Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1994 (nrs. 65-68)
(1994)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
Juan Filloy
| |
[pagina 106]
| |
rama van gespannen verwachting. Hij zette alles nog eens op een rijtje. Hij ontworstelde zich aan zijn neerslachtigheid en formuleerde onmiddellijk het antwoord, waarbij hij langzaam met zijn hoofd knikte. Peñaranda, die was gaan staan, nodigde de aanwezigen uit voor een toost: ‘Ik ben hier de enige die getrouwd is. Ik mag dus met recht verklaren dat de liefde smaak geeft aan het leven. Laten we drinken op Op Oloop... en zijn kruidnageltje.’ ‘Hoera voor de smaakmaker!’ ‘Hoeraaa!’ Applaus en felicitaties. Na de begrijpelijke opschudding volgde voor hem een kort, beslissend moment van ijzige stilte. Het zwijgen van de anderen was waakzaam. ‘Ik betreur het dat ik u moet teleurstellen. Ik ben inderdaad verliefd, maar tegelijk diep bedroefd. Hoe meer ik eraan denk hoe meer wartaal ik uitsla. Het is afschuwelijk! Ik heb het altijd belachelijk en “onmenselijk” gevonden dat alleen de liefde - zomaar een van de vele instincten - het leven zin zou geven. Ik kan me niet in die gedachte schikken. Maar het moet wel zo zijn. Ik weet uit ervaring hoe buitensporig het is om te proberen dat affectieve avontuur te overtreffen door een ander, groter waagstuk: het intellectuele bijvoorbeeld. Ik ga nog altijd gebukt onder de krenkende gevolgen. En op het moment word ik zelfs gekwetst door mijn eigen spot. Want ook binnen de tovercirkel hoor ik het hoongelach van mijn scepsis. Het is afschuwelijk! Ik beken dat ik mijn ondergang voorvoel. Het wonder van de liefde heeft voor de definitieve sabotage van mijn geest gezorgd. Ik voel ondraaglijke belemmeringen, stalen banden, die het mentale raderwerk doen springen en het harmonieuze mechaniek van mijn systemen vernietigen. Het is afschuwelijk!’ Zijn rechterhand bedekte zijn obsessie. Zijn linker, losjes uitgestrekt op het tafellaken, schreeuwde om troost. Peñaranda, als man met ervaring, probeerde hem die troost te bieden: ‘Rustig maar, vriend, rustig! De liefde is een verkeersongeluk in de maatschappij van de zielen. Ik stuurde, net als u, mijn hart met omzichtig vakmanschap. Mij was een brevet verleend op grond van ervaring, leven en boeken. Ik vloog perfect, terwijl ik al die rondzwevende hartelijkheden die voortdurend op de loer liggen ontweek. Maar wie rekent er nu op de onvoorzichtigheid van anderen? Op een middag, toen ik er het minst op bedacht was, botste een hartstochtelijke ziel frontaal op mijn fijngevoelige hart. Het was een geweldige klap. Ik had de alarmsignalen waar- | |
[pagina 107]
| |
mee ik respect eiste voor mijn eenzaamheid aangezet. En ik had, bijna op tijd, met de gebruikelijke wilskracht mijn neus in de richting van de radeloosheid gezwenkt. Maar tevergeefs! We vielen. De vleugels van een engel redden mij. Een droomboom redde haar. Protesteren? Ach kom... Het was een langzaam proces van listen en kussen. De schade aan het hart is niet te herstellen met reserveonderdelen. Ik eiste een nieuw hart. En de liefde heeft me dat gegeven... Sindsdien, Op Oloop, stelt het leven mij schadeloos met een hartstochtelijke liefde die met een andere ziel aan haar zijde in een tomeloze glijvlucht afgaat op de dood...’ Ivar en Erik - aanvankelijk geboeid; later met elkaar fluisterend - zochten aansluiting bij het onderwerp dat aan de orde was. De voormalige Kapitein ging als eerste in de aanval: ‘De instincten zijn verwikkeld in een openlijke oorlog. Het verstand in een loopgravenoorlog. Als jij daar eens over had nagedacht zou je niet zo in verwarring zijn. Het is je eigen schuld: omdat je te veel vertrouwt op de controle van het verstand. Het is niet te geloven dat je op jouw leeftijd nog dit soort verschrikkingen doormaakt. Waar is je vermeende wijsheid goed voor als die niet in staat was je tegen de ziekte van de liefde te verdedigen? Want liefde is als een rat in een conservenblikje. Het is aangenaam haar te hebben gevangen. Het verheft het hart. Maar dan begint zij te krijsen, wild om zich heen te slaan en zich wanhopig te roeren in de geest. Net zo lang tot zij, niet in staat te ontsnappen, daarin sterft en de geest voor altijd vergiftigt.’ ‘Precies. En de geest verandert in een hel. De heilige Teresa heeft het al gezegd:’ ‘inferi sunt ubi foetet et non amantur”: waar het stinkt en de liefde ontbreekt daar is de hel.’ ‘...!’ ‘Weest u maar niet zo verbaasd. Ik heb op het Lyceum van Marseille gezeten.’ ‘Daar verbaas ik me niet over. Maar over het feit dat u, een pooier!, in de liefde gelooft.’ ‘Maar natuurlijk! Ik buit haar toch uit...’ Op Oloop reageerde goedmoedig op de kwetsende spot van de anderen. Ivar begon dan ook met tegenzin: ‘De liefde is een sociale sport, onderworpen aan modieuze bepalingen en duidelijke reglementen...’ ‘Geen sprake van!’ wierp Peñaranda tegen. ‘De liefde is een geweldige uiting van tederheid, een warme utopie, die begint met kussen en eindigt in tranen. Haar virtualiteit weerstaat alles wat zich tegen haar keert. | |
[pagina 108]
| |
Luchtig bundelt zij het vuur van alle extasen. Krachtig neemt zij de macht over in alle dialogen. De menselijke soort steunt op haar. Ik geloof in haar edelmoedigheid. Soms brengt een coup de foudre in de harten een vurig, onwankelbaar ritme teweeg. Soms verdooft zij de geesten met een onbezonnen geroffel van angsten en verlangens. De liefde...’ ‘De liefde...! Bah...! Wat een immoraliteit...! Hik.’ ‘Alstublieft, Slatter!’ ‘Ik ben een van haar slachtoffers... Hik. Zij is de grote koppelaarster... Hik. Ze is schoon en smerig als een bidet... Hik, hik. Haar witheid wekt vertrouwen... Hik. Maar ze zit vol met spirocheten... Hik, hik.’ ‘Slatter, alstublieft!’ ‘Laat u hem toch uitspreken. Hij zegt niets onbehoorlijks. De liefde is niets anders dan het affiche van de voortplantingsdrift. Het affiche van een laaghartig produkt!’ ‘Pas op uw woorden, Ivar.’ ‘Ik weet dat ook uit ervaring. In Hollywood werd ik verliefd op een schitterend meisje. Haar vader, niemand minder dan de Voorzitter van het Eugenetische Genootschap van Los Angeles!, verzekerde me dat ze maagd was. Hij wilde me testen. Wat een oplichterij! De vrouwelijke schoonheid is niets anders dan een met virussen en pus versierde verpakking... Ik heb me intensief moeten laten behandelen. Ik ben nog steeds onder behandeling... De liefde heeft me volledig van mijn stuk gebracht. Om afleiding te zoeken ben ik gaan reizen. Schepen vol vrouwen, paquebots met concubines... Maar ik heb mijn angst nooit kunnen overwinnen. De andere oever van de liefde is de dood!’ De duistere klank van zijn laatste woorden onderstrepend slaakte de geluidsingenieur een waarlijk smartelijke zucht. Een soort waas van zwaarmoedigheid omhulde de disgenoten. Maar juist op dat moment klonk als een balsem de fluisterende stem van Op Oloop: ‘Doutez, si vous voulez, de l'être qui vous aime
D'une femme ou d'un chien, mais non de l'Amour même.
L'Amour est tout: la vie et le soleil.
Qu'importe le flacon pourvu qu'on aie l'ivresse!
Faites-vous de ce monde un songe sans reveil.’
