Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1983 (nrs. 25-28)
(1983)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
William Carlos Williams. Foto: Charles Sheeler.
| |
[pagina 11]
| |
William Carlos Williams
| |
[pagina 12]
| |
geestelijk onvermogen om ten overstaan van gigantische verschillen te funktioneren, een zich terugtrekken op geborgenheid, een onmiddellijk reagerend soort verdedigingsmechanisme tegen de woestenij overheersten. Als noodmaatregel was het optrekken van een dergelijke façade noodzakelijk en begrijpelijk. Had men de oneigenlijkheid van zijn standpunt echter willen doorzien dan had men alles wat men deed moeten beschouwen als een tijdelijk redmiddel, slechts te billijken zolang een nieuw begrip in de maak was. Zo bleven twee kulturele uitgangspunten om de oppermacht strijden, het ene terugblikkend op Europa, urgent maar retrograde in zijn tendens - ofschoon absoluut niet in alle opzichten - het andere op de toekomst gericht maar in de schaduw van het eerste uitgangspunt. Zij vertegenwoordigden twee grote vitale stromingen die alleen door een Titaan bijeengebracht en tot een eenheid gesmeed hadden kunnen worden. Door dit hele stuk heen worden de termen inheems en uitheems, verwant en niet-verwant, oorspronkelijk en afgeleid, afwisselend gebruikt om deze twee tegengestelde afsplitsingen van de volle kulturele stroom aan te geven en soms, in dezelfde geest, wanneer het over echt en vals gaat. De Engelse kolonisten aan de noordoostkust gingen voorop in deze verdeeldheid in de aanpak. Zij zouden de toon aan gaan geven voor wat de leefwijze en haar gevolgen betreft. Verder naar het zuiden toe werd een anders gerichte poging ondernomen (het is van belang op te merken dat naar het zuiden toe en in Californië, waar het klimaat milder was, deze gedurfdere fase van de kolonisatie zijn korte bloeiperiode beleefde). Onder het Spaanse bewind ontwierpen de zestiendeëeuwse universiteiten, bisdommen en dergelijke instellingen een concept dat diametraal tegenover de Engelse visie stond. Wat hen voor de geest leek te staan was in het geheel geen kolonie, maar een onder hun religieuze hegemonie westwaartse uitbreiding van Spanje. Maar de moeilijkheden waren voor hun bevattingsvermogen te groot en te onvoorstelbaar nieuw om daar in te slagen. Door geografische, biologische, politieke en ekonomische oorzaken mislukte het Spaanse concept en zegevierde het tragere, killere, meer praktisch en minder ambitieus opgezette concept uit Noord-Europa. Noord-Amerika werd, in hoge mate, een Engelse kolonie. De intellek- | |
[pagina 13]
| |
tuelen en de gegoede burgerij zagen dat zo terwijl de meeste kolonisten er een zelfde houding ten opzichte van het ‘moederland’ op nahielden. Zowel in kleding, muziek als etiquette ontwikkelde zich al snel een minachting voor het lokale, zoals het een kolonie betaamde die voor haar levenswijze terugblikte op haar gouverneurs en deze stijl waar maar mogelijk in Amerika kopieërde. Nergens wordt het antagonisme van die tijd ten opzichte van enig lokaal initiatief beter gedemonstreerd dan in Een Officiëel Rapport over Virginia (1671) door Gouverneur Sir William Berkeley, toen deze schreef: ‘Ik dank God dat er geen openbare scholen bestaan noch vrijheid van drukpers en ik hoop dat we die in geen honderd jaar zullen krijgen ook, want kennis heeft ongehoorzaamheid, ketterij en sekten in de wereld gebracht en de drukpers heeft hen ruchtbaarheid gegeven en smaadschriften tegen de beste regering opgeleverd. Moge God ons voor beiden behoeden.’ Naast dit alles begon zich niettemin een initiatief te ontplooien dat Spaans noch Engels van origine was, noch in de verste verte van koloniale oorsprong, behalve in het moeizame en armoedige karakter ervan; een nieuw referentiekader waarbinnen kennis en begrip zich op een dag weer zouden aanpassen aan een veranderende wereld. Dat kader was Amerika zelf, dat vanaf het begin zijn kop opstak en gedijde in de manier van leven, in de opzet van instellingen, in gebruiksvoorwerpen en in de spraak, al werd dit met alle macht en overal door het officiële gezag, zowel in Amerika als daarbuiten, tegengegaan. Noah Webster besteedde zijn hele leven hier aan het onderbouwen van de radikaal subversieve thesis die zijn woordenboek is. Maar dezelfde kracht drong ook in legio andere vormen naar de voorgrond. Noodzaak dreef haar voort. Onorthodox liep zij parallel aan de meer geacheveerde gebruiken zonder ooit, behalve op het moment van een dreigende nationale ramp, de Revolutie, algemeen geaccepteerd te raken. Het was een harde wereld waarmee de eerste mensen zich gekonfronteerd zagen. Iemand die de heuvel, die vanaf de waterkant in Plymouth omhoog loopt, heeft gezien (alhoewel in niets meer lijkend op de vroegere armoede) zal toch geen moeite hebben zich de kaalheid voor te stellen, de onherbergzame ligging van die eerste, op regelmatige af- | |
[pagina 14]
| |
stand aan weerszijden van die ene omhoog lopende straat neergeplante alleenstaande gebouwen. Het lezen van de steen die het sterftecijfer van vijftig procent in die eerste winter gedenkt, volstaat om zich de tragedie voor te stellen. Maar het in de kronieken vermelde feit over de noodzaak voor deze mensen om hun doden 's nachts te begraven ten einde hun snel afnemend aantal voor de inboorlingen verborgen te houden terwijl zij op terugkerende schepen zaten te wachten, maakt de impressie van angst en vijandigheid tegenover het land onuitwisbaar. En deze dingen herhaalden zich zowel in het noorden als in het zuiden in honderden andere gevallen. Het land was vanaf het begin onverzettelijk. Het hoofddoel moet hebben bestaan in het niet gebonden raken aan het land maar de obstakels die het opwierp terug te drijven ten gunste van de opdringende geneugten des levens - om die obstakels voor zich uit te schuiven. Om ze met geweld terug te dringen. Dat deze geëmigreerde mensen zo tegelijk de buitengewoon noodzakelijke kennis van het land dat het hunne moest worden wegschoven en dat alles wat zij bezaten en vanaf dat moment het hunne mochten noemen nu juist deze komplexe omgeving die hen de das omdeed was, dat was iets dat niet van meet af aan duidelijk kon zijn. Zelfs de Revolutie zou blijken allesbehalve een eensgezinde