Sigi. Een feest voor alle gestorvenen in die zestig jaar. Dan komen de grote Sigimaskers, die buigen en zwaaien ter aarde. Amma gekust door leven en dood.
De ouden van Yoego Dogoeroe, het Mekka der Dogon, gaan om het jaar naar een grot ten noorden van het dorp; zij drinken er bier en leggen een knoop in de kalender voor zestig jaren. Zij hebben tot taak het tijdstip van de sigi vast te stellen, het grote feest van de eerste dode, dat eenmaal in de zestig jaar wordt gevierd en een jaar lang duurt.
In Ogol gaat de grote dama, het begrafenisfeest beginnen. Het plein is nog leeg. Stilte en voelbare spanning. Sterker worden de tonen van een dubbeltonige klok. Er verschijnt een met kaurischelpen bezet masker op het plein, licht heen en weer dansend; lichaam en armen geborgen onder zwarte vezelkransen. Met een slaghoutje gaat hij over de wanden van een ijzeren dubbel-klok. Wie maakte de klok? De smid. De smid die altijd buiten het dorp woont. De smid wiens vuur het vuur van de zon is, dat de oersmid op aarde bracht. De smid werkt dan ook alleen overdag. De smid brengt met zijn hamer slaande op het aanbeeld de donderslag der schepping steeds opnieuw op aarde. De smid is de man, die zodra hij nadert alle ruzie doet verstommen. De smid is een buitenbeen, één been in de hemel, één been op de aarde. Zijn beroep is erfelijk. Hij doet aan geen maskerdansen mee. Maar zijn dubbelklok schalt door de Sigi.
Nu verdwijnt de dubbelklok. Haar tonen verklinken en gaan op in het gepraat van oude en jonge mannen die op het plein verschijnen. Uit een straatje komen twee trommelaars, met vlakke hand slaan zij de grote spantrommen. Fel krijsend springen zes gemaskerde figuren het plein op; zij dansen sidderend om de trommen en gaan naar het dodenhuis; zij dansen verder op het dak.
Nieuwe groepen komen. Woeste Walumaskers met hoorns. Kanagamaskers met vleugels, lange Sirigemaskers uit het voorouderhuis.
Allen dichtopeen op het dak. Peulvrouwenmaskers. De Peuls zijn de erfvijanden van de Dogon, jarenlange strijd woedde er tussen hen. Toch is Peulvrouw goed als Dogonman sterft en op weg naar zijn voorouders is. Zij geeft hem te drinken. Zij maakt de oude strijd die gestreden is aan hem goed.
Maskers zéér rood zijn de maskers van Amma
Amma meester der maskers, geeft er een aan de mier
Amma meester der maskers geeft er een aan de termiet
de mier plaatst het masker boven op zijn huis
de vader van de jakhals sterft