Onder de schedels heerste een stilte als onder een gewelf. Er stonden zo veel wegen open voor reflectie dat het algemene denken geen enkele beweging toeliet. | |
[pagina 109]
| |
Toen niemand het gepast achtte een van die reflecties te uiten maakte zich plotseling uit het niets de stem van Robón Sureda los. De beroering die dit veroorzaakte klonk door in zijn woorden. ‘Staat u mij toe dat ik mij erop beroep de jongste van dit gezelschap te zijn. Ik ben achtentwintig. Zolang mijn vader mij maandelijks driehonderd peso overmaakt zal ik altijd student blijven. Een waar genot! Ik wil hiermee zeggen dat ik de vrouwen ken. De vrouw is een eerste levensbehoefte. De liefde interesseert me niet. Ik volg de raad van een schrijver die mijn studiegenoot is geweest en nog altijd mijn vriend is: Als je niet wilt lijden Maak dan de liefde materialistisch; Want met betrekking tot de meiden Is aan je “trekken” komen wel zo realistisch. Kortom: voor mij laat elke vrouw zich samenvatten in een gleuf. “Ziet u het leven graag rooskleurig... werp dan twintig centavo in de gleuf.” De vrouw is precies als zo'n automaat vol illusies die je in attractieparken vindt: een gleuf...’ ‘Denk eens aan je moeder, smeerlap!’ ‘...een gleuf waar je je geld in kunt stoppen. Als ik me vergis vraag ik op z'n minst respect. Want ik heb veel vrouwen gehad, alleenstaande vrouwen, getrouwde vrouwen, weduwen. Allemaal één pot nat. Niet één uitzonderlijk exemplaar. Ik deel de teleurstelling van Slatter en van uw landgenoten, Op Oloop. Vijf jaar geleden werd een meisje van goede komaf uit Tucumán smoorverliefd op me. Geil, geil als boter! Ah, en cadeaus natuurlijk! Veel cadeaus! Tegenwoordig zal er wel weer iemand zijn die haar als een wandelstok aan zijn arm meevoert... Ze is zo verdorven dat ze haar venusheuvel verft in de haarkleur van de kerel die ze op dat moment heeft!’ ‘Matigt u zich een beetje, wilt u. Dit is echt onverdraaglijk!’ ‘Stelt u zich niet zo aan! Een oprechte student, die de verheerlijking van zijn toekomstige titel minacht, praat nu eenmaal zo en niet met de falsetstem van een doctor. Ik heb de pest aan types zoals u die met filters voor hun smoel praten en bij wie nooit een obsceen woord over hun lippen komt. Zo veel verbale hygiëne wijst er alleen maar op dat hun ziel een septic tank is. Om een zuiver geweten te hebben is het van het allergrootste belang bijtende gedachten en woorden er gewoon uit te gooien. Spreken is in zekere zin een vorm van ontlasten. Ik kan dan ook alle schunnigheid spuien die ik maar wil; maar weet wel: mijn adem is ge- | |
[pagina 110]
| |
zond, mijn hersenen zijn “gezuiverd”, bevrijd van de fecale last van vooroordelen en preutsheden.’ ‘Maakt u zich niet kwaad, Robín; vertelt u verder,’ drongen ze aan. ‘Nee, nu kan ik niet meer. De stroom is ondergebroken.’ Er viel een nerveuze stilte. Verschillende pupillen fonkelden. En net toen de storm dreigde los te barsten trok er een zacht briesje voorbij: de stem van Op Oloop die opnieuw een Frans gedicht prevelde. De Pooier raakte vervuld van tederheid toen hij hem hoorde. Hij observeerde hem liefdevol in zijn geweldige isolement. En om ieders sympathie voor hem te winnen sprak hij de volgende woorden: ‘Het is niet mogelijk een mortuoriae laudatione voor onze gewaardeerde, door de liefde geslagen Op Oloop te zingen. Als er iets is wat geen medelijden verdient dan is het wel dit. En we weten intussen hoe, in ongehoorde cadensen, de inspiratie bespeeld wordt met het plectrum van de piëteit... Er bestaan deugdelijke argumenten om zelfmoord goed te praten. Pijn en ziekte bijvoorbeeld, die, volgens Lucretius, gevreesde producenten van de dood zijn. Maar liefde, nee. Dat is geen pijn of ziekte. Het bewustzijn