Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1997 (nrs. 77-80)(1997)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Luciano Folgore Twee gedichten Elektriciteit Zonguirlandes die duister verpulveren. Violette tentakels die de teer van de hemel doorploegen. Kransen knisperende vonken die langwerpige dinamo's tooien. De dreunende muziek van reuzenmechaniek. Gutsende krachten niet te benaderen in de draaikolk van raderen. Het water hangt een sonore mantel uit boven het mossig gebaar van de rots en kluistert in fonkeldraden waarvan goud afspuit U, o bliksemende wil, o vrije Elektriciteit. De zee overbruggend in bogen aan de lucht springt uw boodschap over binnen het grote stroomverband en haakt gespannen het vasteland verlangend naar haar die hier verscheen van verre heen, naar haar die op haar reizen de geheimen stal in 's mensen hart en in kristallen zonpaleizen. Masten van zeilen verstoken maar overal verzeilend, [pagina 73] [p. 73] masten boven het ontzichtbare schip uitstijgend, dat van geen grenzen weet, dat koersend naar een zusterschip wellicht de snee doorsneed voorbij elk sterrenlicht. Stemmen verschrikt in grijze kwadraten, met ijzeren steunen de schoorsteenomheinde huizen bekronend, stemmen duister en divers, zomaar, op weg langs onbekend tracée, in het metalen mysterie gelanceerd om vorm te geven aan een idee in het hart van een die elders verkeert. Krachtwerktuigen, arbeidsmachines, die deze wil doet functioneren, zwaar vervoer dat ruimte, tijd en snelheid verslindt met gulzig begeren, o armen van het Elektriek naar alom uitgestrekt om het leven te grijpen, te vervormen te verwerken met snelle elementen, o machtige raderwerken, trotse kinderen van het Elektriek die droom en materie verbrijzelt, ik hoor uw fluitende tonen samenkomen uit alle fabrieken, van alle bouwplaatsen, langs de wegen vol kracht van lawaai, met de hymnes van camions, en op goddelijke wijze, de lofzang zingen van de wil, het spektakel van alle mirakel der vrije Elektriciteit. [pagina 74] [p. 74] Binnenplaatsseizoenen Interieurs bemeubeld met eerste warmte, binnenplaatsjes waar gras opschiet uit los plaveisel, balkons met petunia's, schooljeugd in schort, vensters zonder uitzicht op straat met de troost van wat potten kruiden. Een blad afkomstig uit een open veld, een stuk drukwerk afkomstig uit de wereld waar trams en luxe omgaan, de vlinder het onbekende ingedreven door een geur van nieuw stuifmeel. Oude wijfjes door de tijd vergeten op stukke gematte stoelen, honden vadsig in hun welbehagen, zwangere vrouwen zittend op de stenen stoep om zo te voelen hoe moederschap langzaam aan kostbaar kwetsbaar maakt. Maar alles gaat hier dood: melancholieke put, interieur met op de vloer een tapijt van vale lente, en kaal en mager zouden wij hier worden als we niet over de muren heen klommen en die roerloze arme wezens. Echter, voorbij dat rossige dak plezier te huur: een paardenkoetsje. Vooruit, vooruit, het schommelend leven in, rollend over het denderend parcours, en heel dat ongeordende geheel een eeuwige verwarring en ontwarring, volgens het ritme van de spiegels, amourettes en rendez-vous. Vorige Volgende