Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1998 (nrs. 81-84)
(1998)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Gerard Rasch over Alexander WatDebuteerde nog voor zijn twintigste. Hoogbegaafd als kind, geboren in (1900) een traditioneel Russisch-Joods gezin. Begon als futurist, veroorzaakte veel schandalen. Schreef daarna lang geen gedichten en stortte zich op het vertalen (o.a. uit het Russisch) en uitgeven. Flirtte enige tijd met het communisme, maar was er voor de oorlog al weer van af. Verbleef in 1939 in Lwów, toen de Russen de westelijke Oekraïne annexeerden. Kon zijn mond nooit houden, bleef protesteren tegen het oppakken van collega's en Jan en alleman door de communisten, werd zelf daarom ook snel opgepakt, gedeporteerd, gevangen gezet, verhoord. Bleef tot 1947 in de Sovjetunie (Kazachstan), keerde na vele ontberingen (tyfus, honger, opsluiting, chantage) terug. Links, maar niet communistisch. Pleitte voor een vrije geëngageerde literatuur. Kon weer zijn mond niet houden, toen ook Polen communistisch werd, bleef roepen tot diep in de stalinistische terreur, alleen door ‘vrienden’ hogerop beschermd. Werd ongeneeslijk ziek (syndroom van Wallenberg); toen het beleid wat liberaler werd, kon hij voor de behandeling naar Frankrijk vertrekken, keerde nog terug, maakte in 1957 furore met zijn bundel Gedichten, vertrok daarna voorgoed. Verbleef in 1964-65 bij Milosz in Berkeley, die zijn leven op de band opnam en uitwerkte (onvoltooid, wel uitgegeven). Stierf in 1967 in Parijs. Bundels nog in 1962 en postuum in 1968; veel fragmenten, ‘influisteringen op de band’, werden pas later uitgegeven. In Polen is hij bezig aan een revival; in het buitenland buiten de kring van specialisten vrijwel onbekend. Beschouwde zichzelf als mislukt, had dostojevskijaans de waarheid over het communisme willen onthullen (roman); als dichter niet alleen thema's als lijden, pijn, ballingschap, en politiek willen aanroeren. Gaf de schuld voor zijn mislukking (voortvloeiend volgens hem uit zijn ziekte) aan de communisten, die voor hem de duivel belichaamden. Querulant, zij het bij tijd en wijle een bevlogene. Het is poëzie van een schrille helderheid. Beklemming, naaktheid, woede, pijn. Een twintigste-eeuwse Marsyas, zoals een Pools criticus hem onder verwijzing naar Zbigniew Herberts gedicht Apollo en Marsyas treffend typeerde. |
|