Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
‘Kinder dit was omber waer’
| |
[pagina 116]
| |
Vrij kort na hun ontstaan werden Robert de Borons versteksten door een anonieme Oudfranse auteur in proza omgezet. Dat het deze prozaversies zijn die Jacob van Maerlant op zijn tafel had toen hij rond 1261 Roberts werken in Middelnederlandse verzen omzette, wordt bevestigd door Maerlants verwijzing naar Mijn her robrecht van barioen / De in dat walsch screyff al dit doen / Vnde sonder rime al gader dichte.Ga naar voetnoot3 En we kunnen nog een stap dichter bij de bron van de Vlaamse dichter komen, omdat Alexandre Micha de handschrifttraditie van de proza-Merlin in kaart gebracht heeft.Ga naar voetnoot4 Hij onderscheidt een versie ß die bewerkt werd voor de opname in de Lancelot-Graal cyclus (ca. 1230) van een α-versie die oorspronkelijk in combinatie met de proza-Joseph functioneerde, maar ook wel in de Lancelot-Graal opgenomen werd. Vergelijking van de vertaling met Micha's sleutelpassages leert dat Maerlants legger tot de α-versie behoorde. De wat bekorte redactie z3 van deze versie vertoont de grootste verwantschap met de vertaling, maar geen van de drie representanten van groep z3 (of van de verwante redactie z4) lag op Maerlants lessenaar, al is het maar omdat geen van deze handschriften ook de Joseph bevat.Ga naar voetnoot5 Hoewel Maerlant in de proloog zijn werk de titel historie van den grale (vs. 14), meegeeft, gebruikt hij elders voor het eerste gedeelte van de roman de aanduiding historie van den grale (vs. 803) en voor het geheel de titel merlijns boeck (vs. 4127). Dat Maerlants Graal-Merlijn bestudeerd kan worden, danken we aan een rond 1425 tot stand gekomen, op een lacune na volledig Middelnederduits afschrift van de Middelnederlandse tekst, waarvan slechts één blad bewaard gebleven is.Ga naar voetnoot6 In de Duitse ‘Umschreibung’ wordt Maerlants werk gevolgd door de Merlijn-continuatie | |
[pagina 117]
| |
van Lodewijk van Velthem, die de bedoeling had Te volmakene dese saken, / Daer Jacob van Maerlant ierst dat maken / Af began en daarin slaagde Int jaer Ons Heren, wiens wondert, / Doe men screef dertien honden / Ende xxvj, opten witten donredach, / Die in der weken vor Paescen gelach.Ga naar voetnoot7 In zijn proloog meldt Maerlant dat hij zijn werk heeft geschreven voor hern alabrechte / Den heer van vorne wal myt rechte (vs. 15-16), oftewel de jonge edelman Albrecht van Voorne, die juist in de tijd dat de Graal-Merlijn gedicht werd als zelfstandig handelend heer van Voorne ging optreden.Ga naar voetnoot8 De Vlaamse dichter bood een werk aan waarin het Oudfranse origineel weliswaar herhaaldelijk correctie behoefde, maar dat niettemin pretendeerde historisch betrouwbaar te zijn. Maerlant duidt zijn verhaal zelfs aan als hoger historie (vs. 17). Als de dichter, in zijn door Van Oostrom benadrukte rol van onderwijzer, Albrecht (en wellicht ook de nog jongere Floris V) met zijn dubbelroman didactisch van dienst wilde zijn, is het van belang vast te stellen wat Maerlant opvoedkundig van waarde achtte.Ga naar voetnoot9 Wie de Graal-Merlijn vanuit die optiek leest, zoals wij in dit artikel zullen doen, wordt getroffen door het educatieve gewicht dat Maerlant in verband met de kinder en de heren (zoals hij in afwijking van zijn Oudfranse bron zijn publiek in respectievelijk vs. 543 en vs. 1608 aanduidt) toekende aan de bijbelse geschiedenis, aan zondepreventie en aan de