beweging te zijn, gericht op de zelfverwerkelijking van Amerika. De kolonisten wensten, uitgezonderd die in meer armoedige streken, geen scheiding van het moederland - niet in het begin tenminste. Het nationale bewustzijn maakte zich pas langzaam en na het overwinnen van zware obstakels kenbaar. De betekenis van die oude konflikten is nu in vele gevallen verloren gegaan, maar door de kronieken valt er keer op keer een waardevol licht op. Het konflikt leefde sterk in de eigen aard van de legerbevelhebber zelf. Meer dan een jaar na het begin van de revolutie zag hij zijn aktie nog steeds als niets dan het protest van een loyaal burger tegen zijn koning. Pas na de allerbitterste gewaarwording van teleurgestelde verwachtingen drong de volle reikwijdte van het gebeuren tot hem door. Het kostte Washington niet alleen hart- maar ook hoofdbrekens om zichzelf van Engeland los te rukken. De twee divergerende krachten werkten gestadig voort, de ene zoog | |
[pagina 15]
| |
de bewoners terug naar het gewoonteleven met zijn beroep op loyaliteit en zijn liefde voor komfort, de andere preste hen om - wat veelvuldig de martelingen van de verdoemden waren - tegemoet te treden, zichzelf een nieuwe weg te banen naar een onzekere toekomst en deed een beroep op hun vertrouwen, moed en onverschrokkenheid. Let wel, het was een innerlijke spanning, een kultureel dilemma dat hiervan de oorzaak was. Verder bewijs hiervoor wordt geleverd door het feit dat het Thomas Jefferson was, een man met een fijnzinnige en merkwaardig uitgewogen manier van denken, en niet een soldaat, die de Onafhankelijkheidsverklaring bedacht en op papier zette. En verder was het een buitengemeen scherpzinnig en praktisch persoon, Benjamin Franklin, die de meest vasthoudende en succesvolle exponent was van het idee om de wereld van toen met eigen handen en, wanneer nodig, met geweld aan te pakken. Washingtons unieke plaats in de geschiedenis is die van de onberispelijke leider, het grote symbool, bijkans het onbewuste zinnebeeld van de hele onderneming. Als soldaat was hij niet meer dan een dienaar. De andere vooraanstaande figuur was John Adams, die de koppigheid van de oorspronkelijke Pilgrims vertegenwoordigde. Toen de oorlog eenmaal voorbij was verwaterde de werkelijke toestand (door vaderlandslievende ijver in opluchting veranderd) als voor de oorlog tot de hardnekkige strijd tussen het rauwe nieuwe en de elegantie van een opgelegd kultuurpatroon. Toen Engeland was uitgeschakeld namen dezelfde mensen die zich tegen dat land hadden verzet al snel de leidende positie binnen het stelsel, waaruit de Engelsen waren verdreven, over en lieten de oude strijd in eigen land herleven. Wat hoorde bleef horen, wat niet hoorde bleef onbehoorlijk. Thomas Jefferson komt in dit onvermijdelijke belangenkonflikt als de enige tevoorschijn die een heldere kijk lijkt te hebben gehad op wat er werkelijk plaatsvond. Hij leek de twee richtingen te onderscheiden en een bewuste poging te doen hen te omvamen en tot één geheel te maken. Maar zelfs voor hem bleef het toenmalige verschil onoverbrugbaar. Het was Jefferson die, ten tijde van zijn presidentschap, door de modder naar zijn werk ging, uit principe, en de modder negerend weer naar huis liep, in tegenstelling tot de anderen die te paard gingen. Maar het was ook dezelfde Jefferson die de gebiedende noodzaak inzag | |
[pagina 16]
| |
van een ander soort schoonheid naast de zijne en informeerde of het mogelijk was bij het aanstellen van een tuinman er een te krijgen die ook fluit kon spelen. Zijn huis in Monticello, met zijn oorspronkelijkheid, goede smaak, met zijn kenmerkende lokale stempel, is een van de weinige plekken waar de twee kulturele stromingen elkaar in onze geschiedenis naderen, waar zij bewust bij elkaar komen. Maar Jeffersons idee zou op een deerlijke wijze onder tafel raken. Terwijl het voorbestemd was dat Jefferson al meteen zou falen in het verbreiden van zijn kulturele inzichten, was het Franklins geluk om daarin op indirekte wijze wel te slagen. Franklin, komend uit New England, zag de dingen anders dan men in Virginia deed. Zijn talent, in de eerste plaats van technische aard en, zoals bij alle technische zaken, gericht op het aanwezige, leidde hem geheel los van zijn wil in de goede richting. Ofschoon er in Franklin altijd iets teveel van de ingebeelde provinciaal leek te steken, had hij het geluk aan zijn zijde. Amerika heeft het kulturele plateau vanuit deze noodzakelijke, technische kant benaderd. Maar voor de eerste immigranten, geplaatst tegenover moeilijkheden, liepen de zaken in het begin niet zo goed. Amerika moest eerst zelf gaan bestaan voor het effektief kon worden - zelfs in zijn eigen geest. Omdat het zelf, als een democratie, niet in staat bleek de morele en economische implikaties van zijn nieuwe omstandigheden, zoals door Jefferson geopperd en doorleefd, aan te pakken, viel Amerika aan de ene, veelverkozen, kant terug op de stijl van weleer en tegelijkertijd, omdat het de zware realiteit had gebagatelliseerd, viel het anderzijds terug op wezensvreemde, krankzinnige beperkingen en stompzinnigheden van puur formele snit, die zich later zouden ontpoppen als Dowie-isme,Ga naar voetnoot* Billy- Sunday-isme enz. enz., om maar te zwijgen over de oudere schisma's betreffende kleinzielige rituelen van hetzelfde allooi. Verwarring, leiderloos grauw, een ieder in zijn eigen modder verzeilend - met onverbiddelijke logica. Deze hele last zou op een dag door een nog in het verschiet liggende beslissende kulturele opleving moeten worden opgetild - een enorme | |
[pagina 17]
| |
