| |
| |
| |
Arkadij Bartow
Onderweg met Moechin
Arkadij Bartow werd in 1940 in Leningrad geboren. Hij studeerde wiskunde en werkte geruime tijd in dienst van een wetenschappelijk instituut. Ook was hij leraar en nachtwaker. Aan het einde van de zeventiger jaren begon hij te schrijven, zijn teksten publiceerde hij in het ondergrondse circuit. Zijn eerste boek verscheen pas in 1990 maar al snel volgden een tweede en een derde. In 1995 verscheen in het Duits een keuze uit zijn werk onder de titel ‘Unterwegs mit Muchin’ (waarop de hier gepresenteerde fragmenten zijn gebaseerd). De ondertitel van die uitgave luidt ‘konzeptuelle Miniaturen’ en dat is een treffende typering van zijn werk.
De verhalen over Moechin worden allemaal gekenmerkt door een flaptekstachtige bondigheid, het zijn verhalen in pilvorm. Moechin is een personage dat wars van psychologie wordt beschreven, hij is zo leeg als een cursor, kennelijk met de bedoeling om hem des te beter als een schaakstuk van scene naar scene te kunnen verplaatsen en om hem grillige paardesprongen te kunnen laten maken.
In een van de verhaaltjes richt Bartow zich direkt tot de lezer -nadat hij enkele variaties op het thema ‘Moechin blust een brand’ heeft beschreven- en hij verzucht: ‘Moechin blijft voor mij een raadsel, maar in zijn daden laat hij iets van zich zelf zien. Deze daden - nu eens krachtig en dan weer ingetogen - zijn bestanddelen van Moechin. Zolang hij geen daden volbrengt blijft hij zichzelf, maar zo gauw ze volbracht zijn, verandert hij en houdt op zichzelf te zijn.’ Mijns inziens werpt dit citaat een verhelderend licht op Bartow's werkwijze, hij heeft namelijk de gewoonte om zijn hoofdpersoon op te laten treden in verschillende varianten van hetzelfde verhaal. Het lijkt alsof de schrijver het raadsel dat Moechin voor hem is onderzoekt door hem in dezelfde situaties vanuit telkens een andere hoek in beeld te brengen. (K.M.)
| |
Het een en ander over Moechin, zijn verwanten, vrienden en buren
Noot van de auteur. Teken Moechin
Teken Moechin. Hij leunt tegen de deurpost van zijn huis dat in een kleine zijstraat staat die naar een iets grotere straat leidt die uitkomt in een grote straat die op zijn beurt naar een werkelijk heel grote leidt die in een hoofdweg uitmondt waarop Moechin's blik is gericht. Teken Moechin. Hij moet op het papier worden vastgelegd. In zijn blik schuilt angst voor wat hem ginds op de hoofdweg te wachten staat en hoop op wat hem ginds op de hoofdweg te wachten staat, waarin een heel grote
| |
| |
straat uitmondt, waarnaar een grote straat leidt, waarin een niet zo grote uitloopt, waarnaar een kleine zijstraat leidt, waarin het huis staat, tegen de deurpost waarvan Moechin leunt. Vastgelegd moet hij worden op het papier. Teken Moechin.
| |
Moechin 's droom
Op een keer droomde Moechin een kind te zijn dat leert te lopen in een kamer lopen. De kleine Moechin stapte wankelend naar de deur. Achter de deur was een kamer. Moechin liep er doorheen en zag een deur. Moechin opende haar. Achter de deur was een kamer. Moechin liep er doorheen en zag een deur. Moechin opende haar: voor hem strekte zich een kamer uit. Hij liep er doorheen en toen kwam er weer een en weer een en weer. Moechin schrok, zó zijn leven lang verder te moeten gaan, en hij wilde ontwaken, maar juist op dat moment had hij de laatste deur bereikt. Moechin opende haar en zag midden in de duisternis een verlichte weg. Moechin stapte naar buiten en werd steeds kleiner en kleiner tot hij volledig verdween. Wat verder gebeurde, had Moechin niet onthouden, maar hij ontwaakte in opperbeste stemming.