ethiek van de heersers. In de eerste zeshonderd verzen van de Historie van den Grale gaat Maerlant uitgebreid met zijn bron in discussie, zoals Te Winkel en Gerritsen hebben laten zien.Ga naar voetnoot10 Maerlant grijpt met name in als het Oudfrans de bijbelse geschiedenis niet conform Der waeren ewangelien woert (vs. 254) heeft weergegeven.Ga naar voetnoot11 Juist in dit tekstgedeelte vinden we de zinsnede Kinder dit was omber waer (vs. 543) in een door Maerlant ingebrachte bespreking van de Joodse pogingen zich van de schuld aan Christus' dood vrij te pleiten.Ga naar voetnoot12 Maerlants waakzaamheid zou uitgelegd kun- | |
[pagina 118]
| |
nen worden als een streven zijn jonge toehoorders te behoeden voor afwijkende versies van het evangelie. Zeker na Maerlants bijbelvaste bijsturing heeft de Historie van den Grale een hoog ‘de koster vertelt’-gehalte. De tekst begint met de hele heilsgeschiedenis in een notedop (vs. 51-145), waarbij de nadruk ligt op de verlossing van de erfzonde door middel van de doop, zoals ook Christus door Johannes van adames sonden (vs. 131) schoongewassen werd. Desse macht [van de doop] gaff god den clerken / De mester zin der hilgen kerken (vs. 128-129).Ga naar voetnoot13 Naast de doop hebben de geestelijken nog een tweede middel om te zorgen dat de duivel geen vat op de mens kan krijgen: de biecht. Maerlant schrijft (vs. 136-144): Vnde god de altoes zine genade
To den menschen keert tot allen stonden
Want he geheerne valt in sonden
So heuet he een ander dope geset
Op dat he in sonden nicht ne let
Mer he ga to bijchten ghereet
Vnde do dat em zijn preester heet
Dus mach he in dessen ertrike
Ge winnen wal dat hemelrike
(En God die de mens, die gemakkelijk in zonde vervalt, altijd genadig is, verschafte hem een andere doop, opdat hij niet in zonde gevangen blijft, maar direct ter biecht gaat en doet wat zijn priester hem opdraagt. Zo kan hij op aarde de hemel verwerven.) Gods vergevingsgezindheid wordt gesymboliseerd door de Graal, de schotel van het Laatste Avondmaal: Dus was de grael dat selue vat / Dar god zijn leste mael wt at / Vor dat he zine pine doegede / Dar he ons allen mede verhoegede (vs. 798-801). Tijdens een maaltijd aan de Graaltafel legt Joseph de naam van het object uit: dat vat dar wij aff ontfaen / Hebben gracie vnde glorie / Vnde dat wij leuen sunder vernoije / Dar wij aff eten dat zoete mael / Dat sal van genaden hieten de grael (vs. 777-781).Ga naar voetnoot14 Tijdens de moeizame tocht met zijn getrouwen door de woestijn bidt Joseph steeds tot de Graal, waarna er een stem klinkt die hem uitlegt wat God van hem | |
[pagina 119]
| |
verlangt. Tenslotte draagt de stem Joseph op de Graal naar het westen, naar dat lant von aůaroen (vs. 1357), te zenden. Daarmee verdwijnt de Graal uit de Graal-Merlijn, want hoewel Maerlant er gaarne meer over had geschreven (Want em der pinen ne verdroet, vs. 1606), gaat het verhaal verder over Merlijn. In het kader van de Lancelot-Graal cyclus zal de Graal later weer ten tonele verschijnen. Hoewel uit het Graalverhaal duidelijk naar voren komt dat het vertrouwen in God en zijn genade terecht rotsvast is, en dat doop en biecht de mens kunnen vrijwaren van zonde, klinkt in Maerlants dubbelroman nadrukkelijk de waarschuwing dat de duivel de mens probeert te verleiden tot misstappen. De door Maerlant ingevoegde Maskeroen-episode toont de kracht van Maria's voorspraak aan, maar laat ook zien hoe doortrapt en