verwaarloosde last en in ieder geval op dat moment een steen rond de nek, een steen die Jefferson verpletterd achterliet. Toen de eerste moedige campagnes voor een realistische bewoning van Amerika doodliepen, moest het gedrag van mannen als Boone, Crockett en HoustonGa naar voetnoot* worden verklaard. Het is niet moeilijk om een melodramatische rol voor hen te ontwerpen. Het moeilijke is om dat waar zij voor stonden op een betekenisvolle wijze in de geschiedenis hoe mensen heden ten dage zo geworden zijn in te passen, op een doeltreffende en direkte manier. Historisch werden ze gepresenteerd vanwege hun schilderachtigheid of hun legendarische vaardigheid met een geweer, maar in feite is het de kulturele plaats van deze mannen die hen belangrijk maakt. Wanneer het altijd weer makkelijker lijkt iets te romantiseren dan te begrijpen, dan komt dat omdat dat eerste heel vaak beter uitkomt. En dat gaat vooral op wanneer het romantiseren een betekenis moet verhullen die wel eens verontrustend zou kunnen zijn voor een leugenachtig bewustzijn. Want in ieder geval was Boone geen romanticus, zich verliezend in het mysterie van het woud. Hij was een praktisch genie van de bossen, die op dat gebied de bewondering genoot van de meest bekwame inheemse vaklieden, die versteld stonden van zijn bekwaamheden en prestaties. Wat was voor hem gekultiveerder dan de eenzaamheid van de bomen? Hij had heftige minachting voor de rondscharrelende kolonisten, een minachting die in de loop der tijd steeds groter werd. Het belang van Boone en van de anderen in zijn tijd en beroep bestaat erin dat zij het kontakt met de kustbewoners met hun gevestigde kaders opgaven en kontakt legden met de intrinsieke elementen van een tot dan toe nog niet eerder besefte bouwstof waaruit het nieuwe land was vervaardigd. De realiteit en het tragisch effekt daarvan op hun levens werkt verhelderend. Al deze mannen ontdekten, toen zij naar de nederzettingen terugkeerden, dat zij vreemdelingen waren geworden. Houston leefde, tot in Lincolns tijd, gescheiden van zijn buren. Hij droeg een vest van catskin, sneed een stok en dacht na. Maar wat ten grondslag lag aan het gelijksoortige gedrag van al deze mannen was niet dat zij ouderwets waren | |
[pagina 18]
| |
maar eerder dat zij op een vreemde wijze, die henzelf verbijsterde, verslagen werden. Alleen Jackson bracht de ongeliktheid van zijn afkomst, door geluk op het slagveld, met succes naar de top en dat nog maar voor korte tijd. En toen hij daar eenmaal zat, was het Jackson die, zoals Ezra Pound onlangs heeft aangetoond, door zijn fundamentele aard in staat was om eerst de groeiende staatsschuld te ontdekken en daarna de verkeerde koers aan de kaak te stellen, namelijk de beginnende rooftocht op belastinggelden door groepjes particulieren, een rooftocht die hij enige jaren wist terug te dringen. Zulke mannen, weldenkend als ze waren maar geïsoleerd door de hen omringende machten, werden zelf tot vreemdelingen in eigen land. Zij werden ontwapend door het succes van hun luchthartiger levende buren, een succes dat nu bestempeld kan worden als de groeiende invloed van de valse kulturele stroming. In feite was Boone een geniaal man, verlamd door het overweldigend nieuwe dat hem in zijn ban hield maar waarin hij tegelijkertijd niet ver genoeg kon doordringen - het was onmogelijk. Maar hij stelde tenminste exact vast wat er gedaan diende te worden. Dergelijke mannen bezaten niet de middelen om hun inzicht kenbaar te maken. Ze werden zelf deel van de vijandige wildernis waartegen de nederzettingen aan de kust streden. Alleen hun droefheid rest. Velen van hen konden nauwelijks lezen. Hun taal verruwde. Hun manieren waren soms aanstootgevend. Dat was de prijs die zij moesten betalen. Het was een vreemde anomalie. Zij hadden op eigen kracht een kultuur tot stand gebracht, een aanpassing aan de hen omringende omstandigheden die voortreffelijk funktioneerde en die hen tegelijkertijd, vreemd genoeg, van de anderen vervreemdde. Zelfs Washington was zijn hele leven slachtoffer van dezelfde contorsie en was buitengewoon traag in zijn aanpassing aan de groeiende laksheid van zijn dagen (het moet gezegd, krachtens de realiteit van deze zelfde training in de binnenlanden, een training die in zijn geval niet lang genoeg duurde om hem geheel in haar steeds engere greep te krijgen). Dat is een bewijs temeer voor zijn grote scherpzinnigheid. Maar toen het erop aan kwam, kwam die training hem goed van pas ofschoon zij hem tegelijkertijd ook eindeloos deed lijden. Zij was machtig door haar direkte relatie met de realiteit maar zij werd door een | |
[pagina 19]
| |
meer aangepaste keuze steeds feller bestreden. Niet Washington, maar Robert MorrisGa naar voetnoot* kreeg de welgestelde Mary Philipse. Juist hun realistische greep op situaties en zaken maakte deze mannen onacceptabel voor hun omgeving in een periode van een opkomende, maar op een dwaalspoor gebrachte kultuur die de heersende zou worden. Washington had, geheel los van zijn karakter, al het geluk van de wereld dat hij dit overleefde. Hij slaagde erin ongeschonden te blijven, maar slechts ten koste van een enorm isolement in een tijd van nationale spanning die de unieke morele houding vereiste die hij, door een samenstel van overgeërfde en opvoedkundige feiten, bezat en waarin de anderen tekort schoten. Maar hij werd er dubbel en dwars om gehaat. Allerhande intriges gericht op het knakken van zijn sterke morele maatstaven achtervolgden hem. Op een avond, op weg van Hartford naar West Point, kwam hij door een stadje in Connecticut en daar materialiseerde zich waar hij naar op zoek was. De vrouwen en kinderen kwamen met fakkels naar buiten om hem toe te juichen en begeleidden hem een eindweegs. Dit is het leger, zei hij, dat zij nooit zullen overwinnen. Het is eenvoudig zich voor te stellen hoe hij met wat minder geluk voortijdig vernietigd zou zijn en dat de modder, die zij tijdens zijn tweede ambtstermijn als president naar zijn rijtuig wierpen, hem nu niet tot eer zou strekken. Hij onderscheidde zich omdat hij, net als Boone, zich strikt aan de feiten hield die zijn trouw boven de aantrekkelijkheid van een zorgelozer bestaan uittilden. In andere opzichten was hij scherpzinnig en slim en machtig, maar het was in de eerste plaats zijn onwankelbare morele integriteit die hem aan de reële omstandigheden van zijn positie deed vasthouden en die de grondslag vormde van zijn moed. Het was de kracht van een kulturele aanpassing zonder weerga. Het staat iedereen vrij te gissen naar wat de onvervalste Amerikaanse bijdrage aan de mondiale kultuur had kunnen zijn wanneer het land alleen was verder gegaan. Maar dat is een puur akademische kwestie. Misschien bezat Tenochtitlan, door Cortez vernietigd, de sleutel. Ook dat doet niet ter zake, behalve dat het nog steeds gewettigd is Tenochtitlan met zijn eigenaardige schittering in gedachte levend te houden, | |