| |
Op een mooie donderdag
Op een mooie donderdag ging Moechin naar zijn buurman Iwan Stepanowitsch Koromyslow om geld te lenen. Toen Koromyslow die al behoorlijk aangeschoten was de deur opendeed en Moechin met doffe ogen aankeek, vroeg deze hem om geld. Buurman Koromyslow die in het plaatselijke restaurant ‘Zeebranding’ aan het buffet werkte, antwoordde: ‘Donderdag is visdag, geen wodka aan de toog’ - en keek Moechin met doffe ogen aan. Moechin vroeg nogmaals beleefd om geld, maar Koromyslow antwoordde weer: ‘Donderdag is visdag, geen wodka aan de toog’. Waarop Moechin in Koromyslow's doffe ogen keek, erin spuugde en wegliep.
| |
Een grap
Op een keer kwam buurman Iwan Stepanowitsch Koromyslow die in een restaurant aan het buffet werkte bij Moechin op bezoek en bracht wodka mee. Nadat ze alle twee de wodka rijkelijk hadden aangesproken stelde Koromyslow voor om de kas van het buffet te gaan plunderen. Moechin wees dat van de hand. Koromyslow drong aan maar Moechin wees dat nogmaals af. Vervolgens veranderde hij van toon, noemde het een grap en zei dat ze door moesten drinken. Koromyslow dronk met Moechin, zei dat hij een geintje had gemaakt en dat Moechin geen gevoel voor humor had. Daarna bleef Koromyslow nog lang bij Moechin zitten en herinnerde hem voortdurend aan zijn grap. Daarna zoop hij zich een stuk in de kraag en ging er plotseling vandoor.
| |
| |
| |
Op een onbewolkte zomerdag
Op een keer kwam buurman Iwan Stepanowitsch Koromyslow bij Moechin op bezoek en bracht wodka mee. Zodra ze alle twee de wodka rijkelijk hadden aangesproken, vertelde Koromyslow over een gebeurtenis die zijn eigen broer Kusma Stepanowitsch was overkomen. Op een onbewolkte zomerdag bevond zijn broer zich, onderweg naar Heumahd, op de brug over de rivier de Makarjewka. De zeis hing over zijn schouder. Ergens hoorde hij watergespat, keek om zich heen en zag in het water een snoek. Broer Kusma was een verwoed visser. Zonder lang na te denken rukte hij de zeis van zijn schouder en hakte met het blad zichzelf de kop af. Sindsdien ligt broer Kusma op het kerkhof van Makarjew zonder kop, die wie weet waarheen is weggedreven. Broer Kusma was geen slecht mens, maar onbeheerst. Nadat het verhaal verteld was, stelde Iwan Stepanowitsch voor om er eentje te drinken op zijn eigen broer die zo voortijdig gestorven was. Sindsdien gedenkt Moechin bij iedere drinkpartij met zijn buurman Koromyslow diens eigen broer Kusma Stepanowitsch.
| |
Het lijkt alleen maar zo
Toen Moechin klein was had hij een vriend, Fjodor Worobjow, die door een auto werd aangereden en stierf. Moechin en Worobjow waren onafscheidelijke vrienden, ze woonden in dezelfde straat en gingen bij elkaar op bezoek. En nu, vele jaren later, droomt Moechin keer op keer dezelfde afschuwelijke droom: dat niet Worobjow door de auto werd aangereden maar zijn buurman Iwan Stepanowitsch Koromyslow. En telkens als Koromyslow bij Moechin op bezoek komt kan Moechin dat niet begrijpen. Eens vroeg hij Koromyslow zelfs of hij niet toevallig Worobjow gekend had, maar Koromyslow ontweek het geven van een duidelijk antwoord. Sindsdien gelooft Moechin als hij in de doffe ogen van de dronken Koromyslow kijkt dat het alleen maar lijkt als was het Koromyslow die bij hem op bezoek is.