overtuigend de duivels hun claim op de menselijke ziel naar voren kunnen brengen.Ga naar voetnoot15 In de aanloop naar deze episode klagen de duivels dat ze door de doop de kinder (vs. 1654) hebben verloren en God hen nog meer klanten afsnoept Want he heůuet papen gelaten / De ze gewisen ter rechter straten (vs. 1658-1659, zie ook vs. 1681-1693). Als het geding mislukt, geven ze de moed niet op. Zij bedenken een nieuw plan: de verwekking van een menselijke handlanger, die zijn medemensen tot zonde brengt, zodat de duivels hen kunnen grijpen. Een vrome jonge vrouw wordt door de duivels met zoveel rampspoed belaagd dat zij op een avond door woede en verdriet overmand geen kruis slaat voor zij gaat slapen. Dan grijpen de duivels hun kans en wordt Merlijn verwekt (vs. 3031-3127). Als het meisje beseft dat se sathan / Hadde gehoent (vs. 3122-3123), dat de duivel haar genomen heeft, gaat zij naar haar biechtvader en vertelt hem alles. Deze priester heeft haar - en het publiek van de roman! - al eerder uitgebreid verteld over de Drieëenheid, over Christus' menswording en over de manier waarop papen vnde clerken de mensen wijsen ter rechter straten (vs. 2969-2971), en haar zelfs gewaarschuwd niet nijdig en zonder kruisteken te gaan slapen. Nu het te laat is, blijft hij haar steun en toeverlaat, ook als zij later vanwege haar buitenechtelijke zwangerschap terecht moet staan. Hij legt haar een zware penitentie op, maar tevens wordt het vertrouwen uitgesproken dat God elke zonde vergeeft, mits de zondaar oprecht berouw toont (vs. 3142-3346). Ook tekent de biechtvader precies aan wanneer zij haar gemeenschap met de duivel opgebiecht heeft (vs. 3321-3322). Vanwege het uiterst vrome leven dat het meisje voorheen leidde en nadien leidt, grijpt God in het duivelse plan in. Hij geeft het kind kennis van de toekomst, als tegenwicht voor de kennis van het verleden die de duivels het meegaven (vs. 3419-3445). De vroomheid, de biecht en de boetedoening van het meisje keren het duivelse plan ten goede. Uiteindelijk zal haar zoon Merlijn, een behaarde en welbespraakte baby, haar in de rechtszaak redden door middel van zijn kennis van verleden en toekomst. De rol van de biechtvader in deze episode is interessant: hij draagt belangrijke religieuze denkbeelden over biecht, berouw, de rol van priesters enzovoort, over op de jonge vrouw en tegelijk op het publiek van de roman. En na de rechtszaak | |
[pagina 120]
| |
is zijn rol nog lang niet uitgespeeld. Het optekenen van het moment van de biecht kondigde de nieuwe rol die deze Blasijs (vs. 4004) zal spelen al aan. Hij zal uit Merlijns mond optekenen wat nu in het verhaal vermeld staat: Desse blasijs zegge ick iv / Was een harde důuer clerck / Vnde he bescreef ons eirst dit werck (vs. 4011-4013). Gedurende het verdere verhaalverloop zal Merlijn telkens naar Blasijs terugkeren om hem te vertellen wat er is gebeurd en zal gebeuren, waarbij steeds weer wordt gesteld dat blasijs heůuet al dit bescreůen / Vnde van em is ons dat gebleůen (vs. 5763-5764).Ga naar voetnoot16 Bij het begin van Blasijs' werkzaamheden vertelt Merlijn hem zelfs alles wat eerder in de Graal-Merlijn beschreven is (vs. 4097-4104 en 4113-4115): Merlijn zegede . gewinne ons enket
Vnde zet ons nv in dat perkement
De zake de nyeman en bekent
¶ Schire zo was dat gedaen
Vnde merlijn hete em scriůen zaen
De mynne van der schoenre marien
Vnde van josepe van aramathien
Alze men hijr vor hoerde tellen
[...]
