4. Nog meer veranderingen
Door aanhoudend te lijden, raakte ik de grenzen van mijn lichaam kwijt en ging ik mezelf onstuitbaar te buiten.
Ik was alle mogelijke dingen: mieren vooral, een eindeloze stoet, ijverig en toch weifelend. Alles was als waanzinnig in beweging. Het nam al mijn aandacht in beslag. Weldra merkte ik dat ik niet alleen de mieren was, maar ook hun pad. Want eerst was het korrelig en stoffig, nu werd het hard en was mijn lijden gruwelijk. Ik verwachtte elk ogenblik dat het zou openbarsten en de ruimte in zou worden geschoten. Maar het hield goed stand.
Als ik maar enigszins kon, rustte ik uit op een ander zachter deel van mijzelf. Het was een bos en de wind bewoog het zacht heen en weer. Maar er stak een storm op en de wortels boorden zich in mij teneinde de aanzwellende wind te trotseren, dat was nog niets, ze scheurden me zelfs open, zo diep dat het erger was dan de dood.
(...)
Zelden zag ik iets zonder het zo merkwaardige gevoel te hebben... O ja, DAT ben ik geweest... ik herinner het me vaak niet precies, ik voel. Daarom houd ik zo van geïllustreerde Encyclopedieën. Ik blader en blader en heb vaak een voldaan gevoel want er zijn daar foto's van allerlei wezens die ik nog niet geweest ben. Dat geeft me rust, het is heerlijk, ik zeg tegen mezelf: ‘Dat had ik ook geweest kunnen zijn, en dat, en dát is me bespaard gebleven.’ Ik slaak een zucht van verlichting. O! wat een rust.
* De eerste drie passages zijn afkomstig uit Poteaux d'angle (1981), de vierde uit Mes propriétés (1929).