[pagina 20]
| |
niet als iets dat bewaard had kunnen blijven maar als iets dat bestond en daarna werd vernietigd. Van hieruit verder redenerend zou men kunnen zeggen dat de Amerikaanse bijdrage aan de mondiale kultuur altijd zal bestaan uit het ‘nieuwe’, in tegenstelling tot het oude zoals dat door Europa wordt vertegenwoordigd. Maar die redenering is onbevredigend. Wat er echt aan de hand is gaat veel dieper: het is een relatie met de direkte omstandigheden van de zaak in kwestie en de vastberaden wil om aan die omstandigheden, dwars tegen iedere intermediaire autoriteit in, de voorkeur te geven. Diep in de geesten van de eerste kolonisten lag het konflikt tussen het vertrouwen in de heersende lokale omstandigheden en het aan de kant schuiven van een wezensvreemde autoriteit verankerd. Op zijn best werkt het als een mes dat door oude drogredenen heensnijdt - maar dat vereist het vaardig hanteren van een scherp mes en dit laatste vereist weer een getrainde hand. Het is echter niet zo dat deze direkte zucht naar het nieuwe een fenomeen is dat tot Amerika beperkt blijft: het is de aangroeiende rand in iedere kultuur. Maar in Amerika maakten de bij het zich vestigen op nieuwe bodem ondervonden moeilijkheden het nieuwe tot een duidelijker noodzaak (of hadden dat moeten doen), duidelijker dan het aantonen dat het anders was of elders lag. Voor Amerikanen was de poging om dwars door de doolhof van een afgesneden en vanuit Europa opgelegde kultuur het wezenlijke op waarde te schatten een vitale, alhoewel voor hun fantasie vaak te grootse opgave. Zo zijn het nieuwe en het wezenlijke, allebei moeilijk te realiseren, één en het zelfde. De meer bekwame geesten onder de pioniers sneden zich meteen van het oude af en gingen aan de slag met de wil ogenblikkelijk aan de weet te komen hoe hun omgeving eruit zag. Die wil ging onbesuisd te werk en, bij God, dat was hij ook. Trouwens, hij kon niet wachten. Primitief en authentiek werd het grootste deel van een wezenlijke kultuur vanuit die wil opgebouwd. De direkte aanpak waartoe zij de aanzet gaven, in vele gevallen met geen andere zichtbare resultaten dan de karakters van de mannen en de vrouwen zelf, lag in veel gevallen binnen de reikwijdte van de grootse wens zoals die tot uitdrukking kwam in de kreten van verbazing die de mannen van Columbus uitten toen zij de nieuwe wereld echt, voor de eerste keer, voor zich zagen liggen. Op sommige momenten flitst die wensdroom voor mensen verbijs- | |
[pagina 21]
| |
terend op, zoals in de woeste kreten van Parijse volksmassa's rond Woodrow Wilsons rijtuig toen deze in 1918 zijn hoop op vrede in de hoogte hield.Ga naar voetnoot* Maar ook in Amerika niet beseft verging zij ook daar. Het is onjuist te beweren dat het verwerven van geleende, Europese kultuur op zichzelf iets slechts zou zijn. Het was trouwens onvermijdelijk dat die kultuur hierheen zou worden gebracht, even onvermijdelijk als het - vele jaren later - kopen van door de wet gedekte volmachten om zoveel mogelijk spoorwegen dwars door het land te kunnen aanleggen. Het is alleen treurig dat zoiets als een verdienste op zich werd gezien en niet voor wat het in werkelijkheid was: een hulpmiddel dat konstant in verzet was tegen de arbeid van dié heldere geesten die de onversaagdheid opbrachten om het zonder hulpmiddelen te stellen. In het kielzog van Europese talen en zeden kwamen dingen uit Europa binnen die volmaakter waren dan het inheemse kon zijn - en dat betekent dat Indiaanse technieken en zeden die in het oosten van weinig nut waren, gefrustreerd raakten. In feite waren deze ontleende goederen ook van betere kwaliteit dan de inheemse. Samuel Butlers beroemde geestigheid, O God, O Montreal! is exemplarisch voor de soort schimpscheuten die de authentieke primitiviteit in het begin te verduren kreeg. Maar terwijl de mannen die naar de kern toewerkten, hun nieuwe mentale gereedschappen aan het uitvinden waren, hun denken richtend op nieuwe aanpassingen aan de vigerende situatie, raakten de mannen van de tegengestelde macht steeds nauwer betrokken bij de Oude Wereld. Door verbetering van de transportmiddelen, de gestage toename aan goederen en de komst van welgesteldere lieden naar de Nieuwe Wereld, verstevigden deze laatsten hun greep op het Amerikaanse kulturele leven steeds verder. Het was uitnemend om, zoals Poe deed, toen hij het over het schrijven had, te zeggen dat wij onszelf zouden moeten lossnijden van de leidsels van onze Britse grootmoeder. Hij deed het - kritici tot op de dag van vandaag in verwarring brengend - maar slechts weinigen konden hem daarin volgen. Charles Dickens kon het gepaste antwoord geven met zijn bekende aanval op Amerikaanse zeden - zijn scheldpartij door- | |
[pagina 22]
| |
trokken van verbazing over iets vreemds waar hij geen verklaring voor had. Steeds verder verwijderden de twee stromingen zich van elkaar. De onvermijdelijke scheiding werd duidelijk zichtbaar in de twee min of meer vaste partijen in de Amerikaanse politiek. Het stond vast dat de uitheemse partij, die handiger, samenhangender en groter was -vertegenwoordigd door de steden langs de kust - het overwicht zou krijgen. Na De Revolutie werd de Staat, die onder de krachtige invloed van Washington en de zijnen gevestigd was, steeds verder uitgehold. In versneld tempo viel men terug op uitheemse stijl en op uitheemse artikelen. Boone's landerijen werden hem met behulp van gewetenloze landspekulanten, die invloed in het Congres hadden, ontstolen. Hij vertrok naar Spaans grondgebied rond St. Louis, walgend van zijn soort. Niet de ‘kultuur’ - van welke signatuur dan ook - verdreef hem daarvan. Verborgen onder noodwendigheden, omstandigheden, onder de rokken van een ontleend gebrek aan affektie, gedijden de machten die zijn ondergang bewerkstelligden. Ook dit is niet een specifiek Amerikaans probleem. Men ziet het in verschijnselen als de voortdurende achteruitgang van het leven op de Shetland-eilanden terwijl de Färöer-eilanden - minder gunstig want noordelijker gelegen en dus te ver om door de Londense markten geexploiteerd te kunnen worden - begonnen zijn aan een wederopbloei door het herontdekken van het specifieke van hun omgeving. Eenzelfde impuls schuilt in het bombardement van het gedenkteken ter ere van de annexatie van Bretagne door Frankrijk uitgevoerd door een jonge en patriottistische Breton. De agressie van een uitheemse kultuur tegen een wezenlijke en specifieke streek heeft alles met zulke gebeurtenissen te maken, zoals in de eeuwige Ierse vrijheidsbeweging. Maar in Amerika was de strijd glansrijk en acuut. Hij vond ook op grotere schaal plaats. Wanneer in een moment van geprikkeldheid een of andere Yankee opstaat en, laten we zeggen, de Franse schilderkunst wil wegvagen, staan velen van ons (die beter zouden moeten weten) meteen klaar om Amerikanen te brandmerken als ‘kolonialen’. Met luide stem verkondigt de Yankee: wij kunnen even goed schilderen - of zijn dat binnenkort van plan - als die verdomde kikkers. We zullen 't ze laten zien. Maar dat gevoel waar zo'n uitbarsting uit voort zou kunnen komen | |
