opgevuld in de houding die ze bij leven het liefst aannamen: zo werd de een na de ander door het gebroken raam naar buiten gewipt en afgevoerd.
De man die sedert zijn oudste herinnering in de gedaante van een beer had geleefd wist, dat zijn einde nu nabij was. Tijdens de overval had hij zich schuilgehouden in de badkamer van de wagon die hij al vele gelukkige jaren met zijn Engelse vrouw en twee kleine kinderen deelde, maar de beschermende maatregelen van de overheid werden elk jaar onontkoombaarder, en hij vreesde de risico's voor zijn jonge gezin. Daarbij was zijn leeftijd al achtentwintig; zijn gebit werd slecht, zijn vacht steeds doffer en ook de mechanismes waarmee hij zijn oren, neus en ogen zo vrolijk in beweging wist te brengen vertoonden de slijtages van de ouderdom. - Nu had de actiegroep op die vroege zondagochtend laten weten terug te zullen keren; en terugkeren zouden ze zeker doen. Daar wachtte hij op. Hij had hun wapens gezien, en de blik vol afgrijzen in hun ogen toen ze de geurige vachten met daaraanvast de brede poten met waaiernagels en de koppen met wakkere oren en ogen naar buiten gooiden, en zonder ophouden herdacht hij elk daarvan bij naam en gestalte. Hoezeer het de zijnen waren, de een na de ander, met ten slotte onvermijdelijk ook de drie gedaantes van zijn eigen jeugd; bij de allerkleinste, sleets van zijn kruipen door de piste, had een van de geweren verontwaardigd in de lucht gevuurd. Dus zijn besluit stond vast, en tot vreugde van zijn vrouw overwon hij zijn gebrek aan eetlust, verzorgde zijn kiezen, oefende zijn spieren door zijn kinderen telkens hoog op te tillen en toonde hij alle belangstelling, fantasie en liefde die hij maar dragen kon.
Toch kwam de tweede overval nog onverwachts; ditmaal rond middernacht. De rest van zijn familie stond al huiverend buiten in het licht van zaklantarens, pyama's met truien eroverheen, maar zijn vrouw, moe van de liefde sliep nog toen er aan de koperen deurknop van hun wagon werd gerammeld. Hij was overeind geschoten met bonzend hart, en over haar heen op de grond gerold. Daar stond hij, op vier machtige brede poten en alle nagels wijd; zijn schouders hoog, blikkerende tanden en in zijn ogen een ongekende gloed waar zelfs zijn kinderen voor terugdeinsden; vuur sproeide hij, vanuit het merg van zijn botten. Nooit zouden ze vergeten hoe hij naar buiten brak, in een machtige sprong dwars door het raam; hoe zijn razende grauwen weerklonk dat allerlei geroep overstemde - en toen, natuurlijk, het knallen van geweren.
Een dag later is de familie bij het reservaat weggetrokken, met zijn nagedachtenis als een grote troost in hun hart.