Jan Blokker
Bij wijze van partituur
Een foto is zoals bekend het vierentwintigste deel van een filmseconde: één bladzijde uit het boekje waarin je, als het snel doorduimelt, een tang in een varken kunt zien veranderen. Een wonder. Maar je hebt altijd tenminste vierentwintig foto's nodig om het zich te laten voltrekken. Eén foto heet in filmtaal ofwel een still - de dode Ava Gardner hangt roerloos in een vitrine, maar straks zal ze weer leven: Doornroosje; ofwel een freeze - ze is een ogenblik bevroren, maar straks zal ze ontdooid verder omhelzen.
Wat is film?
Film is geluid.
Ze verkondigen al bijna honderd jaar allerlei sprookjes dat film beweging is, of een beeldenreeks, of een kwestie van visualiteit, maar dat is allemaal onzin. In de middeleeuwen van de cinematografie, toen de film nog stom was, speelde in de bioscoop een piano, een orgel of een strijkkwartet om de bezoeker, die immers blind was, te duiden wat hij zag. Hitchcock, die zijn carrière begon als vervaardiger van tussentitels voor geluidloze films, vertelde eens dat hij blijspeldialogen verzon om mensen te laten lachen bij wat als een melodrama bedoeld was.
Wat zei trouwens Resnais? ‘In de bioscoop kun je wel je ogen spuiten, maar niet je oren.’
Zet Vivaldi onder een bos, en iedereen is met vakantie. Zet er Wagner onder, en het zal slecht aflopen.
Een foto waarop een projectiescherm tegen een klavier is gezet: het begin, of het eind, van een oermirakel.