| |
| |
| |
Michael Ondaatje
Zeven gedichten
Vertaling: Hans Kloos en K. Michel
Reklameborden
‘Zelfs zijn grappen waren bijzonder drastisch’
De problemen van mijn vrouw met echtgenoten,
huizen, haar kinderen die ik ontmoet
op stations in Kingston, in Toronto, in London Ontario
- zij komen de grijze trappen af
stralend als acteurs na een verdovende rit van vier uur
vol gemorst vruchtensap en strips.
Bijeenkomsten om paaseieren te zoeken.
Vliegerfeesten. Kerstmissen.
Dit alles, wilde ik gaan zeggen,
dringt mijn maagdelijk verleden binnen.
deze antologie van kinderen
liep ik rond - blind op mijn gevoel na
faux pas uitstekend, vreselijke humor,
bewoog mee met een zee van personen,
en viel wanneer nodig uiteen
in kleinere zelfgenoegzame deeltjes kwik.
Mijn geest een zorgvuldig leeg dagboek
tot ik op het barrière rif stootte
| |
| |
Met haar kwamen de sprinkhanen van de geschiedenis -
insinuaties die zij had gemist
verscheidene pogingen tot verleiding
en gedood door taxis of hersentumor.
Hier was ik die probeerde om te leven
met een neutraliteit zo groot
dat ik niets zou hebben om aan te denken.
Tegenwoordig heb ik het gevoel
in een complexe situatie te zijn beland,
een affiche tussen vele op een reklamebord
samenplakkend in de regen.
Ik schrijf dit met een pen die mijn vrouw heeft gebruikt
om een brief te schrijven aan haar eerste echtgenoot.
Aan de pen hangt de geur van haar haar.
Zij moet hem neergelegd hebben tussen regels
en gedachten, met haar vingers wrijvend over haar schedel
de lichtste geur van haar hoofd verzamelend
en teruggebracht naar de pen.
| |
| |
| |
Te voet naar Bellrock
Twee gedaantes in diep water.
Hun lijven, bij de maag afgeknot,
glijden over het oppervlak. Depot Creek.
De boomstammen die men honderd jaar geleden deze rivier afdreef
schuurden, spitten en verbreedden de oevers tot Bellrock
en verder voorbij bruggen naar de zagerij.
als half verzonken in een grijze weg
hun voeten tasten struikelend over stenen bodem.
Landschappen onderwater. Wat missen de voeten?
Schildpad, mossel, waterslang. Wat negeren de voeten
en waar kijkt het verstand niet naar, als twee gedaantes
langs George Grants groene maagdelijke velden schuiven
langs de bloedspatten van kardinaalsbloemen op de oever.
Rivieren zijn een plek voor filosofie maar al het denken
gaat over de werking van deze rivier gaat over
stenen die je enkels verdraaien
de verborgen rotsen waar je knie tegenaan loopt -
voeten in slow motion en verstand en armen in balans
die zich het blinde pad van de voet voorstellen, onderwaterzon
die plotseling de amandelkleurige benen vangt
de oude gescheurde Adidassen die we dragen
om de rivier naar Bellrock te lopen.
Waar gaat het gesprek over drie uur lang
op deze kronkelende, verdraaide, ontwijkende rivier naar het dorp?
Waar ging het gesprek de hele zomer over.
Stan en ik lachend grappend van zomergekte
terwijl we leefden tegen elkaar.
Om warm te blijven duiken we onder. Soms
alleen onze hoofden afgehakt
glijdend over het donkere glas.
| |
| |
Er is geen metafoor hier.
We zijn ons bewust van de warmte van het water, de kou van de regen,
de geur van modder die in sommige stukken scheten laat
als je erop stapt, nooit belopen modder
zodat je geen adem kunt halen, mijn god deze lucht kun je niet inademen
en je zwemt snel je voeten van het slib van de geschiedenis
dat daar lag toen het hout naar beneden kwam
springen voor de Rathbum Timber Company 1840-1895
toen zij die hout jatten helemaal het land
uit moesten springen als ze werden betrapt.
Maar er is geen geschiedenis of filosofie of metafoor bij ons.
Het probleem is de stevigheid van de Adidasschoen
zijn drie strepen glimmend als vissetekening.
Het verhaal is Russels arm zwaaiend uit het groen van een veld.
De plot van de middag is om Bellrock te halen
door stroomversnellingen, katarakten, stinkwater
en het eiland te bereiken waar bier en een handdoek op ons wachten.
Die nacht is er zelfs geen pijn in onze ongeoefende spieren
zelfs geen rimpels in de huid
en weinig te zeggen behalve niet
te gelóven zoals die rivier kronkelt en als je
je voeten niet ziet, concentreer je je op je voeten.
En heel de volgende dag proberen te denken
waarover we niet spraken.
Waar was het gesprek over het overspel
gebroken zinnen verloren in het spatten in de wind.
Stan, mijn gekke zomervriend,
waarom worden we allebei gek?
thuis herkennend aan de kleuren van schuren
die ons noord vertellen, zuid, west,
en voor de rest verloren in mijlen en mijlen van regen
in het midden van deze eeuw
langs de stomme simpele kloteplot naar het dorp.
| |
| |
| |
Nacht op het land
Het badkamerlicht brandt boven de spiegel
In de zwartheid van het huis
kreunen bedden onder de uitputting van de dag
dragen ze vermoeide schouders geschramde
beurse benen de onverwachte
erecties 3 uur 's ochtends. In iemands droom
verschijnt een zaag in iemands
droom verschijnt een vrouw.
