Willem Kuipers
De snorren van Tobias
Aan Tobias en de dood had ik lang niet gedacht, toen ik het boek een paar maanden geleden ineens uit de kast nam.
Het overkomt me wel vaker dat ik, als reactie op al het nieuwe waarmee we tegenwoordig overspoeld worden, zin krijg om iets ‘ouds’ te (her)lezen, van Couperus, van Van Schendel, van Terborgh of van Vestdijk, mijn favorieten sinds jaar en dag, maar Van Oudshoom was daar tot nu toe niet bij. Te naturalistisch, te somber? Ik weet het niet. Misschien was ik er nu pas aan toe. De klassieken lees je altijd te vroeg.
Vervolgens gebeurde er iets geks. Nadat ik het boek had herontdekt, kwam ik twee keer kort achter elkaar met een paar mensen te spreken over wat we aan literatuur lazen, voor onze lol, niet beroepshalve. Tot mijn niet geringe verbazing bleek een aantal van hen steeds minder afkerig van de ‘oudere’ literatuur. En toen we ons het hoofd braken over de reden daarvan, zei iemand dat we oude lullen werden en daarom terugkeerden naar de boeken van onze jeugd (toen het lezen je een gevoel van ongekende vrijheid gaf, op het stiekeme af).
Daar zat iets in, vond ik, maar toen iemand anders te berde bracht dat hij de laatste jaren steeds meer de boeken uit de eerste helft van deze eeuw ter hand nam, omdat dat de tijd van zijn ouders was, hun jeugd, zijn nog net traceerbare verleden, vond ik dat een tikkeltje sterker. Hün wereld, zei deze spreker, kwam door het lezen van Couperus, Van Schendel, Bordewijk en zo nog wel een paar auteurs in een gloed te staan die noch zijn ouwelui noch onze geschiedschrijvers er met hun verhalen aan hadden weten te verlenen.
Daar was ik het volledig mee eens en, dacht ik later, vergeet ook de taal niet, die voor ons al bijna vreemd geworden taal, die ondanks haar craquelé nog niets aan betekenis heeft ingeboet.
Maar wat mij van de twee genoeglijke avondjes nog het meeste bijbleef, was, en daarom vertel ik dit, dat Tobias en de dood een aantal malen werd genoemd.
Toeval? Je zou het haast gaan denken, want wie hoorde je na de biografie van Wam de Moor over de diplomaat J.K. Feijlbrief (zoals Van Oudshoom in werkelijk heette) na 1982, toen deze twee dikke boeken