Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1990 (nrs. 49-52)(1990)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Lars Lundkvist Gedichten Vertaling: Lydia Dalmijn De man en de zaag Een man loopt over de markt. In zijn handen heeft hij een zaag, een grote, gele zaag. Hij loopt langs de apotheek en de kapper de gevangenis en de kroeg Een Hart. Hij gaat ook langs het huis met de vijf oude vrijsters en een plaatzagerij. Het is belangrijk om dat vast te stellen anders weet ik niet waar hij naar toe gaat en bovendien twijfel ik of hij een zaag in zijn handen heeft of een gele citroen. Sommigen zullen de waarheid in kranten en boeken zoeken, anderen in gebed en meditatie. Toch blijven er ten slotte drie zaken over: een man en een zaag en een gele citroen. [pagina 46] [p. 46] Zelfbedrog Het is vijf uur 's morgens, de hemel is grijs en de lucht is koel. Een man staat stil en keert zijn rug naar ons, hij heeft blauwe kleren en zijn handen in de zakken. Vlak voor zich ziet hij een paar huizen en een telefoonpaal, een paar bomen en een houtstapel vlak voor het bos. Hij staat stil alsof hij luistert, maar alles zwijgt. Hij begrijpt niet wat hij ziet. ‘Ik weet niets van het gevecht in de timmerkeet of het bloed van de barende vrouw in het groene huis. Ik weet niets van de diefstal in de houtopslag, van het lijk in het bos of van de hand die een geestesziek gordijn beweegt. Ik kan net zo goed een schroothoop zien of een massa olievaten, ik begrijp niet wat ik zie.’ Het is een gevaarlijk mens die zijn rug naar ons keert. Op de rug gezien lijkt hij op mijzelf. [pagina 47] [p. 47] Nagedachtenis Hoorde je onze woorden haas voor honger, roos voor nood hemel voor as, zilver voor sneeuw? Kende je onze leugens? Het koren gemaaid, de wind warm als in juli en het jongste kalf het pad kwijtgeraakt. Toen gaf de rivier ons van wrakhout een kruis bevlekt met bloed en excrementen. Aan de noordkant: mos van een onbekende soort en een vis. Bij het geluid van trommels snel als het hakken van de specht werden de potten stukgeslagen, spleet de rots en in de met kroningsolie ingevette kruiken werden as en beenderen geworpen. - Zoek ons, zei de haas. - Vind ons, zei de roos. [pagina 48] [p. 48] Inzicht Ze neemt een sleutel in haar hand om een klok op te winden. Dan herinnert ze zich hoe ze wakker werd door de mussen op het dak op een morgen in juni lang geleden en haar grootmoeder hoorde bidden: ‘Help mij om dankbaar te zijn vandaag, leer mij liefde te tonen.’ De sleutel is geel en gesleten en trilt als een tor in de sneeuw. Als ze de deur dicht doet om naar haar werk te gaan ziet zij braaksel boven aan de trap en een krant aan flarden iemand heeft een geslachtsorgaan getekend en op de muur de Duivel aangeroepen. Plotseling weet ze dat de sleutel is verdwenen. [pagina 49] [p. 49] In Zweden Op het dak bewegen zich tv-installateurs tegen de rode hemel tussen sneeuwschoppers en blikslagers. Kleren en kleden hangen op de balkons gebloemde lakens en helder wasgoed. Walm komt uit deuren en winkels: mensen dragen vlees en margarine in gele zakken, ansjovis en zout en sjalotten, en ver naar het zuiden hoor je het fluiten van boten en van grote industrieën. Thuis dobbelen de kinderen en Anna leest het sprookje van de Tondeldoos. Het licht valt zacht op de tafel, op het boek en een fonkelend glas. Grootmoeders houten klok tikt. En de adder opent zijn oog op het buffet. [pagina 50] [p. 50] Portret Ik ben van een gewelddadig geslacht. Enkelen werden met harken en roeden het dorp uitgedreven, anderen gingen vedelend in de waterval. Een had de Duivel in de fles op het buffet, een ander zag de Maagd Maria in de sneeuw. Zelf ben ik rustig en ontwijk gifstruik en trolldruif. Alleen soms verteer ik van nostalgische begeerte etterbuilen en buitenlands bloed. Ik ontaard, maar ken mijn kracht - Ik kan mijn familie doodslaan, hen in stukken snijden. Mijn kinderen verminken de armen afrukken. Ik kan mijn moeder schenden, haar huis verbranden en een stad vergiftigen. Ik kan een landschap in de lucht laten vliegen. ‘Ik kan alles verdragen afstand doen van alles. Ik kan mijn leven offeren.’ Ik houd mij stipt aan verkeersregels lokale verordeningen mensenrechten en loonafspraken. Met grote oplettendheid ga ik het derde kwartaal in. [pagina 51] [p. 51] De sneeuw in december De sneeuw in december verborg gelijk eertijds dingen die veracht werden. Het sneeuwde meer dan in 1812. Hazensporen waren niet te verklaren. Maar op een avond in juni: blauwe koeien in het zuiden, een leeuwerik - Zo smartelijk vertrouwd met schaduw en zon, met het oog en wisseling van beeld! Zo dichtbij, dat er niet gezegd mag worden: ‘Annunciatie - dag voor de blinde!’ De berk loopt uit. De vogel duikt, een blad in de sneeuw. En diep in de beek, de bevroren beek: het oog van een dier. Mijn moeder? Vorige Volgende