Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1984 (nrs. 29-32)(1984)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Marc Reugebrink Vijf gedichten Oponthoud Wanneer men hem vervoert moet hij, denk ik, het einde zien van alle straten en verder nog dan ogen kunnen komen. Zo was het ook daarvoor: het vragen eindelijk verhoord de waarheid alweer lang vergeten strekte hij zich moeizaam uit. Want een huid die openscheurt blijft niet lang zonder woorden maar toont zelfstandig waar het aan mankeert. Pas aan de paal, met kettingen want touwen zouden schroeien, schreeuwt hij ongegeneerd. [pagina 23] [p. 23] Metastase Hij ligt en kijkt naar het plafond dat sluipend naderkomt. Zijn mond groeit dicht nadat hij altijd heeft gezwegen. Het was wel angst of een besef dat zijn begrip niet veel kon wegen. In oefening vouwt hij de handen op de borst. Ook ik heb niets meer te vertellen. Het woord is vlees zolang het leeft. [pagina 24] [p. 24] Paralyse Toen zond je geen berichten. Het huis met wenteltrap en hoge ramen stond stil en onbetreden in het land. In de ochtend met de emmers en de boenwas op de gladde vloeren sloeg je je zinnen op. Pas later leerde je het landschap dat niet te overzien was dromen: geen weg was nog begaanbaar. Je schreef: bij brand red ik de zusters van de dood. Ik vlucht langs trap en langs de bomen. Want alleen wie schrijft kan zich bewegen. De weg krult langs het hout in het papier, de indrukken die haast niet wegen. [pagina 25] [p. 25] Afasie De gek zit op het plein zijn stok antenne in het rijk der zinnen. Natuurlijk is er jeugd het spreken niet verleerd die zijn begrip met stenen tart. Soms stuift hij op. Langs de gebouwen vluchten schaduwen de straten in. Kon hij zijn handen leggen op een jonge huid dan vond hij woorden. Nu trekt zijn stok een spoor over de keien. Alleen een gek kent deze klank. [pagina 26] [p. 26] Opgraving I Er zijn geen dingen dieper dan de wereld. Het gat dat je graaft is een gang naar de Chinezen. Misschien dat jij in het veld een purperrode vaas vindt of oude scherven van verbeelding in het zand zoek je verweerde taal de droge zaden van de scheerling en zijn kop, zijn naakte kop. Je zoekt vooral de beker die hij dronk. Er zijn geen dingen dieper dan de wereld en het gat dat je graaft naar de Chinezen. [pagina 27] [p. 27] II Hij keert de straat. Wat onderlag krijgt plotseling gezicht. Rond dit zachte zand heeft hij met rood en wit een dreigend hek gezet. Hoe vaak heeft hij dit opgehaald en naast het gat een berg gebouwd waarop hij zitten kon. Zo, op de hoek van de straat met een blinkende schop kent hij de aarde. Er gaat geen grond verloren. [pagina 28] [p. 28] III De akkers nog bedekt: meer wit dan woorden op het land. Wat je hebt gezegd zijn laatste stappen op het zand. Zolang het koud blijft ben je van dit spoor verzekerd. Straks snijd je de aarde open trekt door het veld een zwarte voor en uit dat wat is veranderd zoek je je weg terug naar wat niet is verloren. Vorige Volgende