Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 320] [p. 320] Op het zien vangen van een kikvorsch. Onlangs der stad ontweken, Bespiegelde ik Natuur in groene en malsche streken; Daar ik, door 't wandlen afgemat, Op eene zode zat. 't Geruisch der zilvren stroomen; 't Gezang van 't pluimgediert in hooggetakte boomen; De Nagtegaal wel 't allermeest, Verrukten mynen geest. Ik dagt ‘wat zaligheden Verschaft het frissche land ver boven muffe steden? Och! waar mijn levensloop altijd Aan dezen oord gewijd!’ Dus zittende te peinzen, Beschouwde ik iets van verr', 't geen ik niet kan ontveinzen, Dat andren ligt geen aandagt wekt; Doch my tot leering strekt. [pagina 321] [p. 321] 'k Zag een der boeren knapen (Terwijl een ander spel zijn makkers deed staan gapen) Langs eene sloot, bezijden 't pad, Die vol van Kikkers zat. Hier kon het hem vermaken, De onnoosle diertjes slegts, door middel van rood laken, Waar mé zijn haak omwonden was, Te rukken uit den plas. De schijn had hen bedrogen, 'k Zag hier een schildery met juiste verw voor de oogen: Van 't hedendaagsche Jufferschap, Op loze vonden knap. Dus ziet men vaak gebeuren; Dat menig Jongeling verblind door schone kleuren: En weidsche pragt en valsch vernis, O spijt! gehuwlykt is. Had Laura niet met strikken? En een gehuurd gewaad Dameets onnoosle blikken; Beguicheld; zy was wis nog maagd, En had nooit mensch behaagd. Vergeefsch klouwt hy zijn ooren; Nu hy een kale, voor een ryke, heeft verkoren; Want met zijn goed, voeg dit hier by, Verdwijnt zijn heerschappy. [pagina 322] [p. 322] Dit baart staag huiskrakelen. Hy eischt alleen 't bewind: zijn vrouw wil daar in deelen; Doch welk gevaar voor bank of klip Löopt een tweeroerig schip? Veel zagter huwlijksdagen, Slijt Damon, wien het schoon der ziel meer kon behagen, Dan de overvloed en al de magt Van goud of statiepragt. Geen geld deed hem beminnen, Geen opgesmukt gewaad betoverde zijn zinnen; De liefde, op blanke deugd gegrond, Bragt hem in 't Egtverbond. Men volge des zijn treden; Daar hy dezelve drukt in 't spoor der eedle reden; Op dat men niet, door schijn verrast, De wolk voor Juno tast'. J.V. 1773. Vorige Volgende