| |
| |
| |
Favery vertaald
Het vertaalprojekt van Poetry International 1990 was gewijd aan het werk van Hans Faverey. Onder leiding van Rein Bloem en Willem van Toorn en met medewerking van Jan Kuijper werkten dichters uit uiteenlopende taalgebieden aan vertalingen van een aantal door Faverey zelf gekozen gedichten. We publiceren als eerbewijs aan een groot dichter een deel van die vertalingen, aangevuld met een keuze uit binnenkort in het Engels en het Frans te verschijnen bundels van Hans Faverey.
| |
| |
| |
Uit: ‘Chrysanten, roeiers’ (Chrysanten, roer 1977)
komen zij nader: 8 roeiers,
steeds verder landinwaarts
groeiend in hun mytologie:
met elke slag steeds verder
van huis, uit allemacht roeiend;
groeiend tot alle water weg is,
en zij het hele landschap
vullen tot de rand. Acht-
steeds verder landinwaarts
roeiend; landschap daar al geen
water meer is: dichtgegroeid
tirant toujours plus loin vers l'intérieur des terres,
grandissant dans leur mythe:
à chaque coup toujours plus loin
de leurs biens, ramant de toutes leurs forces;
grandissant jusqu' á toute eau disparue,
et qu'ils comblent le paysage
ramant toujours plus loin vers l'intérieur
des terres; paysage où déjà it n'y a plus
toujours plus loin vers l'in-
l'interieur des terres; pays
Joke J. Hermsen en Henk van der Waal
| |
| |
| |
Uit: ‘Te vroeg’ (Lichtval, 1981)
Ik hoor hoe het wiel stil valt;
Ik blijf roerloos zo staan.
Ik moet doen wat ik mij ga
bevelen. Het gras groent;
de merel zit op zijn nest;
J'entends comment la roue se tait;
ce que je me suis ordonné.
Je dois faire ce que je vais
m'ordonner. L' herbe verdoie;
le merle est dans son nid;
l'aube palpe du bout des doigts
Joke J. Hermsen en Henk van der Waal
| |
| |
| |
Uit: ‘Sur place’ (Lichtval, 1981)
waarvoor ik stil houd, buigt
eerst af naar het oosten,
alvorens westwaarts, zee-
Enkele bewegingen, houdingen
proberen mijn lichaam uit;
En, terwijl de weg zich oplost,
aarzelend, in al die schaduwen
die hem voeden met zichzelf,
betast het water voorzichtig
mijn lippen - en ik begin
devant laquelle je m'arrête,
Quelques mouvements. attitudes,
Et, tandis que la route se dissout
hésitante, parmi toutes ces ombres
qui la nourissent d'elle-même,
mes lèvres - et je commence
Joke J. Hermsen en Henk van der Waal
| |
| |
| |
Uit: ‘Girolamo Cavazzoni, verdwenen in context’ (Zijden kettingen, 1983)
Een bal is in rust, of hij is,
bewegend, op zoek naar rust.
De spiegel, tot de rand toe gevuld
met wat zich voordoet, herhaalt
zich ex improviso: schijn en wezen
hervinden elkaars evenwicht.
De god die ik noem en niet noem
schijnt te zwichten en niet
De middag voorspelt niets
dan zichzelf. Het messing doosje
in de vensterbank bevat thans alles,
maar van niets het meest. De toetsen
echter, steeds heviger aanwezig,
A ball is at rest, or it is,
moving, in search of rest.
The mirror, filled to the rim
with what occurs, is repeated
ex improviso: semblance and essence
rediscover each other's balance.
The god I name and do not name
The afternoon prophesies nothing
other than itself, The brass box
on the windowsill now holds everything,
but nothing most of all. The keys,
though, ever more Fiercely present,
now keep a more melodious silence.
Francis R. Jones
| |
| |
| |
Uit: ‘Het gebodene’ (Zijden kettingen, 1983)
Dezelfde rivieroever, de mijne:
wijd en zijd alles op zich
van toepassing. Een rivieroever
is een oksel, ook wel wenkbrauw
genaamd of pijldauw, ijlsneeuw.
De dag is kort, de nacht is kort.
Het eeuwige gehoest; de stemloze
fluister. De dodelijke vlag
Dit is je vuur, dit je adem.
De wereld als afbeelding:
The same riverbank, mine:
far and wide everything applying
to itself. A riverbank is
an armpit, also known as eyebrow,
The day is short, the night is short.
The eternal coughing; the voiceless
This is your fire, this your breath.
The world as representation:
addresss crumbling to dust.
Francis R. Jones
| |
| |
| |
Uit: ‘Doorboord’ (Hinderlijke goden, 1985)
Vluchtiger dan mijn schaduw is,
geurt de mirte niet. Geen mens
lukt het breekbaarder te zijn
dan het sterfelijke in mij.
Zodra ik word geroepen, ontsta ik
om te kunnen verdwijnen. Liefde
dient het vergeten; het hemd
dat de wind liet liggen past
mij niet. Meestal moet ik doen
sterven zoals het mij past.
More fleeting than my shadow is
the myrtle has no scent. No man
can succeed in being more fragile
than the mortal within me.
As soon as I am called, I come
into being so as to disappear.
Love serves the forgetting;
the shirt the wind has left behind
will not fit me. Usually I
Francis R. Jones
| |
| |
| |
Uit: ‘Doorboord’ (Hinderlijke goden, 1985)
Al het bestaande reikt tot de rand
van het zijnde, rolt zich op,
werpt zich uit en herneemt zich -
tot dit zijnde, zich uit en uit
gezongen, door een verleidelijk
motief daartoe gedrongen, toelaat hoe
zijn is zich verheft, en uit zichzelf,
terwijl een mens zich toelacht,
de rand bereikt en overkookt,
schuimend en schuimende, tot diep
All that exists stretches
to the edge of being, rolls up,
casts out and recaptures itself -
until this being, having sung itself
out and out, forced into it
by a tempting motiv, admits how
its is is rising, and, by itself,
while a man smiles to himself,
reaches the edge and boils over,
foaming and foaming, until deep
in the nothing that I am.
Francis R. Jones
|
|