut, die van het slagveld weg dacht te
De kachels zijn al opgestookt. De rookt stijgt hemelwaarts.
beveelt de korporaal. En jij weet: terug nergens heen.
Dat een kluwening van doodschrik is
waarvan het haar de oerarchaïsche Medusa te berge rijst.
2
‘Waarvandaan?’ ‘Van de dood.’ ‘Waarheen?’ ‘Naar de dood.’
‘En jij?’ ‘Van het leven. Naar het leven.’
‘Wie ben je?’ ‘Ik ben Jou.
jij bent mijn spiegelbeeld.
‘Hoe stellen we vast wie wiens spiegelbeeld is?’
‘Dat lukt nooit. Er is geen spiegel.’
Er is geen spiegel. Maar ik zie mijn doodsbange lichaam toch,
overgoten door langzaam stromende trillingen van angst
in het liturgische groen van de kaars.
Er is geen spiegel. Er is alleen de tover.
Alleen een echo die niet weet wiens echo hij is?
Hij hoorde altijd alleen zijn eigen stem,
| |
| |
wordt altijd alleen uit zichzelf herboren, een hoogst vreemde Phoenix,
de eeuwige partogenese van verschijningen.
Waarheen? Naar de dood. Waarheen? Naar het leven.
Er is alleen een ik, maar ook dat weet niet wiens ik het is?
En de hoop? De hoop, natuurlijk, piept als een kuiken in de nacht,
wanneer alle stemmen zijn verstomd, wanneer alles slaapt,
wanneer alles is gestorven, alle verwachting gedoofd.
Parijs, juli 1956
| |
| |
waar een afgeschoten pijl
het recht heeft te zeggen:
Achilles is niet in staat de schildpad in te halen.
Achilles haalt de schildpad altijd in.
En de pijl: ‘Hier was het begin van mijn vlucht.
hier - hier - hier is mijn meet.
| |
| |
| |
Een Perzische fabel
Aan een grote rappe stroom
een schedel en die schedel
schreeuwde: Allah jah illah.
En er was zoveel afgrijzen
in die kreet, zo'n vurige bede
en de wanhoop was zo diep,
dat ik aan de stuurman vroeg:
Wat doet hem nu vrezen? En waar kan hij om smeken?
Welk Godsoordeel kan hem wreder nog hier wreken?
sloeg hem met woeste kracht
tegen de kant te pletter.
- sprak daarop dof de stuurman -
(Nesles-la-Gilberte, augustus 1956)
| |
| |
| |
Op een tentoonstelling van Odilon Redon
want elke kleur heeft zijn eigen zwart
gestipt met gaslantaarnlichtjes;
waar een koraal stijf oprijst
Kijk goed naar de zwarten van Redon.
Kijk goed naar de zwarten van Rembrandt.
Ik zou bloed laten tappen,
om tot de synthese te komen:
De natuur deinst ervoor terug
van het smaragden leven waakt.
Parijs, november 1956
| |
| |
| |
Japans boogschieten
1
De pees antwoordt de hand:
Tegen de pijl zegt de pees:
De pijl antwoordt de pees:
De schijf antwoordt de pijl:
2
De schijf zegt pijl pees hand oog:
Wat in de heilige taal betekent:
3
waak over de schijf, de boog, de pijl
(Nesles-la-Gilberte) [augustus 1956]
vertaling: gerard rasch
|
|