Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Handgeschreven wereld
| |
[pagina 88]
| |
stofcomplexen. Vertrouwde namen uit de canon worden niet genoemd (Brandaan, Elckerlijc) of slechts in het voorbijgaan aangestipt (Beatrijs, Karel ende Elegast). Over Anna Bijns wordt om de lezers lekker te maken het oordeel van Gerrit Komrij aangehaald (‘veruit onze grootste dichteres’, p. 268), maar behandeld wordt zij niet. De rederijkers komen slechts terloops ter sprake, de gedrukte literatuur is in haar geheel bewust buiten het boek gehouden, met het argument dat de late middeleeuwen te veel materiaal boden om een representatieve keuze te maken. Het vele dat wel een plaats kreeg, is vooral geordend naar het milieu waarin het functioneerde. Het eerste van de vijf lange hoofdstukken schetst een beeld van de boekproduktie en maakt de balans op: wat is verloren gegaan, wat bleef bewaard? Hoofdstuk twee schildert de opleiding, arbeidsomstandigheden en motieven van middeleeuwse auteurs. De laatste drie hoofdstukken behandelen het literaire leven in kloosters, aan het hof en in de stad. Het meest in het oog springende middel waarmee deze literaire bedrijvigheid voor de lezer tot leven wordt gewekt, zijn de prachtige illustraties. Hogenelst en Van Oostrom kozen hiervoor niet alleen de te verwachten - en inderdaad overvloedig vertegenwoordigde - miniaturen en gekalligrafeerde manuscripten, maar ook een massa onverwacht en zelfs op het eerste gezicht onooglijk materiaal. Om de ravage te laten zien die oorlogen, overstromingen en negentiende-eeuwse neerlandici hebben aangericht in het literaire erfgoed, zijn ook tekstsnippers afgebeeld, geschroeide vellen perkament, folianten met waterschade en door reagens bedorven handschriften. Interessant is ook de verzameling buitenissige tekstdragers, waaronder een stuk leisteen met een Middelnederlands liedje en een op IJsland gevonden wastafeltje met een Marialied. Andere illustraties tonen Tristan en Isolde op een leren slipper, een geëmailleerde lepel met een scene uit de Reinaert, een negentiende-eeuws fresco in de schepenzaal van Kortrijk, waarop Diederic van Assenede Floris ende Blancefloer voordraagt aan Margaretha van Constantinopel en Beatrijs van Brabant, en een jonge Hella Haasse in de rol van Mariken van Nieumeghen. Van Ruusbroec, met voorsprong de vaakst afgebeelde schrijver in Handgeschreven wereld, is onder meer een stuk van zijn heup te bewonderen. Een deel van deze museumschatten is met de bijhorende toelichting uitgestald op pagina's waarvan de tint harmonieert met het getoonde. Dit nodigt uit tot bladeren, maar bemoeilijkt hier en daar de voortgang. Zo gaat de lopende tekst van p. 105 pas na zes pagina's illustraties en intermezzi verder op p. 112. De samenwerking tussen auteurs en vormgever had nog hechter kunnen zijn. Een recent voorbeeld van zeer effectief schrijven op maat is The Cambridge encyclopaedia of the English Language (1995) van David Crystal, waarin geen enkele paragraaf meer dan twee tegenover elkaar liggende pagina's beslaat. Wie iets wil opzoeken in Handgeschreven wereld, wordt door het register (op personen, plaatsen en boektitels) niet optimaal geholpen. Veel illustraties met toelichting kregen geen verwijzing en enkele twintigste-eeuwers - Gerrit Komrij, Marnix Gijsen, Muus Jacobse, Dora van der Groen - staan alsof het middeleeuwers zijn onder hun voornaam in het alfabet. Bovendien verdient een boek als dit ook een zakenregister. Dat neemt niet weg dat Handgeschreven wereld een toegankelijk boek is, niet in de laatste plaats door de stijl en het volop aanwezige human interest. De auteurs hebben daarbij de vreemde wereld van toen zelden nadrukkelijk verbonden met de vertrouwde van nu, al wordt Maerlant beschreven als leverancier van ‘volwasseneneducatie’ (p. 92) en liggen bibliotheekboeken aan de ketting ‘zoals men tegenwoordig een zwaar slot gebruikt om zijn fiets te beveiligen’ (p. 266). Hoewel de stof genoeg mogelijkheden biedt voor zulke actualiseringen (de magerzuchtige heilige Christina de Wonderbare als anorexia-patiënt, Willem van Hildegaersberch als podiumdichter), houden Hogenelst en Van Oostrom het bij verhalen die zonder zulke toevoegingen aanspreken. De klacht van de onderbetaalde kopiist is van alle tijden, evenals een rijmende liefdesbrief met een doorboord hart. Exotisch, maar zeer tot de verbeelding sprekend, is de wens van Thomas van Cantimpré om als souvenir de hand van de heilige Lutgart te bezitten. Hier en daar krijgen | |