[pagina 23]
| |
vertoont een overtuigender aspekt: de voornaamste bestaansreden kan in niets anders gelegen zijn dan in het ontwerpen van het uitmuntende (of in het vernietigen ervan, want het zou zinloos zijn om wat waardeloos is te vernietigen) dat in feite het bewijs vormt voor de toenadering van gelijkwaardigen. En alhoewel het de moeite loont een koe te melken en haar melk (zoals haar mest) te gebruiken, loont het evenzeer (en op een andere manier) de moeite te praten met een verstandige man met nieuwe ervaringen en om samen met hem voorstellen te doen en kulturele projecten te realiseren. Dat is vooral plezierig of waardevol wanneer zo iemands visie en achtergrond nieuw voor ons zijn en daardoor een stuk geëigender om een licht te werpen op oude beoordelingsfouten. Door armoede en gevaar gedwongen leende Amerika waar het maar kon een kultuur - of tenminste de vervangende warmte ervan. Maar dit lenen, tijdelijk waardevol en later ook een teken van levensstijl en welstand, zette zich in de geest vast totdat (het verwezenlijken van de echte, oorspronkelijke noodzaak al grotendeels vergeten) het zelfs zo ver kwam dat Amerikanen zelf niet meer in het verwezenlijken van dat echte geloofden. En ondertussen leefde verder naar het westen een uitheems Hopi ritueel - dat wil zeggen uitheems op het zand, het graan, de vogels, de beesten, de periodieke droogte en de berggezichten en kleuren navoort. Een slaafse navolging van Europa, niet het Europa van Jefferson, werd de regel en in het voetspoor daarvan een snobisme waaraan of aan de gevolgen waarvan slechts heel weinigen ontkwamen. De afdwaling van wat, ware men niet bevreesd geweest, een enkelvoudig élan zou zijn geweest, manifesteerde zich uiteindelijk als individuele welstand in Amerika. Dit is belangrijk omdat welstand de bewegelijkheid van een land beheerst, maar ook gevaarlijk omdat welstand door zijn macht wezenlijke waarden kan isoleren en machteloos maken. En zo kan het gebeuren dat welstand, beschouwd als een privilege, door de invloed die ervan uitgaat, de hoofdoorzaak van kulturele stagnatie wordt. Dit is in Amerika gebeurd. Om zijn eigen positie te verstevigen heeft Amerika getracht zichzelf te omringen met de produkten van een reeds voldragen kultuur die in de nieuwe omgeving van geen | |
[pagina 24]
| |
direkte betekenis zijn. Door hier de nadruk op te leggen is een kultuur, gebaseerd op aankopen, een gereproduceerde kultuur, de overheersende geworden. Het kwaad is geschied. De oorspronkelijke kulturele invloed, aangegrepen door de onfortuinlijke verarmde autochtoon, hield op te bestaan. De welvaart schreed voort. Zij zetelde in de steden. Door die centralisatie van het geld stroomden mensen naar de steden en lieten zo de toch al sterk onder druk staande en vaak falende kultuur, gebaseerd op direkte verwantschappen, nog verder achter zich. De kleine steden en gemeenschappen waar negen-tiende van de bevolking woonde, raakten meer en meer in verval. Op veel plaatsen is het leven echt verdwenen - daar worden gebouwen alleen nog bewoond door eekhoorns en stekelvarkens - en plaatsen die eens krachtbronnen waren zijn van die kracht beroofd door iets dat niet zo simpel ligt als wel eens aangenomen wordt. Uiteraard is het streven erop gericht geweest van slecht naar goed land te trekken, van arme gebieden naar de gouden velden, naar de machtscentra, de navigatiecentra en naar allerlei plekken waar natuurlijke bronnen aanwezig waren. Dat is onvermijdelijk. Dat feit moet men accepteren. Maar de aantrekkingskracht van een inferieure smaak, die te maken had met deze niet te stuiten stormloop op de steden, kan niettemin worden opgespoord en in kaart gebracht. De steden waren tenminste bevolkt en bruisten van leven maar de prijs die hiervoor betaald moest worden was - zoals bij alles waarin de afgeleide kultuur de boventoon voert - hoog. Hij bracht het feitelijke verval van de kleine gemeenschap met zich mee en dit betekende een fundamenteel kultureel verval. Het lijkt tot de essentie van de stad te behoren een verhoging van het kulturele peil te bewerkstelligen, (alsof de stad zich in het centrum van de kulturele hoofdstroom bevindt) maar precies het omgekeerde is het geval, tenzij de positie van de stad duidelijk als een soort rangeerschijf en als niet meer dan dat wordt gezien. Het verval van de kleine gemeenschap was een feitelijk kultureel verval; het betekende een plundering door onzichtbare troepen, die een destruktie achterlieten die niet opwoog tegen de aanzienlijke winstpunten. Het was een vernederend verlies, afgedwongen door de omstandigheden, maar ook een verlies dat een latere terugkeer naar de bronnen, | |
[pagina 25]
| |