| |
De reis
In Moskou woonde een oom van Moechin, Pjotr Afanasjewitsch, die hij sinds zijn jeugd niet meer gezien had. Dus nam Moechin een paar dagen vrij, stuurde een telegram en reisde naar Moskou. Daar vond hij niet zonder moeite het woonhuis van zijn oom en ging naar binnen. Zo gauw hij de deur van zijn oom's woning gevonden had, haalde hij diep adem, zuchte en belde aan. Een oudere dikke vrouw deed de deur open en informeerde wie Moechin was om vervolgens te zeggen dat hier geen Pjotr Afanasjewitsch woonde. Daarna gooide zij de deur dicht en liep Moechin na enig aarzelen de trap af. Overnachten moest hij in het
| |
| |
station. De hele volgende dag bracht hij door in de rij voor het kaartjesloket loket en 'savonds reisde hij naar Makarjew terug.
| |
De reis (vervolg)
In Moskou woonde een oom van Moechin, Pjotr Afanasjewitsch, die Moechin eens wilde bezoeken, echter tevergeefs. Op een dag besloot Moechin om het verhaal van zij reis te vertellen aan zijn buurman Iwan Stepanowitsch Koromyslow, Moechin vertelde hoe lastig het was geweest om een paar dagen vrij te krijgen, hoe hij een telegram had gestuurd en naar Moskou was gereisd. Zijn oom's woonhuis had hij met moeite gevonden en de moed om aan te bellen had hij met moeite gevat. De deur was door een hem onbekende vrouw geopend die naar zijn wens had geïnformeerd om hem vervolgens te zeggen dat Pjotr Afanasjewitsch voor zaken in het buitenland verkeerde en niet snel zou terugkeren. Daarna had de vrouw de deur dichtgegooid en was Moechin weggegaan. Na het bezoeken van Moskou's bezienswaardigheden was hij, Moechin, naar Makarjew teruggekeerd. Koromyslow reageerde niet op dit verslag en vertrok onverwachts. Aangedaan door de herinneringen gen aan de reis dronk Moechin de fles wodka in zijn eentje leeg.
| |
Noot van de auteur. Teken Moechin
Teken Moechin. Daar steekt hij de kleine zijstraat over en ontmoet een man die sprekend op hem lijkt, en nu lopen zij samen verder. In de volgende, iets grotere straat sluit zich een man bij Moechin aan die op Moechin lijkt en ook op de eerste man, en nu lopen ze samen verder. In de volgende nog grotere straat sluit zich een man bij Moechin aan die op Moechin lijkt en ook op de eerste en ook op de tweede man, en nu lopen ze samen verder. In de volgende, de grote straat sluit zich een man bij Moechin aan die op Moechin lijkt en ook op de eerste, en ook op de tweede, en ook op de derde man en nu lopen ze samen verder. In de volgende, werkelijk heel grote straat sluit zich nog een man bij Moechin aan, en nog een, en weer een. Het duurt niet lang meer of Moechin zal in de menigte oplossen en niet meer te onderscheiden zijn. Zolang dit niet is gebeurd, moet Moechin op het papier worden vastgelegd. Teken Moechin.
| |
Enige gegevens over Moechin's gedrag in het water
Noot van de auteur. Water doordringt alles
Water doordringt alles. Het heeft geen begin en geen einde. Water is grenzeloos. Maakt geen onderscheid tussen het particuliere en het algemene. Is vrij. Maakt geen onderscheid tussen rechts en links. Omvat al het levende. Kent liefde noch haat. Doordrenkt al het zijnde zonder
| |
| |
weg te sijpelen. Uit het water wordt alles geboren, in het water tracht alles dat sterft uit te stromen. Water ademt in en ademt uit, vernauwt zich, breidt zich uit. Het is altijd onderweg en kan geen doel ooit bereiken. Met de hand is het niet te grijpen en met niets is het te vernietigen. Het is eeuwig. Het doordringt alles.
