| |
| |
| |
William Carlos Williams
Gedichten
Vertaling: J. Bernlef
Tractaat
Ik wil jullie beste stadsbewoners
leren hoe een begrafenis te regelen
want jullie hebben iets voor op een
tenzij men echt schoonschip zou maken -
jullie bezitten het noodzakelijke basisgevoel.
Kijk! de lijkkoets voorop.
Ik begin met het ontwerp voor een lijkkoets.
niet wit ook - en onopgepoetst!
Laat haar verweerd zijn - als een boerenkar -
met vergulde wielen (voor een luttel
bedrag opnieuw aan te brengen)
een ruwe sleperskar om over de grond te trekken.
Mijn god - glas, beste stadsbewoners!
Tot welk doel? Voor de dode
om naar buiten te kijken of voor ons
om te zien hoe mooi hij erbij ligt of
om de bloemen of het ontbreken ervan -
Om hem te beschermen tegen regen en sneeuw?
Spoedig zal hij zwaardere regen kennen:
| |
| |
kiezels en modder en wat al niet.
en geen kleine koperen rollagers
en handige wieltjes op de bodem -
beste stadsbewoners wat denken jullie wel?
Een ruwe eenvoudige koets dus
met vergulde wielen zonder opbouw.
Geen kransen alstublieft -
Een eenvoudig aandenken is beter,
iets dat hij waardeerde en hem tekende:
zijn oude kleren - wat boeken misschien -
God mag het weten! Jullie beseffen
hoe wij over deze dingen denken
iets zal gevonden worden - geeft niet wat
zelfs bloemen als dat het uiteindelijk voor hem was.
Alhoewel, let in godsnaam op de koetsier!
Zet zijn zijden hoed af! In feite
is dat helemaal zijn plaats niet -
onze vriend wegslepend ten bate van eigen vertoon!
Laat hem afstappen - laat hem afstappen!
Laagbijdegronds en onopvallend! Ik zou hem
helemaal niet op de wagen laten - kan me wat -
die onderknuppel van het begrafeniswezen!
Laat hem de teugels houden
| |
| |
Dan in het kort wat jullie zelf betreft:
Loop achter de koets - zoals ze in Frankrijk doen,
zevende klas, of als je toch rijdt
weg met die gordijnen! Ga met enig blijk
van ongemak; stel je open
zowel voor het weer als voor verdriet.
Of denken jullie dat je verdriet kunt verbergen?
Wat - voor ons? Wij die wellicht niets
te verliezen hebben? Deel met ons
deel met ons - en geld zal
ik denk dat jullie gereed zijn.
| |
| |
| |
Portret van een dame
hun bloesem raakt de hemel.
waarin Watteau een damesslofje
een zuidelijke bries - of
een vlaag sneeuw. Èh! Wat
voor soort man Fragonard was?
zou lossen. Ah, ja - onder
de knieën, omdat het lied
zo valt, is het een van die
het hoge gras van je enkels
zand kleeft aan mijn lippen -
Èh, bloesemblaadjes misschien. Hoe
Welk strand? Welk strand?
Ik zei bloesemblaadjes van een appelboom.
| |
| |
| |
De wind wakkert aan
dichter - als er zo iemand
naar de laatste bladerpunt
| |
| |
| |
Danse russe
Wanneer mijn vrouw slaapt
en de zon een witvlammende schijf
boven blinkende bomen is, -
wanneer ik in mijn kamer op 't noorden
potsierlijk voor mijn spiegel en
mijn hemd rond mijn hoofd zwaai
terwijl ik zachtjes tegen mijzelf zing:
‘Ik ben eenzaam, eenzaam.
Ik was voorbestemd om eenzaam te zijn,
Wanneer ik mijn armen, mijn gezicht,
mijn schouders, flanken, billen
tegen de gele neergelaten zonnegordijnen bewonder, -
Wie zal dan beweren dat ik niet
de gelukkige gezinsgeest ben?
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Nantucket
door witte gordijnen getemperd -
Late namiddag zonneschijn -
een glazen lampetkan met de beker
een sleutel ligt - En het
| |
| |
| |
| |
| |
| |
Valse vrede
met zigzagpunten bezet, een langgerekt
sintelterrein aan de rivier omheint -
Aan één kant een betonnen
afvalschacht, kleine houten deksels
verspreid in 't rond - op
rioolputten, naar alle waarschijnlijkheid -
Door het midden een looppad
aan één kant verfraaid door
een bloeiende paardebloem - en
De zon blakert nog steeds
het geblakerde gras. Langs
het hek, van het water gescheiden
leunt de fletsbleke straat -
Drie huizen vol scheuren -
een wilg, twee kippen, een
jongetje met een eigengemaakte handkar
loopt voorbij en zwaait met een zweep -
Hortsik! Geen ander verkeer of
Daar te blijven, te improviseren en
te ontspannen! Door het hek
achter het terrein en het
blinkende water, klinkt de schaftfluit
dan de kinderen uit school -
| |
| |
| |
De laatste woorden van mijn engelse grootmoeder
Naast haar op een tafeltje
vlak bij het gore, slonzige bed
Ze laten me verhongeren -
Ik voel me best ik ga niet
naar het ziekenhuis. Nee, nee, nee
Laat mij je naar het ziekenhuis
en wanneer je weer goed bent
eerst doe jij wat jij wilt en
dan kan ik doen wat ik wil -
| |
| |
't iemand naar de zin maken?
Haar geest was helder nu -
O jullie denken slim te zijn
zei ze, maar ik zeg jullie
passeerden we een lange rij
iepen. Ze keek er een tijdje naar
niet meer en draaide haar hoofd opzij.
|
|