Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een nieuw fragment van Jacob van Maerlant's Eerste Martijn (Koblenz, Landeshauptarchiv, Best. 701: Nr. 262, fol. 173)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zwervingen kwamen de handschriften met de gedrukte boeken in de bibliotheek van het Koninklijk Gymnasium te Koblenz terecht en van daar uit als depositum in het Staatsarchiv, het huidige Landeshauptarchiv in dezelfde stad.Ga naar voetnoot6 Handschrift 262 is een verzamelhandschrift dat uit drie, naar herkomst en datering zeer verschillende delen bestaat, die waarschijnlijk in of kort voor 1453 in één band samengebonden werden. (Het jaar 1453 is de datering van het register op het volledige handschrift, dat bij het inbinden van de drie delen vóórin werd toegevoegd.) Het formaat van de bladen is 21 × 14,5 cm. De band, blindbestempeld varkensleer over houten platten, is origineel en werd vermoedelijk in de binderij van het Karmelieterklooster in Boppard vervaardigd.Ga naar voetnoot7 Deel i (fol. 1-161, papier) werd rond 1425-1440 geschreven, waarschijnlijk in het Karmelieterklooster te Keulen.Ga naar voetnoot8 Het bevat voornamelijk Latijnse preken van onbekende auteurs, vermoedelijk Keulse Karmelieten. Deze preken zijn van een hoog intellectueel gehalte, niet bestemd voor leken, maar voor het onderricht en de belering van geestelijken. Na het gebruikelijke Bijbelcitaat (het thema van de preek) volgt meestal een bespreking van een passage uit de werken van Aristoteles of Boethius. Deel iii (fol. 175-183, perkament) werd, naar het schrift en de stijl van de Fleuronnée-initialen te oordelen, in de tweede helft van de 13e eeuw geschreven, misschien in Frankrijk, misschien in West-Duitsland. Het bevat preken van de Franse dominicaan Wilhelmus Peraldus (Guillaume Peyraut). Het Maerlantfragment bevindt zich aan het einde van deel ii (fol. 162-174, papier). Dit deel bestaat uit een enkel katern van zeven bifolia, waarin één blad tussen fol. 172 en 173 ontbreekt. Dit blad vormde een bifolium met fol. 164; gelet op het resterende smalle reepje papier werd het zorgvuldig uitgesneden. Aan de hand van de watermerken is dit deel dateerbaar in de periode 1380-1385.Ga naar voetnoot9 De boven- en rechtermarges van alle folia zijn onzorgvuldig bijgesneden, waarschijnlijk met het doel deze bladen op hetzelfde formaat als die van de delen i en iii te reduceren. Het grootste stuk van deel ii (fol. 162r-172r) is gevuld met 76 korte exempelen, een selectie uit het Alphabetum narrationum, een zeer omvangrijke verzameling exempelen, bijeengebracht door de Luikse dominicaan Arnoldus (of Arnulphus) Leodiensis. Dit werk, geschreven aan het einde van de 13e of aan het begin van de 14e eeuw, was zeer populair; meer dan 90 handschriften zijn bekend, daarvan enkele uit de Nederlanden.Ga naar voetnoot10 De laatste folia van deel ii waren oorspronkelijk leeg | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebleven, maar vermoedelijk nog in de 14e eeuw hebben enkele kopiïsten korte teksten toegevoegd. Het eenvoudige cursieve schrift van deze kopiïsten is met dat van de kopiïst van het Alphabetum narrationum zeer verwant. De toegevoegde teksten zijn derhalve kort na de hoofdtekst geschreven, misschien zelfs op dezelfde plaats. Paleografisch gezien is een datering vóór 1400 zeer waarschijnlijk. Op fol. 172v staan zes lectiones uit een Officium sanctae Barbarae; de tekst is onvolledig en werd ongetwijfeld voortgezet op het nu ontbrekende blad na fol. 172. Op fol. I73r volgt het fragment van de Eerste Martijn. Méér verzen stonden misschien op het ontbrekende blad. Zeker is dat niet, daar het begin van de tekst samenvalt met het begin van een strofe. Als er al verzen stonden op het ontbrekende blad, dan vermoedelijk één of meer volledige strofen. Anders dan de voorafgaande en volgende bladen is fol. 173r in twee kolommen verdeeld. Iets boven het midden van de rechterkolom, na het eerste woord van de tweede regel van een strofe, hield de kopiïst op met schrijven. Een andere kopiïst, vermoedelijk dezelfde van het Alphabetum narrationum, schreef op fol. 173v-174r een korte Middelnederlandse