André du Bouchet, geb. 1924. Vriend van Giacometti, Célan, Bram van Velde en Pierre Tal-Coat, is in zijn hele werk (poëzie en glossen bij het werk van anderen) bezeten van één thema: de ondeelbaarheid van de ervaring (joor) onder woorden brengen, die geen ogenblik mogen vastleggen en vastliggen. De typografie (veel constituerend en verbrekend wit) speelt hierbij een grote rol. Voor zijn werk, dat in de moderne poëzie zijn weerga niet heeft, kreeg hij in december 1983 de Franse Staatsprijs voor poëzie. In 1983 verscheen ook een driedubbelnummer van L'ire des vents geheel gewijd aan Du Bouchet. Hij publiceerde o.a. de volgende bundels. Dans le chaleur vacante (1959), Ou le soleil (1968), Rapides (1980), Fraîchir (1981) en Peinture (1983).
Michel Butor, geb. Mons-en-Baroeul 1926. Studeerde en doceerde filosofie. Debuteerde met de roman Passage de Milan (1954). Met de twee volgende romans - L'Emploi du temps (1956) en La Modification (1957, in het Nederlands vertaald als Retour Rome) - leverde hij een belangrijke bijdrage aan de Nouveau Roman. Uit het veelzijdige en omvangrijke oeuvre enkele titels: Degrés, Mobile, Illustrations I, II, III, IV, Matière de rêves I, II, III, IV, Le génie de lieu I, II, III, en de essays verzameld in Répertoire I, II, III, IV, V.
Jãdo Cabral de Melo New, geb. 1920 in Recife (Brazilië). Hij debuteerde in 1942 met de bundel Pedro de song (Steen van slaap). Andere publikaties: Quaderna (Viervoud, 1960), Serial (Reeksen, 1961), A educacao pela eedra (Opvoeding met de steen, 1966) en Museu de tudo (Museum van allerlei, 1975). In 1981 verscheen bij uitgeverij De Lantaarn in Leiden een kleine keuze uit zijn poëzie vertaald door August Willemsen: Gedichten. In die uitgave is ook een korte inleiding op het werk van de hand van August Willemsen te vinden. Een interview met de dichter verscheen in Selden Rodmans Tongues of fallen angels (1973). De hier opgenomen teksten zijn uit bovengenoemde uitgave afkomstig. Zij werden met toestemming van de vertaler overgenomen.
Remco Ekkers, geb. 1941. Sinds 1976 vast medewerker aan de Poëziekrant. In 1979 verscheen de cyclus Buurman.
Zbigniew Herbert, geb. 1924 in Lvov, (Polen, tegenwoordig behorend tot het grondgebied van de USSR). Studeerde economie en rechten en daarna filosofie. Hij debuteerde in 1956 met de bundel Strune światla. In 1965 ontving hij de Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese literatuur. In 1970 nam hij deel aan het Poetry International Festival in Rotterdam. Veel van zijn werk werd door Karl Dedecius in het duits vertaald o.a. Gedichte (1964), Inschrift (1967) en Herr Cogito (1974). In de Penguin Modern Poets verscheen een bundeling van Herberts poëzie in 1968. Nederlandse vertalingen van zijn werk verschenen in de bundel Machine van woorden (1975) en in de bloemlezing uit de naoorlogse Poolse poëzie Een gevecht om lucht (1980).
Felix Philipp Ingold, geb. 1942 in Basel, woont in Zürich, Zwitserland. Studeerde in Basel, Parijs, Praag, Moskou. Literaire publikaties vanaf 1967. In de jaren zeventig uitsluitend wetenschappelijk werk (zoals Literator und Aviatik, 1978). Recente boekpublikaties: Leben Lamberts (proza, 1980), Unzeit (gedichten, 1981), Haupts Werk das Leben (1984), Im Namen Goethes (anekdotes, 1982). Herfst 1984 verschijnt Fremdsprache (gedichten).
Frank Joostens, geb. Brussel 1957. Assistent Nederlandse Literatuurtheorie aan de Universiteit Antwerpen. Eerdere publikaties o.m. in het Nieuw Vlaams Tijdschrift en Restant.
Gerrit Kouwenaar, geb. 1923 in Amsterdam. In 1982 verscheen van hem Gedichten 1948-1978, evenals de bundel het blindst van de vlek. Wiel Kusters publiceerde in 1983 vijf opstellen over Kouwenaar onder de titel Een tuin in het niks. De hier opgenomen teksten werden oorspronkelijk ge-