Een derde stroom heeft met de Natuur te maken en daarin vinden we prominent een Kattencastratieproject terug evenals een Grasleasemaatschappij. Ze broedt nog op een diervriendelijke duivenverdelger. Duiven zijn de ratten van de lucht, zegt mevrouw Gigengack. Ze moeten er zijn. Ze mogen er zijn. Maar niet met zoveel.
Ideeën genoeg, ideeën te over zelfs. Mevrouw Gigengack is een gigantische doos bonbons waarboven haar hand voortdurend aarzelt. Wat zal ze aanpakken? Op zekere dag beseft ze dat al haar plannen in dienst staan van de mensheid in ruimere zin. Dat zij voortdurend bezig is met het geluk van anderen. Er lopen slechtere mensen rond dan ik, denkt ze. Dat de plannen vooralsnog onuitgevoerd zijn gebleven vindt ze geen punt in haar nadeel. Van dit enorme, menslievende denken, van dit hoofd en dit hart die almaar geven, geven, geven moet op zich al een heilzame invloed uitgaan. Er ontstaat een klimaat van plus, zegt ze zelf. Ze loopt in een wolk van plus. Niet van min. Maar van plus. Plus, plus, plus. En daarin klontert als vanzelf het Goede samen. Toch? Niettemin is er een leegte aan het groeien in haar, alsof het op raakt van binnen en er nodig een stroom van de andere zijde op gang moet komen, van buiten naar binnen, die alles weer terugpropt. Een Ander die om haar denkt.
Mevrouw Gigengack gaat op zoek naar die Ander. Een Man. Een Heer. Met huiselijk verkeer. Voor het eerst van haar leven, voor het eerst van haar leven?, staat Mevrouw Gigengack stil bij de liefde. Ze heeft er nooit tijd voor gehad. De liefde verdween altijd te midden van de beslommeringen. Wie weet heeft de Liefde ooit groot en blakend met rode lachwangen voor haar gestaan en heeft ze hem niet gezien, niet herkend, weggestopt in haar handtas en weggegooid in de eerste de beste prullenbak die ze tegenkwam. Wie weet heeft hij op de mat voor haar deur gelegen als een hond en heeft ze in het voorbijgaan zijn kop geaaid en vaag ‘apport’ gezegd, waarop de manhond verwilderd rondkeek naar stok of krant en als hij iets gevonden had wat apportabel leek, was ze al voorbij, mevrouw Gigengack. Wie weet is er heel lang geleden, voordat de charitatieve delta in haar binnenste ontstond, een geheime geliefde geweest, een bitterzoete geliefde, die vroeg is overleden of gewoon met de noorderzon vertrokken, waarna al die ongebruikte hartstocht zich verzamelde in dat enorme spaarbekken dat haar hart werd. Ze laat zich er nooit over uit. Er zijn Dingen Waar Men Niet Over Spreekt.
Eenmaal een besluit genomen, laat ze er ditmaal geen gras over groeien. De mensheid kan immers wachten op de uitvoering van plannen, maar mevrouw Gigengack zelf niet. Ze neemt haar handtas mee, waarin ze haar papieren, een verschoning en een paar extra kousen