in enigerlei vorm, postuleerde. Een dergelijk verlies betekende de onvermijdelijke destructie van het Zuiden tijdens de Burgeroorlog. Het alles overheersende verlangen - ten einde het isolement te ontvluchten - naar een onmiddellijke realisering van rijkdom, maakte rijkdom tot het hoogste goed waar ten koste van alles voor gestreden diende te worden. Rijkdom betekende, net als nu, macht over beweging, mobiliteit, de macht om te gaan en te staan waar men wil. In kleine gemeenschappen, van hun welstand beroofd door de steden, stierven de mensen als ratten in de val. En hun korrekt gerichte maar primitieve en gelimiteerde eerste kulturele aanzetten gingen met hen ten onder. Neem een plaats als H---, in Vermont. Los van de problemen met de waterleiding, die rot en vervallen was, hadden mensen daar ooit alleen dankzij het oorspronkelijke élan, dankzij de nog ongebroken geestkracht kunnen leven. Iets vitaals en belangrijks is aan de plaats onttrokken. Zonder de band met een wezenlijke realiteit had niets in deze afgesloten gebieden kunnen leven. Wanneer zo'n band er is kan er zelfs uit zand leven opbloeien. Een inheemse kultuur is een dergelijke plant. Zij zaait zich naar alle richtingen uit. Maar een uitheemse kultuur is gehard noch vruchtbaar. De realiteit van de kleine gemeenschap bepaalde als eerste het karakter van het grondgebied, maar van achteren kwam de golf die dat wegvaagde. Ieder waardevol overblijfsel komt voort uit die kultuur van de direkte praktijk, van de aktieve geest. Het was een verloren strijd. Ten overstaan van een overstelpende en massale superioriteit aan rijkdom spartelde de inheemse kultuur steeds zwakker tegen. Haar wortels verdroogden. Houd goed in de gaten dat er een harde wet in de wereld bestaat die zowel de opkomst als de ondergang van mensen, gemeenschappen als landen beheerst: de buit behoort de overwinnaar toe. De kulturele produkten van Amerika worden erdoor beheerst zoals al het andere erdoor beheerst wordt. Iets is niet goed omdat het Amerikaans is, zoals niets alleen maar vanwege het authentieke overleeft. Het valse kan voor het authentieke in de plaats treden en vaak gebeurt dat ook. Maar de wet is, zoals iedere andere wet, alleen onder bepaalde omstandigheden van kracht. Die omstandigheden zijn ken- en meetbaar. Waar alles op neerkomt is dat men zich moet realiseren dat mensen door de | |
[pagina 26]
| |
inhoudelijkheid van hun geloof naar hun bestemming worden gevoerd. In Amerika werd die inhoudelijkheid bepaald door het succes van de uitheemse, ontleende kwasi-universele kultuur waarmee de van achteren aanrollende golf mensen overspoelde of misleidde ten einde hen armer te maken (als zij hen al niet van hun denken beroofde). Hoewel het élan van de primitieve maar samenhangende kulturele aanzetten verdween - want zonder het benodigde geld om hen mobiel te maken, stagneerden zij - boekte dat élan niettemin enig succes. De meest doeltreffende impuls van lokale zelfverwerkelijking kwam, zoals reeds gezegd, door een op de praktijk gerichte inventiviteit tot uiting. Primitief in het begin, urgent, direkt, precair, was het de eerste krachtproef. Zij kon het zich niet veroorloven op wat dan ook te wachten. Het was nu of nooit. Er drong een rijkdom op de voorgrond die representatief was voor een soort kolonialistische mentaliteit, onverantwoordelijk want niet verbonden met het veroverde gebied. Vanuit die mentaliteit ontwikkelde deze rijkdom een intolerantie ten opzichte van de pas ontluikende kultuur waarvoor zij in de plaats was getreden. Het lijkt vreemd dat deze mobiliteit van de rijkdom een dergelijke kant opging en zich vijandig opstelde tegenover het lokaal gewortelde, maar juist omdat zij tweederangs en psychologisch gezien inferieur was aan de ontluikende kultuur is de oorzaak van deze vijandigheid duidelijk waarneembaar. Deze psychologische minderwaardige positie vindt men weerspiegeld in het vele lelijks dat in de loop der tijd door de rijken getolereerd werd ten einde, zoals Lincoln Steffens zo goed heeft aangetoond, hun posities te behouden. Het was het nieuwe, Amerikaanse aspekt van dezelfde welvaartsregel die ‘de enorme krachtbronnen in de natuur voor eigen gebruik en gemak had aangepast en aangewend en die de ontwikkeling van godsdienst en filosofisch denken sinds het begin van de beschaving heeft uitgebuit en verdorven’. In een democratie met een achtergrondgeschiedenis als de Amerikaanse was dit een buitengewoon slechte zaak aangezien de grondtoon eenmaal gegeven, het ontvluchten van bovenstaande zaken nu juist de reden voor de komst van de eerste blanken was. En nog altijd stroomden er mensen naar de steden. | |
[pagina 27]
| |
Tegen dit zware tij in konden de authentieke kulturele vormen in de verfijning van de lijnen van snelle schepen en, in meer bewuste vorm, in de gesneden en beschilderde boegbeelden van de schepen, soms een onbewuste schoonheid aannemen. Deze situatie was verantwoordelijk voor de produktie van glaswerk, zulke collector's items als de houten dekenkisten uit Pennsylvania, voor een oude en een nieuwe architectuur en vele andere zaken. Nergens kwam dit beter tot uiting dan in de uit grenenhout en andere inheemse houtsoorten vervaardigde meubels van de Shakers in hun kolonies langs de grens van New York-Connecticut. Het zijn prachtige voorbeelden van wat er mogelijk is door een betrokken werkwijze met de aanwezige materialen; plastisch gezien vormen zij de meest waarheidsgetrouwe gedenktekens die men zich denken kan voor de oprechte motieven die aan hun totstandkoming ten grondslag lagen. Hier was een sekte, door haar geloof in kleine zelfstandige communes geïsoleerd, die probeerde uit wat zij bezat te maken wat zij nodig had voor het kalme en gedisciplineerde leven dat zij zocht. Het was een kwezelachtig en kleinzielig bestaan, men sloot zich af ten bate van een hoger doel, maar het was tevens een eenvoudig en onschuldig leven. Al deze eigenschappen zijn zichtbaar in haar vakmanschap en vormen tesamen een vriendelijk soort parabel over die dagen. Tevergeefs. Het was van vitaal belang dat de welstand toenam. En dat gebeurde. De welstand zelf kon het niet helpen. De gevolgen waren blijvend en betreurenswaardig. De strategie van de gegoede burgerij, aanhangers van de koloniale gezindheid, moest wel bestaan in het op de achtergrond houden van het lokaal verankerde. Zij hadden behoefte aan kunst en kultuur en de kunst en kultuur, groots in haar kwantiteit, die zij bevorderden en waarvoor zij betaalden overschaduwden de vaak onvolkomen en ontoereikende nieuwe uitingen. Tot het volgende gebeurde. De onzekerheid die iedereen voelde onder het juk van deze met geld gekochte kultuur, die niets van doen had met de nieuwe omstandigheden, zorgde ervoor dat iedereen nog harder achter het zekerheid verschaffende geld begon aan te hollen. Met als gevolg: het opgeven van de oorspronkelijke inzet en een steeds verder voortschrijdende bevolkingsconcentratie in de handelscentra en de steden, plus een steeds verdere leegloop van het platteland. Het ligt in Washington's lijn dat hij met zijn realiteitszin zich instink- | |