Vnde van den gedinge ock voert an
Dat ze hadden myt groten rouwen
Tegen marien onser zoeter vrouwenGa naar voetnoot17
(Merlijn zei: ‘Haal inkt voor ons en zet voor ons op het perkament de dingen die niemand weet.’ Dat werd snel gedaan en Merlijn liet hem schrijven over Maria's liefde [voor Christus] en over Jozef van Arimathea, zoals men hiervoor hoorde vertellen [...] en ook over de rechtszaak die zij [de duivels] met zeer nadelige gevolgen tegen Onze Lieve Vrouwe voerden.) Zo is in deze bronnenfictie zelfs het door Maerlant toegevoegde Maskeroengeding al door Merlijn verhaald. Met recht zegt de tekst dan ook in vs. 4125-4127: Dus visierde merlijn twaren / Dit werck . vnde dede dar ombe onderzoek / Dar ombe zo hetet merlijns boeck. Gezien de geciteerde inhoudsopgave duidt Dit werck de complete Graal-Merlijn aan. Als de gehele dubbelroman op Blasijs' optekening van Merlijns woorden berust, dan geldt de waarde van het boek, zoals Merlijn die Blasijs in het vooruitzicht stelt, ook voor het werk van Blasijs' verlengstukken Robert de Boron en Maerlant. Merlijn belooft zijn scribent (vs. 4062-4067): Jck zal dij zeggen dat neman en weet
Sonder god daer dat al an steet
| |
[pagina 121]
| |
Vnde scriůet ons in ene hystorie
De dar an leggen er memorie
Se zolen vele de bet gevroeden
Vnde em de meer van zonden hoeden
(Ik zal je vertellen wat niemand weet, behalve God die voor alles verantwoordelijk is. Schrijf het voor ons op in een geschiedverhaal: degenen die dat in hun geheugen prenten, zullen tot veel meer inzicht komen en zich des te beter voor zonde hoeden.) Zoals Blasijs' boek de lezer onderwijst en behoedt voor zonden, zo kan ook Maerlants werk, waarin de Maskeroen-toevoeging Gods vergevingsgezindheid jegens de zondige mens nog eens extra beklemtoont, het (jonge) publiek ter rechter straten (vs. 1659 en 2971) wijzen. Maerlant is zo de laatste schakel in een keten van zegslieden die begint bij de alwetende Merlijn. Dat de Middelnederlandse dichter zijn Oudfranse bronnen soms kritisch heeft bewerkt en verrijkt met een forse episode doet daar niets aan af: niet voor niets voegt Maerlant ten opzichte van het Oudfrans toe dat Merlijn ook het Maskeroen-geding door Blasijs laat optekenen!Ga naar voetnoot18 Beluistering van de Graal-Merlijn kan het jeugdige publiek inprenten hoe belangrijk het is je te hoeden voor zonde, maar de tekst bevat ook andere lessen, die de adellijke jongelingen wellicht nog meer geboeid zullen hebben. Wat moesten de jonge edelen die voorbestemd waren een leidende politieke rol te spelen, ter harte nemen? Het spreekt voor zich dat zij ervan uit konden gaan dat een volk het niet zonder heerser kon stellen. Merlijn brengt dat bijvoorbeeld tot twee maal toe onder de aandacht van Arturs vader, koning Uter Pandragoen: Dat volck dat is sonder heer / En doech noch myn noch meer (vs. 9095-9096; ook 9109-9110).Ga naar voetnoot19 Maar die vorst moest wèl een rechtmatige heerser zijn. Wat er kon gebeuren als een koning ten onrechte de troon besteeg, maakt Maerlant aan de hand van koning Utegier (Frans: Vertiger) duidelijk (vs. 4174-5396). Nadat de jonge, onervaren Moynes, die als rechtmatige opvolger van zijn vader Constant koning van Brittannië werd, door een samenzwering om het leven gekomen is, en zijn jongere broers Uter en Pandragoen uit angst het land verlaten hebben, wordt de sluwe, onbetrouwbare hofmaarschalk Utegier, die het complot oogluikend toegestaan had, tot koning gekozen. Met hulp van de Saksen onderwerpt hij zijn opstandige baronnen en het morrende volk. Uit vrees voor de terugkeer van de twee zonen van Constant wil hij daarna een onneembare toren bouwen, die echter telkens weer instort. Ute- | |
[pagina 122]
| |
