Het tweede aandachtspunt geldt de relatie tussen boek en cultuur. Daarbij worden de handschriften gezien als bron van informatie over de functie en de geschiedenis van teksten. Daardoor kan onder andere inzicht verworven worden in stads- en hofcultuur, in privé- of groepsdevotie, en in de overdracht van normen en waarden binnen een religieuze stroming.
Het derde aandachtspunt geldt de tekstfilologie, waarbij de bezorger zich onder andere bezig kan houden met het vaststellen en het gebruik van de bronnen, het leveren van tekstkritiek, en het doen van taal- en letterkundig onderzoek.
Deze grote lijnen zijn uitgewerkt in een onderwijsprogramma dat zeer uiteenlopend van aard is. Het begint uitermate praktisch met inleidingen over historiografie en over de ontsluiting van bronnen. In de loop van het programma komen genres aan de orde als epiek en lyriek; deelgebieden als muziek, theater, iconografie en architectuur vinden er een plaats; er is aandacht voor zo uiteenlopende faculteiten als filosofie, canoniek recht, bijbel en liturgische bronnen, materiële cultuur (landschap en samenleving), administratieve bronnen en bronnen op het gebied van de rechtspraak. Kortom, de verscheidenheid van het programma is een afspiegeling van de middeleeuwse geschreven wereld in al haar verschijningsvormen.
Deze wat lange inleiding was nodig om de aandacht te vestigen op een handleiding die o.a. goede diensten kan bewijzen binnen het opleidingsprogramma ‘Inleiding in de middeleeuwse bronnen’, waarin oio's en oio's van verschillende disciplines door vooraanstaande onderzoekers vertrouwd gemaakt worden met een breed scala van middeleeuwse bronnen.
In 1995 (zie datering van de addenda en corrigenda na p. 336) verscheen als eerste deel van de serie L'Atelier du Médiéviste, een reeks specialistische instrumenten ter ontsluiting van de middeleeuwen in de ruimste zin van het woord, het deel Identifier sources et citations (in het vervolg: isc) van de hand van Jacques Berlioz en een aantal medewerkers die gespecialiseerd zijn op een of meer deelgebieden. Berlioz, gediplomeerd archivaris van de École des Chartes, oud-docent aan de École française in Rome en onderzoeker aan het Centre national de la recherche scientifique te Parijs, heeft het leeuwedeel in de onderneming gehad, die getuigt van een steeds verdergaande en steeds specialistischer en gedetailleerder studie van de middeleeuwen. Hij schreef naast de inleiding tien van de negentien hoofdstukken en had ook nog een belangrijk aandeel in het hoofdstuk over de bijbel in het Latijn en de erbij behorende glossen.
Het boek bestaat uit een korte inleiding (p. 5-8), een lijst met dankbetuigingen (p. 9), een lijst met veel voorkomende afkortingen (p. 10), 19 informatieve hoofdstukken (p. 11-305), een zakenregister (p. 307-310), een bibliografisch register (p. 311-327), de inhoudsopgave (p. 329-336) en een actualisering van gegevens uit hst. 19.
In de inleiding voert Jacques Berlioz de onderzoeker op systematische wijze binnen in de wereld van bronnen, van citaten uit, van verwijzingen naar en ontleningen aan teksten. Niet alleen literaire, ook niet-fictionele, op de praktijk van het leven gerichte teksten zijn, zij het in mindere mate, gelardeerd met ontleningen, al dan niet expliciet van aard. Berlioz wil met dit boek een efficiënter onderzoek van de te bestuderen documenten bewerkstelligen en de mogelijkheid bieden de daarin aanwezige citaten zo snel mogelijk thuis te brengen. Voor hij in de praktijk laat zien hoe een onderzoeker de bronnen van zijn teksten kan lokaliseren, stelt hij vast wat onder de verschillende termen die hij zal gebruiken, dient te worden verstaan. Allereerst onderscheidt hij de ontlening (l'emprunt), de meest neutrale term voor de aanwezigheid van een tekst in een andere tekst. Zo'n ontlening kan verschillen in lengte (van een paar regels tot enige pagina's) en in aard (het kan gaan om een toespeling of een letterlijke aanhaling). Vervolgens ijkt hij de termen citation, allusion en démarquage; bij de laatste term gaat het om een zuivere kopie van een voorbeeldtekst, zonder dat deze in de tekst als citaat wordt aangeduid. In onze ogen gaat het bij deze in de middeleeuwen zeer verbreide wijze van aanhalen om louter plagiaat.
Bij het identificeren van ontleningen in de ruimste zin van het woord kan de computer volgens Berlioz een nuttig hulpmiddel zijn, maar dit instrument is naar mijn mening voorlopig nog niet