noch het lichaam hebben daaronder te lijden... Liefde is kunst. Zij vibreert in de emotie. En zij gloeit op met het hartstochtelijke vuur van een onbezonnen en verblinde geest, dat de serene aard van de ziel volkomen vreemd is... Met een onstuimige en goddelijke vrijheid verheft de liefde zich boven de lichamelijkheid van het instinct en vormt daarmee een gelouterde tweeëenheid. Zij redeneert niet: schreeuwend uit zij haar enige rechtvaardiging met het onstuitbare vuur van de geslachtsdrift. En zo leeft zij voort, haar honger, die begeerte is, stillend met geen andere prikkel dan de innige bevrediging van haar egoïsme... Liefde is kunst. De fijngevoeligheid - een sylfide - moet bekleed worden met het naadloze gewaad van een geestelijke maatstaf. Daarom moet wie liefheeft als een estheet geleidelijk zijn aanvechtingen bedwingen en zijn innerlijke rebellie onderdrukken ten behoeve van de tedere en moeilijke realiteit van de echtverbintenis... Om lief te hebben is dan ook stijl nodig. Het vakmanschap van de minnaar is gelegen in het begrijpen van de ziel van het instinct, zoals dat van de kunstenaar gelegen is in het dóórdringen in de ziel van het landschap. Zuiver lyrisme! De mysteries van de hartstocht zullen op die manier onthuld worden. En de liefde zal, als een meesterwerk, glorieus stralen in de harten... Wij betreuren dan ook, waarde vrienden, aangezien deze een mislukking is, de liefde van Op Oloop. Zijn tragedie komt voort uit het getal. Uit het feit dat hij geen stijl heeft en te veel me- | |
[pagina 111]
| |
thode. Zijn esprit de géometrie heeft de diepe rondingen afgevlakt. De emotionele entiteiten die het innerlijke leven bevolken kunnen niet worden gerangschikt, gecoördineerd, geuniformeerd en geautomatiseerd... We hebben het gebulder van zijn ziel gehoord. Welk een aan stukken gereten perfectie...! Maar laten we zijn puinhopen niet bedelven onder de last van onnodige verontschuldigingen. Hij is zelf schuldig. Of misschien zijn fatalisme. Barrès heeft het al gezegd: “La vie des êtres sensibles est chose somptueuse et triste”.’ De stugge oneffenheden van een paar minuten daarvoor waren uit de weg geruimd. Een onuitsprekelijk gevoel van berusting maakte dat iedereen bereid was om verder te praten. Op Oloop, half weggezonken in golven van fantasie, had zonder een woord te missen zitten luisteren. Hij zou met een scherpzinnige opmerking hebben kunnen antwoorden. Maar ingepakt in de donzige warmte van de vriendschappelijke woorden liet hij zich daarin wegzakken als een sensuele en willoze pasja in kussens van liefkozingen en parfum. De obers vulden de glazen. Terwijl ze dronken sloeg de klok één keer. 1.30 H. ‘Eén uur al!’ ‘Nee. Half twee.’ ‘Verrek dan moet ik...’ ‘Ivar, u gaat hier niet weg. Dit is geen etentje van de Rotary, met tandwielen, “Amerikaanse” volksliederen en veilinghamers. Hier zijn geen taximeters. Er is geen sprake van een parodie op de broederschap en hier wordt ook niet met klinkende hamerslagen het ideaal van de dienstbaarheid geregeld. Deze maaltijd is de moeite waard vanwege de sappige conversatie en de meervoudige vriendschap. U blijft.’ ‘Akkoord; maar ik moet om zeven uur in de studio zijn. Ik heb een geluidsopname voor een Argentijnse film die Fonofilm hier aan het draaien is. Een ware kwelling! Net als de Spanjaarden zijn die Zuidamerikaanse acteurs een stel ongelooflijke klunzen. Gewichtigdoenerij, geen raffinement; inbeelding, geen vakmanschap. Maar goed, u zult het vast wel eens hebben gezien... Trouwens: in de liefdesscènes zijn ze onvoorstelbaar aanstellerig. Werkelijk om te stikken van het lachen. De vrouwtjes, volledig “gemarleniseerd”, praten niet, ze grommen. En hun vrijers lijken wel leerlingen van Pina Menichelli of Bertini... Ze sperren hun ogen wijd open en zeggen dan met een vettige stem hun tekst op, walgelijk. | |