[pagina 89]
| |
de beschreven dichters zelfs de allure van romanpersonages: ‘Niet wetend dat het zijn laatste rit zou zijn, reed hertog Jan I te paard naar een toernooi in Bar-le-duc. Hij was in gepeins verzonken “alsof hij verzen over een opgelegd onderwerp aan het dichten was”, aldus een kroniekschrijver.’ (p. 193). Hogenelst en Van Oostrom hebben intensief gebruik gemaakt van de karige gegevens over het leven van Middelnederlandse auteurs. Auteurs over wier leven weinig of niets bekend is, zoals Hadewijch, lijken daardoor in het nadeel bij een schrijver als Ruusbroec, over wie al dertig jaar na zijn dood een biografie verscheen. Herman Pleij plaatste in zijn bespreking van Handgeschreven wereldGa naar voetnoot2 vraagtekens bij dit geprononceerde biografisme: ‘We gaan spannende tijden tegemoet, nu de Middelnederlandse letterkunde met alle geweld een menselijk gezicht moet krijgen.’ Op mij maakte het aandeel van anekdotes in de tekst geen geforceerde indruk. Integendeel, de levensverhalen bevorderen de leesbaarheid van Handgeschreven wereld aanzienlijk. Ze kunnen ook de blik op de literatuur verrijken, bijvoorbeeld in het geval van de sociale klimmer Dirc Potter, wiens ambitie ook doorschemert in zijn bewerkingstechniek (p. 105, 112). Bij alle lof voor de verhalenrijkdom van Handgeschreven wereld moet echter wel worden aangetekend dat de grote lijn binnen de hoofdstukken vaak lastig te volgen is. De hoofdstukken zijn lang (zo'n 50 à 60 pagina's per stuk) en bestaan uit paragrafen die losjes gegroepeerd zijn rond veelomvattende thema's als ‘Middelnederlandse auteurs’ en ‘Literatuur in de stad’. De auteurs hebben terecht afgezien van paragraafnummers, aankondigingen van de inhoud en recapitulaties. De paragraaftitels zijn voor een deel informatief (‘Boekproduktie in Brugge’, ‘Rederijkerskamer De Fonteine’), voor een deel prikkelend (‘Listige tantes en lelijke taarten’, ‘Rozen voor de zeugen’). De aantrekkelijkheid is voldoende gewaarborgd, maar de overzichtelijkheid komt regelmatig in het gedrang. Dit effect wordt versterkt door het ontbreken van bekende namen als Brandaan en Beatrijs. In plaats van aan te sluiten bij kennis over Middelnederlandse literatuur die de lezer op school heeft opgedaan, hebben de auteurs vaak rigoureus de voorkeur gegeven aan minder bekende of marginale titels. In een Handgeschreven wereld met meer herkenningspunten uit de canon zouden lezers zich wellicht beter kunnen oriënteren.
In combinatie met de dikke middeleeuwen-bloemlezing van Komrij legt Handgeschreven wereld (nog geen jaar later) tekst en context van een groot deel van de Middelnederlandse literatuur open voor een breed publiek. Toch vraag ik me af of de ideale lezer, die via een boek als dit de weg vindt naar de gedichten van Hadewijch of het oeuvre van Maerlant, wel bestaat buiten de wensdromen van enthousiaste neerlandici. Het boek van Hogenelst en Van Oostrom is ook een monument voor een literatuur die zelf - op Reinaert en een handjevol andere titels na - niet meer gelezen wordt, maar waar nog wel prachtig over verteld kan worden. Het is zoiets als een boek met middeleeuwse of Romeinse recepten: fascinerend dat die mensen dat allemaal klaarmaakten en met smaak opaten, maar je moet je niet voorstellen dat je het zelf zou doen. Voor vakgenoten vat Handgeschreven wereld op een leesbare manier een enorme hoeveelheid recent onderzoek samen. Doordat de auteurs zich weinig hebben aangetrokken van de canon, zal het boek ook voor mede-specialisten veel onbekende namen en titels bevatten - wie is er zo belezen dat hij de straatdichter Midas Muselaere kent? En misschien vinden enkelen er een aansporing in hun kennis te delen met meer lezers dan die van vaktijdschriften, artikelenbundels en dissertaties. Het populaire boek over de rederijkers en de vroegste gedrukte literatuur moet nog geschreven worden.
Adres van de auteur: Hogewoerd 49, nl-2311 hg Leiden |
|