Dongemont liep naar voren, waar de chauffeur zat te ontbijten uit zijn broodtrommel, en keek de bus in.
‘Heeft u onderweg toevallig een man gezien die net iets ergs overkomen was?’ zei hij.
De chauffeur hield op met kauwen. Hij bewoog zijn wenkbrauwen, kauwde verder, keek opzij en naar beneden, en zei met zijn mond vol: ‘Nee, ik heb nog niks ergs gezien.’
‘Geen ongeluk nergens?’ zei Dongemont.
‘Geen ongeluk, nergens,’ zei de chauffeur.
‘Geen mensen op een kluitje op een stoep?’
‘Nee,’ zei de chauffeur. Hij keek in de brede spiegel boven zijn hoofd. ‘U? Heeft u ergens iets ergs gezien, een man die hard bloedde of pijn had?’
‘Nee, nog nergens,’ zei de vrouw achter in de bus.
Dongemont ging op de eerste tree staan en stak zijn hoofd helemaal naar binnen. De vrouw glimlachte uit de verte en stak haar handen omhoog. Ze wees met een breed gebaar naar de hele linkerkant van de bus.
‘Aan deze kant van de stad is vandaag nog niks gebeurd,’ zei ze.
‘O goed,’ zei Dongemont. Hij deed een stap terug, lette erop dat de thermoskan niet kantelde, en bleef een paar tellen op de stoep staan nadenken over wat hij nu zou gaan doen. Wachten op de volgende bus? Aan de overkant de bus in de andere richting nemen, en kijken of zijn oude kennis nog sliep?
‘Misschien,’ zei de vrouw, en ze stond ineens in de deur halverwege de bus en hing naar buiten, ‘misschien is er iets aan déze kant gebeurd. Deze kant heb ik niet gezien, er stonden aldoor mensen voor.’
Dongemont keek op en moest in zijn hoofd een paar gedachten bij elkaar houden. Hij stond nog bij de bushalte. Het was nog vroeg. Een onbekende vrouw wilde hem helpen.
‘Gehóórd heb ik in elk geval niets,’ zei de vrouw. ‘Niets aan deze kant. Niemand die zei: “Kijk daar, iets ergs,” of “Kijk daar, die bloedende man,” en de bus is ook niet door straten gereden waar sirenes loeiden.’
‘Dank u,’ zei Dongemont. ‘Het mag een wonder heten.’
‘Hij is vast onderweg, uw broer,’ zie de vrouw. ‘Hij heeft zich overslapen, uw vriend, uw vader, uw neef, dat kan gebeuren.’ Ze stak weer haar handen omhoog, nu om zichzelf te laten zien. ‘Ik bijvoorbeeld had allang bij mijn dochter moeten zijn.’
Dongemont glimlachte en knikte een keer. De vrouw bracht hem in de war. Ze haalde zijn gedachten door elkaar, want ze had pantoffels aan - geruite van het soort dat hij zelf droeg in huis. Het leek alsof hij door de pantoffels alleen nog aan thuis kon denken. Uitgerekend nu