[pagina 112]
| |
Zegt u eens eerlijk, wat betekent liefde in vredesnaam voor dit volk?’ ‘Liturgie.’ ‘Sjank... Hik.’ ‘Taboe.’ ‘Business...’ ‘Romantiek.’ ‘Klote!’ ‘Liefde is de grote heroïek. Heroïsch komt van Eros.’ ‘Flauwekul! Liefde is de grote laagheid. Liefde = seks - verstand.’ ‘Liefde vormt de persoon en verheft de persoonlijkheid.’ ‘Kom nou toch! Liefde is gemakzuchtig en corrupt. Met de tijd neemt ze onherroepelijk af. Bewijzen te over. Ik heb een vrouw gehad. Ze was MI AMADA,
‘De fout is dat het samenleven of het huwelijk wordt aangezien voor liefde.’ ‘Juist... Je trouwt, je streelt de kont van je vrouw en na een maand is het als streel je die van jou...’ ‘Dat is precies de reden waarom filmsterren zo vaak trouwen en scheiden!’ ‘U kletst uit uw nek. Het huwelijk polijst en heiligt het vrouwelijk lichaam.’ ‘Juist... En daarin ligt nu precies het voordeel van overspel: profiteren van het werk dat de echtgenoot verricht om het hooghartig en zacht te maken...’ ‘Holle frasen...’ ‘Holle frasen? Het huwelijksleven is de som van drie leugens: zij liegt tegen hem; hij tegen haar; en alle vier tegen de wereld.’ ‘Ik heb eens een “dubbelgedekte” vrouw gehad...’ ‘Dubbelgebekt?’ ‘Ja: gedekt door haar echtgenoot en door haar minnaar. Ze verlangde hevig naar een kind. Voor de coïtus sloeg ze altijd een kruis. Ze sprenkelde wijwater op het bed, op haar gleuf, op mijn... En midden in het orgasme verstijfde ze en draaide haar ogen naar boven, alsof ze ze zag vliegen.’ ‘Ze zal wel tot God hebben gebeden, de arme!’ ‘Niks bijzonders. Een mystieke vorm van erotomanie. De liefde kent vele gedaanten.’ | |
[pagina 113]
| |
‘Die kan nog zo veel gedaanten kennen als je wilt, maar wat mij het meest bevalt is het slaapverwekkende effect van de coïtus.’ ‘Het slaapverwekkende effect van de coïtus?’ ‘Ja. Dat zal ik uitleggen.’ Op Oloop, ver weg en aanwezig, maakte een gebaar in dit spel van schijnaanvallen. En iedereen zweeg. ‘“Charme de l'amour, qui pourrait vous peindrel”, riep de meest pure van alle minnaars uit. En zijn vraag trilt nog altijd na. Constant is er niet in geslaagd in zijn serene en warme Adolphe. Goethe verdwaalde in vervloeiingen in het labyrint van Werther. Stendhal schetste haar moeizaam met zijn in “rood en zwart” gedoopte pen. Proust was alleen een uitstekend voorspeller van zijn ziekelijke neigingen. Freud heeft zich beperkt tot het doorgronden van de ongekende diepte van het onderbewuste... “Charme de l'amour, qui pourrait vous peindreT“’ ‘Niemand. De liefde is ongrijpbaar voor de werkelijkheid. Verzet zich tegen de logica. Onttrekt zich aan de dichterlijke inspiratie,’ benadrukte Peñaranda. ‘Desondanks probeert de onwetenheid haar te onderwerpen aan normen, haar te kanaliseren in de wet, haar te vangen in dogma's! Tevergeefs. Zij zal, als vuur, water en lucht van het innerlijk leven, blijven voortbestaan om tot de doodstrijd van de twee laatste zielen de vrijheid te proclameren...’ Gastón Marietti gaf zichtbaar blijk van zijn ongeloof. Hij nam een slok Grand Marnier en wierp toen tegen: ‘Dat hangt er maar net van af, Op Oloop. De menselijke soort is hard op weg naar biseksualiteit. Zij is de curve van de evolutionistische parabool voorbij. We bevinden ons in een neutrale fase, waarin binnenkort - over een onbekend aantal eeuwen - geen mannen of vrouwen meer zullen zijn, maar man-vrouwen of vrouwmannen. Hermafrodiete wezens komen steeds vaker voor. Een Engelse chirurg heeft dit verschijnsel behandeld in het medische tijdschrift The Lancet en stelt dat de absorptie van de genetische krachten in een en dezelfde persoon min of meer aanstaande is. Het “individu” - een misleidend woord - zal zijn oorspronkelijke kwaliteit van in diviso terugkrijgen. En de absurde “eigenliefde” zal dan een belangrijke levensbehoefte op erotische gebied worden. Overigens tonen de zogenaamde “laboratoriumkinderen”, wijd verbreid in landen met een hoge differentiatie, aan dat de heteroseksuele liefde van belang noch overtuigend is; want wanneer het biologische raadsel eenmaal is overwonnen zal de chemische re- | |