giers raadgevers falen bij het verklaren van het fenomeen. Dat overkomt de jonge Merlijn niet, die voorspelt dat Utegier zal worden verslagen door Uter en Pandragoen. Als zijn kasteel in vlammen opgaat, sterft Utegier. Lijnrecht tegenover de usurpator Utegier stelt Maerlant, in navolging van het Oudfranse origineel, de persoon van Artur, de onwettige zoon van Uter (die zich na de dood van zijn broer Uter Pandragoen noemde), die zou uitgroeien tot een van de grootste wereldleiders. Wat de Vlaamse dichter in de Graal-Merlijn in het bijzonder belicht, is het sacrale aspect van Arturs koningschap (vs. 9419-10079). Als na de dood van Uter Pandragoen een evidente opvolger, in de vorm van een wettige zoon, ontbreekt, voorspelt Merlijn dat God de volgende koning zal aanwijzen. En zo geschiedt, ondanks de paar twijfelaars die menen dat se weren sot / De beiden na dat em god / Vertogen solde enige dinck / To kiesene dar bij eynen koninck (dat degenen die wachten totdat God hun een teken zou geven om een koning te kunnen kiezen, dwaas waren; vs. 9459-9462). Een zwaard dat in een aambeeld steekt, dient als beproeving: degene die het zwaard eruit kan trekken, is voorbestemd by den wille onses heren (vs. 9527) om koning te worden. Als enige is Artur in staat het zwaard te trekken. Dat de hoge edelen twijfelen over de juistheid van het Goddelijke teken, is voorstelbaar: zou een volkomen onbekende jongeling, die nog niet eens ridder is, het land moeten besturen? Als zij hun aarzelingen overwonnen hebben, wordt Artur tot koning gekroond: Gesacreert wart he aldar / Als men eynen koninck solde (vs. 10072-10073).Ga naar voetnoot20 Maerlant onderstreepte in de Graal-Merlijn niet alleen dat een vorst rechtmatig en met goddelijke instemming op de troon diende plaats te nemen, hij accentueerde ook de deugden waarover een heerser zou moeten beschikken. Welke positieve eigenschappen bracht de Vlaamse dichter voor het voetlicht?Ga naar voetnoot21 Bij monde van Merlijn, die Uter Pandragoen adviseert, kregen Maerlants geïntendeerde lezers te horen dat het in het licht van de eeuwigheid raadzaam is vrijgevig te zijn (vs. 9111-9138). Die deugd wordt door Artur met overgave beoefend. Als hij door de onwillige baronnen die zijn uitverkiezing een vreemde zaak vinden, op eventuele gierigheid getest wordt - een ondeugd waarmee een middeleeuwse vorst beslist niet behept mocht zijn - slaagt hij glansrijk. Dat hij niet ghirich (vs. 9983) is, bewijst hij door veel meer weg te geven dan hij aan geschenken ontvangt. Hij is duidelijk vrijgevig, mylde (vs. 9998), hetgeen men op hoge prijs stelt (vs. 10001-10003): En gene vracheit vant men dar an
Want alzo als he dat gewan
Gaf he dat dar dat was bestadet
(Geen gierigheid kon men vaststellen, want als hij iets verkreeg, gaf hij het weg waar het in goede handen was.) | |
[pagina 123]
| |
Naast vrijgevigheid is wijsheid een deugd die Artur siert. Die eigenschap komt hem zeer van pas in het overleg met zijn baronnen, die hij verzekert dat hij hun wensen inzake zijn koningschap zal eerbiedigen, met als argument dat zijn eer van hen afhankelijk is. De baronnen zijn onder de indruk van de woorden van de jongeling: Do duchte elken in sinen moet / Dat dat kint were vroet (vs. 9977-9978). Wijsheid ligt ook ten grondslag aan de bereidheid van heersers om zich van advies te laten dienen. Keer op keer wordt in de Graal-Merlijn benadrukt dat het loont om naar goede raad te luisteren. De alwetende Merlijn is in dit opzicht vanzelfsprekend de beste raadgever die men zich wensen kan. Vanaf het moment dat Uter en Pandragoen in Brittannië terugkeren, staat hij hen met raad en daad terzijde. Zo is het aan Merlijn te danken dat zij hun aartsvijand, de Saksische leider Hangwijs, weten te doden. Maar het is niet alleen Merlijn die adviseert. Een opvallend grote rol is in dit opzicht weggelegd voor de hoge edelen, die men in de Graal-Merlijn zeer regelmatig ziet beraadslagen.Ga naar voetnoot22 Aldus wordt de indruk gewekt dat adviserende