| |
Een onbewolkte zomerdag (vervolg)
Op een onbewolkte zomerdag nam Moechin een bad in de rivier de Makarjewka. Plotseling hoorde hij watergespat, keek om zich heen en zag een onbekende het water ingaan. ‘Als hij wil baden, waarom houdt hij dan zijn kleren aan?’ flitste het door Moechin's hoofd. Na niet al te veel bedenktijd zwom Moechin op de onbekende af en begon na een korte aarzeling naast hem te zwemmen. Ze zwommen geruime tijd samen, kropen daarna op de oever en gingen ieder hun eigen weg.
| |
Op een onbewolkte zondag (vervolg)
Op een onbewolkte zomerdag bevond zich Kusma Stepanowitsch Koromyslow, de broer van Moechin's buurman Iwan Stepanowitch, onderweg naar Heumahd, op de brug over de rivier de Makarjewka. De zeis hing over zijn schouder. Daar hoorde hij watergespat, keek om zich heen en zag in het water een snoek. Broer Kusma was een verwoed visser. Zonder lang na te denken, rukte hij de zeis van zijn schouder en had zich met het blad bijna het hoofd afgeslagen, gleed echter uit zodat slechts een bosje haar onder het mes kwam. Kusma Stepanowitsch was geen slecht mens maar impulsief. Later is hij verdronken, maar dat gebeurde een andere keer.
| |
Een ongelukkige zwemervaring
Op een keer nam Kusma Stepanowitsch Koromyslow totaal bezopen een bad in de rivier de Makarjewka en ging kopje onder, maar werd door zijn broer Iwan Stepanowitsch, die ook een bad nam, gered. De volgende dag dronk Kusma Stepanowitsch zich weer een stuk in de kraag, ging weer zwemmen en is die keer verdronken.
| |
Een mislukte kennismaking
Op een onbewolkte zomerdag nam Moechin een bad in de rivier de Makarjewka. Plotseling hoorde hij watergespat, keek om zich heen en zag een gezette vrouw van middelbare leeftijd in het water gaan. Zij beviel hem meteen en hij begon om haar heen te zwemmen en haar blikken toe te werpen. Moechin wilde zich zelfs ter kennismaking aan haar voorstellen, maar hiervoor ontbrak hem de moed. Daarna klom hij op de oever, kleedde zich aan en ging naar huis.
| |
| |
| |
Kringen op het water
Op een dag stond Moechin aan de oever van de rivier en gooide stenen in het water. Juist toen Moechin weer een steen gooide, gleed hij uit en verstuikte zijn voet. Het was zijn buurman Koromyslow die gelukkig op dat moment langskwam en Moechin naar huis hielp. Later verweet hij Moechin nog geruime tijd roekeloos te zijn geweest.
| |
Kringen op het water (vervolg)
Op een dag stond Moechin aan de oever van de rivier en gooide stenen in het water. Juist toen Moechin weer een steen gooide, hoorde hij een schreeuw. Moechin schrok en begon het water af te zoeken met zijn ogen, bespeurde echter niets, draaide zich rechtsomkeert en maakte zich uit de voeten.
| |
Noot van de auteur. Water doordringt alles
Water doordringt alles. Het is grenzeloos. Heeft geen begin en geen einde. Maakt geen onderscheid tussen rechts en links. Is vrij. Maakt geen onderscheid tussen het particuliere en het algemene. Doordrenkt al het zijnde zonder weg te sijpelen. Omvat alles dat leeft. Kent liefde noch haat. Ademt in en ademt uit, vernauwt zich, breidt zich uit. Water is altijd onderweg en kan geen doel ooit bereiken. Met de hand is het niet te grijpen, met niets is het te vernietigen. Het doordringt alles.
vertaling: k. michel
|
|