tuur: ‘De beste vrijers zijn de slechtste trouwers’, het doet er niet toe met wie men trouwt, want ‘een wijf is een wijf en een kuip is een boterstande’ en ‘puidonnozel’ verliefd worden op latere leeftijd is wel het ergste dat je kan overkomen.
Zelfs in de hallucinogene hitte rond de oven zoekt hun taal tevergeefs naar het lemma van de tederheid. Blomme heeft dan wel de illusie, dat hij nog iets ‘in het dak geschoven’ heeft voor de toekomst, thuis is het niet anders dan in de schuur, nooit konden ze malkaar ‘een schoon woord’ geven.
Wat dat betreft, konden ze nog wat leren van de muizen, die plots binnen de vertelling het gat van de nacht inschieten. Met hen begint ‘de leute en de zottemarterije, ze buitelen en dansen, kachaaien en ginnegabben, piokken, en takelen, tjokken, tinsen, en titsen, trijkelen, kullebukken, hossebrokken, zeerden, pierlen, kokeren en dertelen’ totdat hen de uil uit elkaar jaagt.
Met de jaren is ook het perspectief op de vervulling van materiële verlangens vertroebeld. De omstandige aanschaf van een zetel bracht meer ellende dan een verhoogd gevoel voor status. Hij werd dan ook met hetzelfde ceremonieel naar buiten gedragen, in blokken gehakt en opgestookt. ‘Een paraplu,’ zegt Hutsebolle, ‘een zetel, dat moet op een blaas uitlopen.’
Achteraf heeft dit amalgaam van dromen over de boom van goedheid en kwaad en van hun openhartige confidenties niet het louterende gehalte van de epische katabasis. Integendeel, als geblinddoekt keren zij terug uit ‘een hagedochte’ van de onderwereld.
Wat in de diepere lagen van hun bewustzijn begraven ligt, kunnen ze elkaar niet mededelen, 't geen ze met ongerief van de taal zouden willen ‘uitkramen’, moet noodzakelijk vals klinken. Als het hoogst haalbare blijft hun de peerdehemel, waarheen Knorre na zijn laatste snurken, dat ieder ‘de milt afzaagde’ vertrokken is.
Het wordt licht buiten. Maandag. Zo meteen wordt de eerste vracht bieten afgestort.
Van de tekst heb ik lange passages hardop gelezen, waarbij de tong bij herhaling achter de weerbarstige hapaxen bleef haken. Wellicht leven er