Nicolaas Matsier
Huis, tuin, keuken
Op een dag kwamen ze binnen met de nonchalance van huisgenoten. Maar toen ze zich tot mij wendden, deden ze dat met een soort van kennelijk bevoegd gezag. Dat straalden zij, hoe informeel dan ook, wel degelijk uit.
Even alles op een rijtje.
Ik zette verbouwereerd mijn bezem neer. Zoals bijna altijd, kon men mij bezemend aantreffen. En was het niet bezemend, dan wel afwassend. En waste ik niet af, dan zette ik wel een knoop aan. Ik ben niet iemand die stilzit, ziet u.
Een van hen ging zelfstandig op onderzoek uit, op zo'n vanzelfsprekende manier dat het niet eens bij me opkwam dat hij - of was het een zij? - wel eens toestemming had mogen vragen.
Hij of zij opende kasten, en keek op een lijst. Hij vergeleek zijn lijst met mijn kasten, en maakte daarbij vage hummende geluidjes. Maar het duurde helemaal niet lang.
Dat was toen de kinderen het huis al uit waren, denk ik.
Later moeten ze teruggekomen zijn. Zij of anderen. Dat zou ik niet een, twee, drie kunnen zeggen. Was dat toen mijn man nog leefde, of erna? Inmiddels ben ik aan hun onverwachte komst gewend geraakt.
Maar ze zijn nu al heel lang niet geweest. Ik kan haast niet geloven dat er opeens niks meer te doen zou zijn voor hen. Nu zit ik dus een beetje op ze te wachten, haast. Ja, zeg maar gerust wachten.
Terwijl ik de ramen zeemde, zoals die eruit zagen namelijk, dat was niet mooi meer, moeten ze binnen zijn gekomen zonder dat ik ook maar iets in de gaten had. Die twee zaten dus al rustig koffie te drinken terwijl ik de kamer binnen kwam.
Morgen, mevrouwtje.
Dat ze het dossier wilden gaan afronden en zo meer. Veel begreep ik er niet van. Of ik maar mee wilde komen.
Een van de twee zat weer met zo'n lijst voor z'n neus kruisjes te zetten. Wat of ik daar nou eigenlijk mee te maken had, met die lijsten van hun. Vroeg ik. Want dat ik dat nu eindelijk wel eens wou weten. Maar of ze nou echt niks hoorden?