die ideaal zijn voor tanks. Je bidt en hoopt en juicht en wordt razend op de lauwe bureaucratieën van de Europese Gemeenschap en het preutse neo-isolationisme van het Engeland van Thatcher. Overal zijn we getuige van een bijna krankzinnige race tussen herrijzend nationalisme en haat tussen etnische groepen, en de tegenkrachten van potentiële welvaart en vrij verkeer.
De variant van het joods-messiaanse idealisme, bepaald door het profetisch visioen van een koninkrijk van rechtvaardigheid op aarde, die we marxisme noemen, heeft honderden miljoenen mannen en vrouwen ondraaglijke beestachtigheid, lijden en mislukking gebracht. Dat dit juk is weggenomen, noopt tot grote dankbaarheid en opluchting. Maar de bron van dit gruwelijke bureaucratische wanbeheer was op zichzelf niet verwerpelijk (zoals die van het racisme van de nazi's): hij ligt in de verschrikkelijke overschatting van het menselijk vermogen tot altruïsme, tot zuiverheid, tot het leven naar intellectueel-filosofische waarden. De theaters in Oost-Berlijn gaven voorstellingen van de klassieken, terwijl de mensen heavy metal en Amerikaanse musicals wilden. In de etalages van de boekwinkels stonden Lessing en Goethe en Tolstoi, maar de mensen droomden van Archer en Collins. De huidige ineenstorting van de despotische marxistisch-leninistische regimes markeert het van haat vervulde einde van een eerbewijs aan de mens - dat waarschijnlijk op een illusie berustte, maar op zichzelf positief was.
Wat zal zijn plaats in het roerige vacuüm innemen? De klauwen van de fundamentalistische religie krabben aan onze deur. En het geld krijst tegen ons. Het westen bewoont een van geld bezeten amusementspark. De wetenschappelijk-technologische speelautomaten rinkelen en glinsteren verleidelijk. Maar de geboden van privacy, van de autonome verbeelding, van tact en spiritualiteit en gewetensvolheid tegenover waarden die niet van direct praktisch nut zijn, verliezen hun kracht. En we vernietigen de wereld van de natuur.
Alleen een autistische mandarijn zou de massa van zijn medemensen de verbeterde levensstandaard, het brood en de spelen willen onthouden waar ze zich nu heen vechten, emigreren of dromen. Maar als men behept is met de kanker van het denken, de kunst, de bespiegeling over het utopische, dan zijn in het hart van het carnaval de schaduwen evenzeer aanwezig.
Aan de ene kant de knoet, aan de andere kant de cheeseburger. De goelag in het vroegere oosten, de panty-reclames tussen de beelden van de