edelen van onschatbare waarde zijn. In navolging van zijn Oudfranse origineel plaatste Maerlant één raadgever in het bijzonder op de voorgrond: de ridder Ulfijn. Hij is de meest vertrouwde adviseur van Uter Pandragoen (vs. 7449-7451); later staat hij ook Artur bij, maar dan zijn we al in Velthems Merlijn-continuatie beland. Met hem en met Merlijn bespreekt Uter Pandragoen voorname politieke aangelegenheden èn de meest intieme zaken. Zo is Ulfijn volledig op de hoogte van Uter Pandragoens obsessionele liefde voor Ygerne, de vrouw van de hertog van Tintaniel (vs. 7321-8256). Nadat de koning dankzij de toverkunsten van Merlijn met Ygerne heeft kunnen slapen en Artur verwekt heeft, is het Ulfijn die zorgt voor verzoening tussen de getrouwen van de hertog en de koning, die hen belaagd heeft (vs. 8257-8664). Ulfijn is absoluut loyaal aan zijn koning, zo blijkt uit al zijn handelingen. En hij is wijs. Uiteraard toont hij zijn inzichten in het overleg met Uter Pandragoen en Merlijn, maar daar blijft het niet bij. De baronnen hebben zo'n respect voor zijn wijsheid dat zij hem herhaaldelijk om raad vragen (vs. 8283-8289, 8523-8532). Zijn advies wordt onveranderlijk positief ontvangen, ook als hij voorstelt een huwelijk tussen Uter Pandragoen en Ygerne tot stand te brengen: Do zegeden ze dar alto male / Dat weer de alre beste tale / Vnde de hogeste raet dar mede / Den ieman gaff to ieniger stede (vs. 8607-8610). Hoezeer Ulfijns adviezen gewaardeerd worden, blijkt wel uit de woorden van Merlijn, die tegenover Uter Pandragoen Ulfijn aanprijst als de beste raadgever (vs. 8361-8366): Gelouet vlfine vorwert meer
Des bid ick iv ombe onsen heer
Van al dat he iv brenget to voren
He heuet iv lieff vnde verkoren
He ne radet iv zake myn noch meer
Dat en zij iv goet vnde ok iv eer
| |
[pagina 124]
| |
(Hecht geloof aan al wat Ulfijn u meedeelt, dat vraag ik u uit naam van Onze Heer. Hij heeft u lief boven alle anderen. Hij zal u uitsluitend iets aanraden dat goed en eervol voor u zal zijn.) Het zal duidelijk zijn dat het Oudfranse verhaal dat koster Maerlant ten dele gefilterd en verrijkt aan zijn publiek aanbood, tal van wijze lessen bevat. Het waarschuwt tegen des duivels listen en lagen, stelt hoop op het hemelrijk in het vooruitzicht mits men te biecht gaat en zich door papen vnde clerken (...) ter rechter straten (vs. 2969-2971) laat leiden, en toont hoe men zich als heerser en als raadsman dient te gedragen. De tekst past zo prachtig in het onderwijskundige kader waarin Van Oostrom in Maerlants wereld de Voornse werken plaatst. Of de jonge Albrecht en de andere toehoorders de lessen ter harte genomen zullen hebben, is natuurlijk de vraag. Als Floris v tot de kinder behoorde, was hij circa zeven jaar, wellicht te jong om Maerlants verhaal over Uter en Ygerne in zijn oren te knopen. Beging, als de hofgeruchten kloppen, Floris v niet de Uter-achtige - en in Floris' geval fatale - misstap de vrouw van zijn leenman Gerard van Velzen te begeren? | |
SummaryJacob van Maerlant's Graal/Merlijn, an adaptation of the prose versions of Robert de Boron's Joseph d'Arimathie and Merlin, is one of the works the Flemish author composed at Voorne around 1260. Like the other Voorne texts, the work may have had a didactic purpose; Maerlant even addresses his intended audience as ‘children’. The Graal/Merlijn stresses the need for timely confession, the abundance of forgiveness that God offers the repentant sinner through Mary (shown especially in the so-called ‘Maskeroen-episode’ that Maerlant incorporated into the Merlijn), and the good influence that priests and clerics have on others. Furthermore, it provides examples of how (young) noblemen and kings should behave, how they should make the best use of advice, and which counselors they should trust.
Adres van de auteurs:
Vakgroep Literatuurwetenschap
|
|