[pagina 28]
| |
tief van hen afkeerde in de richting van zijn ‘vine and fig trees’ - alhoewel hij, het dient gezegd, met de anderen de algemene begeerte naar geld en de zekerheid die het kon kopen deelde. Het is juist dat mensen niet alleen voor het geld naar de steden trokken maar vooral vanwege de toenemende geestelijke verarming van de afgelegen gebieden. Het was een ineenstorting die een morele ineenstorting met zich meebracht. Hoe had het ook anders gekund? Het authentieke, de noodzaak om zich te verstaan met een vigerende toestand leek niet langer noodzakelijk door de geheimzinnige krachten die het geld vertegenwoordigde. Daarom moeten de vaardigheden die de pionier met zijn wereld verbonden vrijwel ogenblikkelijk in verval zijn geraakt. De macht die deze enorme begeerte naar welstand diende, later bekend geworden als ‘de wet’, werd de exponent van de morele korruptie van die tijd; in feite vertegenwoordigde zij niet de wet, maar een professionele groep wetsovertreders. In Lincoln Steffens autobiografie wordt de struktuur van dit morele verval in al zijn naïeve eenvoud blootgelegd: aan het hoofd de economische, militaire en politieke bazen - allen die door de heersende, uitheemse kultuur die zij praktizeerden naar de toppen van de macht waren gestuwd. En die macht groeide, een grote sneeuwbal die hen allen, minister en bankier, senator en leraar, vrouw en man, jong en oud, lieden van stand en geld, al voortrollend samenbalde. Maar omdat deze macht uitheems was, niet geworteld in de aktuele omstandigheden van de geografische plek, moest zij haar overredingskracht door andere middelen vergaren en dat moest snel gebeuren ook. Er werden musea gesticht. Landgoederen, operatheaters werden gebouwd. En in de ‘mildheid’ van hun giften dachten deze generaties een excuus voor hun daden te vinden. De onheilspellende architectuur van bepaalde jaren had hen aan het denken kunnen zetten, maar het lijkt erop dat dat niet is gebeurd. Godsdienst werd tot een schabloon, bij menigeen een hevige haat ontwikkelend tegen zijn vorm en zijn zich herhalende stupiditeit, een haat die daarna nooit meer uit het karakter te bannen viel. Maar degenen die aan de top zaten, geld bezaten en zo hun benijdenswaardige mobiliteit behielden, vertrouwden op de advokaat- politicus- | |
[pagina 29]
| |
ambtenaar of professionele tussenpersoon als hét middel om hun positie te konsolideren. Het is duidelijk dat de afperser, de huurmoordenaar, de verstokte meineedpleger, de kantoorloze chef de bureau één en dezelfde figuur zijn als de hogere vertegenwoordiger van de bezittende klasse, een klasse die door haar geld op haar beurt het hele scala aan valse kulturele machtsmiddelen in stand houdt. Aangezien geld macht is, en de macht om zich naar eigen goeddunken te verplaatsen, is geld altijd de voornaamste vertegenwoordiger van het verval in de wereld geweest. Maar in Amerika, met zijn hulpbronnen die GolcondaGa naar voetnoot* tot een koperen cent reduceerden, snelde het geld als een brand door het gras, ongebreidelder dan alles dat de wereld ooit had gezien. De organisatie van de onderwereld leek precies het evenbeeld, het werkelijke beeld, van de nationale regering - totdat zij tenslotte in het begin van de eeuw op onbeschaamde wijze in elkaar opgingen. Zo ongelofelijk, sprookjesachtig, ja zelfs stuitend pervers als dit mag lijken, het waren de angst, de lafheid, het onvermogen ten overstaan van het nieuwe, die in Amerika de destruktieve, valse stroom als een bosbrand aanwakkerden. En ofschoon het moeilijk te geloven is, juist hun minderwaardigheidsgevoel dreef de eerste gefortuneerden tot hun exorbitante excessen. Een direktie van een grote nationale onderneming, die tien jaar lang illegaal iemands patent heeft gebruikt, is hem aan achterstallige rechten twee miljoen dollar schuldig. Die persoon spant een rechtszaak tegen de onderneming aan. Hij, één man, zonder geld. Maar in dit speciale geval bevinden er zich belastende brieven in het archief van het Departement van Justitie. Welnu. Die brieven kunnen worden vernietigd als er met iemand in Washington iets geregeld kan worden. Mogelijk kan men door bluf de man van het realiseren van zijn streven afbrengen of wellicht kan een gevoel van nutteloosheid ten aanzien van zijn onderzoek hem ontmoedigen. Of wellicht kan hij vermoord worden, als het even kan ‘per ongeluk’. Dat is het plan. En de wet heeft zichzelf een immuniteit verschaft die haar in staat stelt volstrekt straffe- | |
[pagina 30]
| |
loos niet alleen de stedelijke bestuurder te dienen maar ook diens ambtenaren en navolgers tot aan de laagste schurk toe, zelfs tot in zulke technische bijzonderheden als het verijdelen van een vonnis op grond van de minieme hardhorendheid van een van de juryleden. En deze machtsmiddelen kunnen steevast rekenen op de van ontzag vervulde bewondering van de kudde schapen, die wensten dat ook zij in tijden van nood zouden kunnen rekenen op zo'n vriend als de wet en in staat zouden zijn om haar te kunnen bekostigen. De invloed van een oorspronkelijke kultuur nam steeds verder af, behalve op bepaalde momenten en dankzij het werk van mannen als Whitman en Poe; en er waren klipperschepen die voorop gingen in de handelsrace rond de wereld - en op de achtererven van hun kapiteins en matrozen, keek een verfijnde school van literaire epigonen bevallig en met een scheef oog in Melville's richting. Andrew Jackson bond de strijd aan met de banken, die er tegen die tijd geleidelijk aan in waren geslaagd ieder dubbeltje van de overheidsfondsen in hun eigen geldkisten over te hevelen. En driekwart eeuw later deed Woodrow Wilson nog steeds uitspraken over de bedreiging van een grote en bedrieglijke kredietverlenende macht. Nog wat later werd er welbewust geld verspild aan notoire bankroete landen als Brazilië, Peru en het Duitse Reich, met als enige duidelijke reden het gebied waarop de bankiers opereerden verder te ontvolken. Duizelend stonden zij kredieten toe aan met hen gelieerde stedelijke organisaties terwijl zij tegelijkertijd kleine leningen opvorderden ten einde de individuele lener uit te persen. Zo verschansten zij zich in hun monopoliepositie en maakten de kleine man steeds armer totdat die het veld zou ruimen en genoegen zou nemen met steeds minder loon. Maar deze opkomst van een afgeleide kultuur, veilig verankerd in welstand, ging niet zonder resultaten gepaard, resultaten die zowel potsierlijk als tragisch waren. Welstand zorgde voor musea maar kon niet zeggen (dat moest haar worden verteld) wat er goed was in die musea. Noch kan zij iets anders met de kunstschatten uit voorbije eeuwen aanvangen dan er werkeloos bij te staan terwijl de authentieke krachten die kunstschatten met smaak en begrip gebruiken en tenslotte - wie weet - met macht. Je had de familie Boni de Castellanes, uit de tiaratijd van de Ameri- | |
