‘Die dadaïstische dingen.’
‘En jullie waren toch al experimenteel in '49?’
Hij geeft me een knipoog. Natuurlijk waren ze experimenteel maar hij kende de meeste avant-garde alleen van plaatjes. Pas met die dadaexpositie van Sandberg zag hij het in 't echt, de golvende beelden van Arp, het koffertje van Duchamp, de plaksels van Schwitters.
Heerlijke tegenstrijdigheden. Er wordt altijd net gedaan of die vooroorlogse dingen zo'n diepe invloed op de 5o-ers hadden en nu zegt een van hen dat hij het allemaal pas veel later zag. 't Is echt iets voor Schierbeek om zoiets te zeggen. Of de oorzakelijkheid altijd anders in elkaar zit dan wordt aangenomen, al komt Schwitters wel degelijk in het boek ik voor.
‘Het spijt mij dat ik u begrijp,’ zeg ik.
Hij weet wat ik bedoel en grinnikt. Ik vertelde hem eens dat ik het boek ik voor een groot deel nog steeds niet begrijp. Sommige stukken zijn heel eenvoudig. Andere delen zijn niet te vatten en juist die lees ik steeds weer. 't Is of je daar rondzwemt in ‘een baaierd van fenomenen’, zoals hij het zelf eens zei, ‘zonder hoofdpersonen, zonder verhaal, zonder clou’. Van al te eenvoudige verhalen denk je soms alleen maar het spijt mij dat ik u begrijp.
Het terras is naast zo'n winkel met serviezen, broodroosters, lampen en andere huishoudelijke artikelen. Een lange man kijkt in de rommelige etalage, wil naar binnen gaan, bedenkt zich, doet een stap terug, kijkt weer in de etalage en maakt zich uit de voeten.
We vermoeden dat de verkoper misschien niet mocht weten wat de klant hebben wilde. Een geheime aankoop, dat zou toch kunnen, voor een geliefde misschien, hij kan het geschenk nog niet over z'n lippen krijgen, niemand mag het weten.
Heb ik Schierbeek al eens verteld dat Jan Hanlo in het van mij geleende exemplaar van De tuinen van Zen met potlood allerlei aantekeningen maakte? Nee, hij weet van niets. Bert had geschreven dat je de wereld voor een doedelzak moet aanzien en daarop moet je spelen. Stapelgek van intelligentie moet je worden om dan als een vis uit een spiegelglad meer te springen, je hapt lucht, je wórdt lucht, een vliegende vogel van éénheid...
‘En wat zei Jan daar dan wel over?’ vraagt Bert.
‘Wat heb ik eraan om lucht te worden, is de lucht meer waard dan ik? Laat de lucht maar proberen om mij te worden!’
Bert lacht nu alle krinkelrimpels in z'n gezicht.
‘En ik ben niet eens een zen-boeddhist, heb er alleen wat boekjes over gelezen.’
Hij staat op en gaat de winkel met huishoudelijke artikelen in. Wat