verhandeling over zes Missen, door welke de ziel van een gestorvene uit het vagevuur gered kan worden. Direct aansluitend, op fol. 174r, volgen zes Latijnse Orationes voor deze Missen. Op fol. 174v volgt tweemaal het niet geïdentificeerde vers Hec est sponsa Domini (elk met een muzieknotatie), dat mogelijk betrekking heeft op het Officium van de heilige Barbara op fol. 172v. Op hetzelfde blad 174v vinden wij tenslotte een Middelnederlandse vertaling van het aan Thomas van Aquino toegeschreven gebed Concede mihi, misericors Deus, quae tibi sunt placita...Ga naar voetnoot11 Wij mogen vermoeden, dat het katern met het Alphabetum narrationum ergens in het Nederlandse taalgebied geschreven is en dat de Middelnederlandse teksten, inclusief het Maerlant-fragment, korte tijd later werden toegevoegd. In de loop van de eerste helft van de 15e eeuw kwam dit katern langs onbekende wegen in de bibliotheek van het Karmelieterklooster te Boppard terecht, waar het rond 1450 met twee reeksen van Latijnse preken in één band werd samengebonden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De tekstHet fragment wordt hier diplomatisch weergegeven. Onze rechternummering van de verzen is die van de editie van Verdam en Leendertz.Ga naar voetnoot12 De weinige opgeloste afkortingen zijn cursief gedrukt. Het onderscheid tussen lange en ronde s is genegeerd, de vormen van i en j, u en v corresponderen met die van het handschrift. Leestekens komen in het fragment niet voor. Elke strofe begint in het handschrift met een iets grotere beginletter, in de uitgave met een vetgedrukte hoofdletter. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handschrift Koblenz, Landeshauptarchiv, Best. 701: Nr. 262, fol. 173r (ware grootte).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten opzichte van de kritische editie van Verdam en Leendertz bevat het Koblenzer fragment geen spectaculaire varianten. Daar waar het fragment van de gedrukte tekst afwijkt, volgt het meestal de lezing van de handschriften F, D of O, maar het is niet mogelijk een directe afhankelijkheid van één van deze handschriften vast te stellen. Evenmin kan de versie van het fragment als legger van één van de overige handschriften gediend hebben. Opvallend is alleen de omstelling van de verzen 811-813, een variant die niet in een van de overige handschriften voorkomt. De interpretatie van de betreffende strofe is problematisch, niet alleen voor ons, maar, gelet op de varianten in de editie, ook voor de Middeleeuwse kopiïsten. Het àl te korte, maar in alle handschriften voorkomende vers 812 (herde omoedelike) geeft aan, dat er al vroeg in de handschriftelijke overlevering iets mis gegaan is. Bovendien hadden de kopiïsten moeilijkheden met het ongebruikelijke godshat (smaad, vervloeking) in vers 814. De omgestelde verzen respecteren het rijmschema en geven een mogelijke, maar naar onze smaak niet betere lezing.
De in het Koblenzer handschrift overgeleverde verzen uit de Eerste Martijn vormen niet de schamele resten van een oorspronkelijk volledig handschrift met werken van Jacob van Maerlant. Op een oorspronkelijk leeg gebleven blad aan het einde van een katern met volstrekt anderssoortige teksten heeft een onbekende kopiïst 65 verzen van de Eerste Martijn afgeschreven, verzen die hem om een voor ons niet meer te achterhalen reden aangesproken hebben. In de al genoemde inhoudsopgave aan het begin van het handschrift worden deze verzen niet genoemd, evenmin als de overige Middelnederlandse teksten die op de oorspronkelijk leeg gebleven folia toegevoegd werden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZusammenfassungDie Handschrift Koblenz, Landeshauptarchiv, Best. 701: Nr. 262 enthält auf Bl. 173r 65 Verszeilen aus dem Eerste Martijn des Jacob van Maerlant. Die Handschrift befand sich im 15. Jahrhundert in der Bibliothek des Karmeliterklosters in Boppard. Das Fragment ist kein Teil eines vollständigen Maerlant-Codex, sondern wurde von einem Schreiber auf ein ursprünglich leer gebliebenes Blatt nach dem Ende einer Auswahl aus dem Alphabetum narrationum des Arnoldus Leodiensis op hinzugefügt.
Adres van de auteur:
|
|