[pagina 114]
| |
actie der zielen niet langer onmisbaar zijn. Een punt dat daar mee samenhangt: het teruglopen van de lust om te trouwen, een verschijnsel dat zich uitstrekt van de puberteit tot aan de volwassenheid, houdt in dat de liefde niet langer wordt gezien als seksuele verplichting; men kan dan ook stellen dat het beleven daarvan in het collectieve bewustzijn is verzwakt of bezig is te verzwakken. Dit alles bewijst dat de huidige bronnen van het leven aan het uitdrogen zijn. En dat, toegepast op wat we oorspronkelijk waren, “zijn” zal gaan betekenen dat we het goddelijke voorrecht zullen genieten in onszelf geboren te worden, in onszelf te sterven en in onszelf te zorgen voor ons eigen nageslacht.’ Dit antwoord veroorzaakte grote verbijstering. Op Oloop beperkte zich ertoe te mompelen: ‘Gastón, die blik in de toekomst is angstaanjagend!’ Maar Erik Joensun kon zijn zenuwen niet bedwingen: ‘Dus dan zul je geen behoefte meer hebben om te masturberen; ha, ha... En dan zul je jezelf zwanger kunnen maken en baren; ha, ha...’ ‘Inderdaad.’ ‘En dat zegt u: een pooier!’ ‘Inderdaad.’ ‘Wel, een fraaie toekomst staat uw beroep dan te wachten!’ Het gezicht van Gastón Marietti kreeg een spijtige uitdrukking. ‘Maakt u zich geen zorgen. Zolang de liefde door de heersende moraal als een taboe wordt beschouwd, zolang zij onbereikbaar blijft voor de instincten - die al bezig zijn te ontwaken en proberen zelf aan hun trekken te komen - zal er voor ons, de handelaars in blanke slavinnen, nog steeds een messiaanse rol zijn weggelegd...’ ‘U, een messias! Ha, ha...’ ‘Jazeker, Kapitein; een messias. In elke hoer huist een teleurgestelde vrouw. Zij verkoopt zichzelf als reactie op de teleurstelling van een stukgelopen grote liefde. Wij pooiers maken altijd gebruik van de ontgoocheling van teleurgestelde vrouwen. En ze houden van ons. Ze houden van ons als ware Magdalena's. Jezus was in zekere zin een voorloper...’ Ontspannen en zichtbaar geamuseerd genoot de gastheer van de ergernis van zijn landgenoot. Om hem nog meer te prikkelen voegde hij eraan toe: ‘Inderdaad, Erik. Jezus was een voorloper van Gastón. Jazeker, van Gastón, van deze uitgekookte Corsicaan, opgevoed in La Cannebière, naast “Henri-la-musique” en “Coco-le-coijfeur”... Als ware Magdalena's versperden duizenden ontgoochelde vrouwen hem de weg; en om hen te | |
[pagina 115]
| |
redden scheepte hij hen in met bestemming Caïro, Bangkok, Djibouti of Batavia. Zijn apostelen - ronselaars, smokkelaars, souteneurs - deden de rest: hun pijn dynamischer maken in een wellustige en winstgevende berusting. Gastón heeft, zoals hij daar zit, geleid door de hand van het lot, “de weg van Buenos Aires” ontdekt. Besef je wel wat dat betekent? Dat is een internationale doorbraak. In tegenstelling tot onze voorvaderen, de vikingen, die iets schunnigs meebrachten: hun puritanisme, bracht hij de vrouwelijke sieraden van Frankrijk naar de pampa - een geweldig braakland van onanie en begeerte. Magdalena's uit Duinkerken, met waterige ogen, bestemd voor het verdorde San Luis; Magdalena's uit Lourdes, appetijtelijk en lief, voor de winderige woestenij van Patagonië; Magdalena's uit Lille, slank en doortastend, voor de haveloze vlakte van La Rioja... enzovoort. En