Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1983 (nrs. 25-28)
(1983)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
2In treurnis hang je
tegen de winddruk aan
Drijf je
of waai je op de einder aan?
| |
[pagina 75]
| |
3Plakken winterveen
pletten zacht je ogen
Mijn hoofd op hol
zadel ik de dag
Het licht blijft achter
Geen gras maar vaalt
| |
4In laarzen kwam het volk
Hakken, wagens. Ladders
voor wat hoog zat
Ze wrikten je uit de tijd
Het gaf lucht. Een naam
| |
5De schrik voorbij
tastte men je schaduw af,
werd je op een reis gezet
Eindeloos duurt de aankomst al.
| |
[pagina 76]
| |
Een jas van zand1Reis naar zee -
lege handen
grijpen in de dag.
Zo er nog plaats is.
Gedender, gestapelde gebaren.
Ik krijg een hoofd
als ik zijwaarts kijk.
Jij die mijn reis beslaat.
Ik trek naar spijt.
| |
2Het raam dat de avond sluit.
De glazen mond; taal
noch teken. De jas van zand
die om mijn schouders hangt
en klappert als ik ga.
't Wordt een gang
zoals ik schraap.
| |
[pagina 77]
| |
3Bleker dan het strand
is de wind
die kuilen graaft.
Het grondige van zand
dat tot in de diepte gaat
en stijgt tot zo nabij.
Schragend vlak
dat langzaam helt.
| |
4Tot in de oksels van het duin
staat de uitgesleten nacht.
Wat een afstand voor de maan.
Bedachtzaam kantelen de uren.
Vergaan. Zo er al een einde is.
Dit is dus de zee.
Er is geen uitzicht meer
dan water.
| |
[pagina 78]
| |
5Het licht ruikt oud.
Dit pad verdraait de zon.
De ingedaalde warmte,
een stem. Zo zwaar
valt niet te roepen.
Woorden. Ik kom niet om
de kamers van bederf.
Schaamlucht. Alsof ik sterf.
O uitgelaten dood,
ik reis in merg.
Hotel Malherbe, Caen 1981 |
|