[pagina 31]
| |
kaanse opera, logebezitters die door de muziek heensliepen of zich afvroegen waar het in godsnaam over ging terwijl de Amerikaanse komponist Ives onbekend bleef. Nergens beter dan in het geval van Ives worden de gevolgen van deze miskenning aangetoond: fenomenaal intelligente en originele schetsen die nooit helemaal gerealiseerd en uitgewerkt konden worden door het ontbreken van het noodzakelijke orkest om mee samen te werken; eerst erkenning in het buitenland, maar een erkenning getemperd door de zichtbare onvolkomenheden in de afwerking, die een gevolg waren van de schandelijke atmosfeer waarin dit levenswerk tot stand moest worden gebracht; een beïnvloeding van zijn karakter als gevolg van een meedogenloos isolement, het uitgemaakt worden voor een excentriek - een typisch Amerikaans antwoord op de kastijdingen die het grote talent zijn landgenoten tenslotte toedient - en tenslotte een afzien van de konfrontatie met stapels onafgemaakte en half afgemaakte projekten, waarin jongeren uit de volgende generatie ‘schitterende brokstukken’ ontdekken, het werk van een man die ‘in zijn tijd Europa ver vooruit was.’ Tegelijkertijd ligt hij in de clinch met een hele wereld van succesvolle musici over het al dan niet bezitten van deze of gene kwaliteit - volstrekt tweederangs als ze waren en daarom niet gevaarlijk en dus acceptabel voor de eeuwige aan de macht zijnde bekrompenheid. Als een naspel worden Ives' komposities zo nu en dan in achterafzalen uitgevoerd voor de echte toehoorders, zij die tenminste potentieel welwillend zijn - maar het is te laat. Uit het bovenstaande moet niet worden afgeleid dat eersterangs werk waaraan onvolkomenheden kleven aan de kant wordt geschoven alleen vanwege een etiket. Het feit dat iets Amerikaans is of te maken heeft met de aktuele omstandigheden maakt het daarom nog niet te prefereren boven het voltooide produkt van een andere kultuur. Men kan slechts vermoeden dat in een vlucht van de verbeelding het lichaam verscheidene variabele begripswerelden doorkruist. De verbeelding bereikt haar doel niet simpelweg door wensen en goede bedoelingen. In het gaan van de ene plek naar de andere wordt de verbeelding door wat zij tegenkomt veranderd. Zij waart niet zomaar wat rond zonder iets te ontmoeten. Als dat het | |
[pagina 32]
| |
geval zou zijn, zou er geen reden voor haar zijn om in beweging te komen, want het zou elders net zo zijn als hier. Het is een kwestie van geven en nemen. Als er geen vergelijking is, geen vergelijkbare waarde die gezet kan worden tegenover de eerste, kan men optellen, aftrekken, delen of vermenigvuldigen, de verbeelding zal geïsoleerd en impotent blijven. Amerika zou werk kunnen produceren dat voor Europa van waarde is. Aan de andere kant, je verbergt je eigen armoede toch niet door je uiterlijk op te sieren, door gebruik te maken van andermans geestelijke linten en strikken. Zelfs iemand als Emerson ontkwam hieraan niet helemaal. Zijn talent als dichter bleef te vaak beperkt door een wat afgezaagd soort fatsoen. Zijn stijl laat zien dat hij zich minder goed verhield tot de onderliggende noodzaak dan tot de stijl van essayisten van de oudere kultuurhaaks staand op een rond hem exploderende wereld. Slechts af en toe brak zijn vitaliteit door, maar zijn formele denktrant bood geen voldoende labiele mal voor zijn grote vitaliteit. Men is geneigd te vermoedden dat, wanneer dat wel het geval zou zijn geweest, hij zou zijn doorgestoten naar een verbazingwekkende brille die hij in wezen bezat. Hij heeft vermoedelijk essays van ondergeschikt belang geschreven aangezien zijn hele streven gericht was op de luister van andere plaatsen en periodes die hij niet direkt in verband met het heden wist te brengen. Hij ontweek of ontliep de contorsies van het lot vlak onder zijn neus - een bemoeienis die hem op een direkte hoewel primitievere wijze in kontakt zou hebben gebracht met de oorspronkelijke inzet - door zich erboven te verheffen in een denkwereld die hij alleen maar universeel achtte omdat hij niet kon zien waar die vandaan kwam. Zij had een basis, zoals alles, maar die was niet de zijne, terwijl zijn eigen basis miskend bleef. Hij was een dichter in de maak, een verloren dichter. Zijn intellektuele beweringen waren principieel bedoeld, maar bezaten niet - en nu ook niet - de authenticiteit van Emily Dickinson's onrijmen. En toch stamde zij uit dezelfde rebelse school. (...) De brandende behoefte aan een kultuur is niet een keuze die men wel of niet kan maken, vrijwillig, zomin als zij door leningen kan worden bevredigd. Kultuur moet zijn waar zij ontstaat, anders verdwijnt alles | |
[pagina 33]
| |
wat met het leven ter plekke te maken heeft. Kultuur is geen objekt: het is een daad. Als zij stilstaat is zij dood. Kultuur is het realiseren van de specifieke eigenschappen van een geografische plek in relatie tot het leven dat er omgaat; zij omvat alles, het klimaat, de ligging, de omvang, de geschiedenis, andere kulturen - zowel als de hoedanigheid van het zand, de bloemen, de mineralen en de mate van kennis binnen de grenzen. Kultuur plaatst deze zaken in een geordend en praktijk gebonden geheel. Kultuur is geen residu. Dat is het verslag ervan slechts. De daad is het objekt. Wil het leven doorgaan dan kan kultuur niet worden ontlopen of ontweken. In de meest ruime zin betekent kultuur datgene dat bruikbaar is. (...)
Oorspronkelijk verschenen in ‘America and Alfred Stieglitz’ (1934). |
|