voor de afgeslagen motor van Buenos Aires, de sensuele magneetontsteking uit Parijs. Zo genoten en genieten duizenden dorpen en steden dankzij zijn ondernemingslust van de nabijheid van vrouwen die daarvoor betalen met de prijs van hun heimwee. En zelfs de meest onhandige mensen konden zo, zich overgevend aan een welhaast onbereikbaar geluk, hun dromen op een andere manier verwezenlijken. Ik wil hem hier de eer bewijzen die hem toekomt. De betaalde liefde die deze grote bankier van de seks voor mij toegankelijk heeft gemaakt is nepenthe voor duizend bittere uren geweest. Laten we een toost uitbrengen op Gastón, een groot weldoener voor het land.’ De heildronk bleef een beetje in de lucht hangen. ‘Het lijkt me niet erg gepast,’ voerde de Commissaris van de Luchtvaartdienst aan, ‘een dergelijke aanleiding te vieren. Prostitutie is het gangreen...’ ‘En madame Noélie Maynard dan? Hik. En haar huis met Massage- Curiosités? Hik. En onze orgieën in Confort Moderne? Hik. Hyp... ocriet.’ ‘...prostitutie is het gangreen van de liefde. Als die er niet was zou niet zeventig procent van onze jeugd worden afgekeurd voor militaire dienst.’ ‘Uitstekend! Zelfs daaraan levert zij een bijdrage! Prostitutie vermindert de kans op oorlog door jongens buiten het leger te houden. Nooit lijdt een land een vreedzamer bestaan dan wanneer het zwak is!’ ‘Je woorden stuiten me tegen de borst, Op Oloop. De voorkeur geven aan een ziek land boven een trots land!’ ‘Jazeker. Dat spreekt toch vanzelf. Het is beter om in een ziekte te berusten. Die trekt goedaardige en verstandige vrienden aan die altijd hun | |
[pagina 116]
| |
troost en zorg zullen aanbieden. Trots daarentegen wekt haatgevoelens en onderlinge wedijver die een verwoestende uitwerking hebben...’ ‘O, je begint op mijn zenuwen te werken! Je verheerlijkt de ondeugd als de eerste de beste losbol. Waar is je gevoel van eer?’ ‘Ik heb een hondje gehad dat Eer heette.’ De onderbreking van de Student, die ook wel eens iets wilde zeggen, was des te grappiger omdat zijn opmerking zo onverwacht kwam. Ieder gaf er lachend zijn eigen commentaar op: ‘Ik heb een hondje gehad dat Eer heette!’ ‘Ik heb een hondje gehad, hik, dat Eer heette...’ ‘Ik heb een hondje gehad dat Eer heette en tegen de deuren van de Kathedraal en van het Regeringsgebouw piste, en ook tegen die van de Jockey Club en van de Nationale Bank...’ ‘Neemt u mij niet kwalijk, Op Oloop: bij de Jockey heb ik u nooit gezien.’ ‘Dat is waar. Ik was even vergeten dat u lid bent.’ ‘U, een pooier, lid van de Jockey Club!’ ‘Zeker, Erik. Wees maar niet zo verbaasd. Ik ben lid op persoonlijke titel. Mijn beroepsmatige achtergrond verschilt niet van die van anderen. Die is precies dezelfde. Ik ben een straal als alle anderen in die cirkel van... gefortuneerden uit het bankwezen, de politiek en de gokwereld. De betaalde ontucht is geen misdrijf: het is een onderneming. Vrouwenhandel - volgens de benaming die de Volkenbond gebruikt - is ook een kwestie van élevage. Mijn eigen statistieken wijzen uit dat veertig tot zestig procent van de hoeren afkomstig is uit lage beroepen: dienstmeisjes, naaisters, revuemeisjes, die ernaar streven “hogerop” te komen via de beschaafde en galante omgang met mannen, de hygiënische liefde voor de kaptafel en de voldoening van luxe en genot. Op die manier, waarde vriend, weet ik de opbrengsten die mijn clubgenoten vergaren door het importeren van goede merries te evenaren met het importeren van mooie jonge veulens...’ ‘In feite is er geen verschil tussen “cafishear” paarden of vrouwen...!’ ‘Cafishear? Wat is dat Robín?’ vroeg Ivar Kittilä gejaagd, bang dat hem iets zou ontgaan van de dialoog. ‘Tja: cafishear, dat betekent uitbuiten, een cafïsho, een pooier zijn.’ ‘Dat is zo,’ kwam Op Oloop tussenbeide. ‘Maar oorspronkelijk is cafisho een door Italiaanse immigranten gebruikte verbastering van stockfish. Misschien heeft een of andere Italiaanse handelaar ooit bij wijze van belediging...’ | |