Allemaal hebben we gedroomd de verloren hond te vinden.
Het laatste licht op de overloop
door het sierwerk van het luchtrooster
en wordt een zitkamermaan.
De bank roept de hond, de kat
loopt in volmaakte zwartheid over het fornuis.
In de kamer van permanent licht
marcheren kakkerlakken over tegelwerk.
De spin met juweelkleurige dijen de bruine mot
De hele nacht speelt zich de waarheid af.
| |
| |
| |
Witte dwergen
Dit is voor mensen die verdwijnen
voor hen die afdalen in de code
en van hun kamer een koelkast maken voor superman
- die kostuums en botten verslijten die zouden kunnen vliegen,
die hun moraal zo op de spits drijven
dat ze zichzelf door het oog van een naald kunnen rukken
en sterven in de buitenste kringen van de ether
het stom stotteren van stilte
van al mijn helden van hen
die koersen naar die volmaakte grens
waar geen sociale brandstof is
Het lossen van zandzakken
om hun hoogte te begrijpen -
die stilte van het derde kruis
3e man zo hoog en eenzaam opgehangen
zeg zijn pijn, zeg zijn onbroederschap
Wat heeft hij te maken met de geur van dames,
kunnen zij eten van zijn pijnskelet?
| |
| |
zodat ze in vijandelijk gebied
wat zouden zij na zoveel wreedheid nog kunnen zeggen zo i zo
En Dashiell Hammett, tijdens zijn succes,
leed onder conversatie en ging naar
het volmaakte wit tussen de woorden
is een ei - het allermooist
wat we niet kunnen zien groeit
in al de kleuren die we niet kunnen zien
er zijn van die uitgebrande sterren
die na hun parade door de hemel
waarover zouden zij na zo'n choreografie nog willen spreken zo i zo
| |
| |
| |
Lus
Mijn laatste hondegedicht.
Ik laat alle sociale dieren achter
inclusief mijn hond die er 30 seconden
over doet om van een stoel te komen.
die weer verschijnt op wegen
één oog uitgerukt en in de achtervolging.
Hij is slechts een plek gevuld
en wazig in het voorbijgaan,
vergankelijk als stront - vervaagt
om elders weer te verschijnen.
Hij overleeft het stekelvarken, de auto's, het gif
de hekwerken met hun electrische stuipen.
Kotst botten uit, baadt 's nachts
in de zwembaden van Holiday Inns.
De toverkunst van zijn verliesnummer.
Het ontbrekend oog vaart omhoog
in de bek van een vogel, het hemelruim in.
Heengaande familie. Verlies is het van vlees slechts
niet meer dan zijn warme straal over een boom.
Hij is degene die je bij Drive-Ins
stil in vuilnis ziet rijten
terwijl samenlevingen zich ontvouwen aan zijn hemel.
Verend loopt de vogel het rechthoeknest van beelden in
en gedeelten van hem trekken verder.
| |
| |
| |
Dichtbij Elginburg
3 uur 's ochtends op de vloermatras.
In mijn pyjama klappert een dolle mot
Ik heb liggen dromen van een man
die honing op zijn voorhoofd legt voor hij slapen gaat
zodat er insekten komen door het vocht verleid
om er doorheen de hersenen in te nippen.
's Ochtends bevat zijn hoofd vleugels
en zachte wespeskeletten.
On ze zelfmoord de natuur in.
De verleiding van die man
zodat hij de jeuk plat kan slaan
tegen de vloer en zich overgeven
bewegen tussen de droeve resten
van hen die we verdelgden,
de gescheurde code waarop deze dieren rijden naar de dood.
Grijze vlieg op vensterbank
als een glibberige fles in het water gezwiept,
om te eindigen als een slang
door kinderen en camera's afgekamd
terwijl hij gazonnen van beschaving oversteekt.
We liggen op de vloermatras
verloren motten lopen over ons
waterplaats van vlees, en willen deze vernedering onder de maan.
Tot we in de ochtend zijn omringd
door donkere rechtschapen schepen
gezonden door het rijk van de fuut.
| |
| |
| |
Berkebast
voor George Whalley
Een uur na de storm op het Berkenmeer
gonst het eiland. Steenrots. Bladeren die nog vallen.
Nu, in het uur na de bliksem
purer dan de stilte van steen.
Een peddel raakt zichzelf aan. We bewegen
over blind kwikzilver, voelen de spier
binnenin de rivier, het blad
Nu wordt elk terloops woord precies gekozen
doorgegeven van boeg naar steven, alsof we
achterover leunen om een veldfles door te geven.
Er zijn echo's, terugslagen van water.
Wij bevinden ons in absoluut landschap,
tussen namen die zich in zichzelf opvouwen.
Rond het eiland varen betekent getuige zijn van het blauwgrijze stof van een reiger
niets meer dan vriendschap
een oud lied dat we aanheffen
zonder alle woorden nodig te hebben.
Het benoemen van het land zijn we voorbij.
De spiegelingen zijn er nooit
zonder ons, zonder de uitputting
van water en bomen na stormweer.
|
|