‘Is hij ouder geworden?’ vraagt mijnheer Songe, ‘ziet hij er goed uit, heeft hij nog steeds last van zijn lever?’
‘Absoluut niet. Hij is heel gezond. Hij doet elk jaar een kuur voor zijn stofwisseling, dat is alles. Wist u dat hij gescheiden is van zijn eerste vrouw?’
‘Gescheiden? Wat afschuwelijk. Dat zou mama nooit hebben...’
‘Maakt u zich niet ongerust, zijn voormalige... Hoe heette zij ook alweer?’
‘Anna.’
‘Anna, dat is het, is kort na de scheiding overleden. Uw broer is hertrouwd in de kerk en Berthe maakt hem gelukkiger dan hij had kunnen hopen, gezien zijn leeftijd.’
Vervolgens wordt het verwarrend. Mijnheer Songe begrijpt er niets meer van en laat zich door de vrouw verwennen, een vrouw die overigens niets meer of minder dan een hoer was. Ze gaat hem voor naar de eerste etage, kleedt hem uit en zegt tegen hem dat hij op het bed moet gaan liggen. Ze probeert zijn door zijn leeftijd en door de drank gedoofde levenslust weer op te wekken, maar geeft dat ten slotte op. Ze belt het kamermeisje en vraagt haar erop toe te zien dat de klant de volgende ochtend niet weggaat voordat zij hem weer gezien heeft.
‘Ik ben hier om negen uur. Als hij eerder wakker wordt, wilt u hem dan vragen op me te wachten, om het geeft niet welke reden.’
Mijnheer Songe wordt de volgende ochtend om acht uur wakker. Hij voelt zich onthand. Hij kan zich niets meer herinneren. Om half negen opent het kamermeisje, dat net door de gang liep, op goed geluk de deur en ziet dat ons heertje wakker is. Ze sluit onopvallend de deur en klopt aan.
‘Binnen’, roept hij.
‘Hoe maakt mijnheer het? Heeft mijnheer goed geslapen? Mijnheer was er gisteravond niet best aan toe.’
‘Kunt u me laten weten wat er aan de hand is, ik ben niet helemaal mezelf.’
‘Mijnheer is gisteren door een auto omver gereden en hiernaartoe gebracht. Er is een dokter langsgeweest die mijnheer onderzocht heeft, er is niets gebroken en u kunt om negen uur vertrekken. Een mevrouw die getuige is geweest van het ongeval komt straks langs om te vragen of alles goed is. Of mijnheer een half uurtje wil wachten.’
Om negen uur wordt er door een vriendin van de in het zwart geklede dame op de deur geklopt. Zij laat mijnheer Songe weten dat er om half elf een buitengewoon belangrijke zaak moet worden afgesloten, een zaak die van doen heeft met verzekeringen, dat zijn aanwezigheid daarbij noodzakelijk is en dat zij zo vrij zal zijn om samen met hem naar het kantoor van de onderneming te gaan.