[pagina 117]
| |
‘Precies, u heeft gelijk! Misschien wel op dezelfde manier als uit de belediging van een “Française” tegen een onwillige klant, flaneur, “franela”, opgeilen is ontstaan. Het lunfardoGa naar eind1 is toch een merkwaardig taaltje. Nu bedenk ik ineens dat het woord “cafiolo” voor pooier misschien wel een vergelijkbare etymologie kent. Zou dat niet een denigrerende samentrekking kunnen zijn, gebruikt voor zo'n hoerenloper die alleen op café au lait leeft?’ ‘Dat is best mogelijk, Gastón. U heeft vast wel eens horen zingen: “Mambrú is naar de oorlog gegaan En ik weet niet wanneer hij terug zal komen...” als variatie op het kinderliedje dat we allemaal kennen: “Marlborough s'en va-t-en guerre Il pleut, il pleut, bergère...”’ ‘inderdaad.’ ‘Goed. Een dergelijk criterium van vergezochte verbintenissen en ondoorgrondelijke samenstellingen kan het lunfardo naar onvermoede grenzen voeren in de lexicografische expressie.’ ‘Daarom bevalt het me juist. Die vrijmoedigheid stelt het in staat om zich, in dit land van immigranten, van alle talen te bedienen, deze te plunderen en aan plechtige termen een scherpe draai te geven zodat ze een spottende betekenis krijgen. Als “macrof” ervaar ik aan den lijve de russificatie van maquereau. Waar zal macroff of macrof voor pooier vandaan zijn gekomen’? Ik vraag me dat regelmatig af. Het “Woordenboek der Argentinismen” van don Tobóas Garzón, geeft geen enkele verklaring. Ik denk dat bij de aanhouding van een of andere Poolse collega van mij de uitspraak van de een en de onwetendheid van de betreffende politiebeambte het woord hebben gevormd.’ ‘Zou “macrof” niet van het Griekse woord makros, dat groot of lang betekent, afgeleid kunnen zijn?’ ‘...’ ‘Straks blijkt “macrof” nog een hoogstaand woord te zijn!’ bromde Erik. ‘Luister eens! Ik heb het! Het komt van macrofaag, macro-faag! Geef het maar toe, die betekenis past uitstekend bij uw beroep. Jullie eten toch altijd in het groot...’ ‘Kom nou, Op Oloop! Op die manier zou ik ook kunnen beweren dat maquereau uit het Latijn komt: van machaera, mes, kromzwaard, machete. En ik heb niet eens een zakmes...’ | |
[pagina 118]
| |
‘Oef! Jullie zijn wel aan het overdrijven zeg, hik.’ ‘Ach kom, we zitten hier toch niet bij de Taalkundige Academie.’ ‘Niet boos worden, heren. Ik heb de plicht de techniek van mijn beroep en de semantiek van de universele onderwereld te kennen. Als ze hier dezelfde benamingen zouden gebruiken als in la douce France: souteneur, thölier, tenancier, dan zou de zaak eenvoudiger zijn. Maar we hebben hier nog geen Emile Chautard die met betrekking tot het lunfardo een werk schrijft als “La vie étrange de l'Argot’. Wanneer we dat bezitten zal ik genoegen nemen met het partikel “mac”, het binnenstromen van wekelijkse betalingen en mijn dagelijkse Picon-grenadine.’ De bezigheden van de obers die luidruchtig maar discreet het overdadige servies van de nagerechten van tafel haalden, veroorzaakten een gedwongen onderbreking in de conversatie. Slatter maakte van de gelegenheid gebruik om naar het water-closet te gaan. Erik, die een steeds glimmender en roder gezicht had gekregen, zat te smoezen met Ivar, wiens kortgeknipte en ronde hoofd bleek bij het zijne afstak. Het was duidelijk dat ze het over Op Oloop hadden; want toen deze een sigaret opstak observeerden ze nauwgezet hoe hij verdwaasd, met vermoeide ogen, in de vlam van de lucifer staarde; met vermoeide ogen die van verre innerlijke einders kwamen. |
|