| |
| |
| |
De verheerlijkte Jesus op den throon van God.
Hef u uit het stof naar boven,
Hef u op tot God, mijn ziel!
Dring nu door tot in Gods wooning,
Dring nu tot den Throon van God.
Vlieg met Cherubynen schagten
In de wooningen des Lichts,
Vlieg tot Jesus, den Verlosser,
Vlieg, vlieg tot den Midd'laar Gods....
ô Wat schoone hemelzalen!
Pragtig, heerlijk hemelhof!
Wooning van den Allerhoogsten!
Wooning van den grooten God!
Zaal'ge geesten! Hemellingen!
Schitt'rend Seraphynendom!
Boden van het Rijk des Heeren!
Knegten van den Zoon van God!
Dienaars van den Throon van God!
| |
| |
Vlugge Geesten, die de wooning
Van den Eeuwigen bewoont -
Dat ik in den hemel woonde!
Dat ik by den Midd'laar was!
Dat mijn ziel als de Eng'len zweefde!
Dat ik by den Midd'laar was!.
Ruimt my plaats, o Eng'len-orden!
Gunt mijn ziel een' vryën togt,
Gunt my doortogt, Eng'len scharen!
Toegang tot den Throon van God.
Ja, gy ruimt my...... maar...! o Eng'len!
Ach! hier wordt mijn oog te zwak...
O..! wat heerlyke vertooning!
‘Jesus op den Throon van God!’
Ja, gy zijt eens opgevaren,
Luisterrijk den hemel in,
En nu aan Gods regtehand.
Voor de nooit begonnen eeuwen
Waart gy God van eeuwigheid.
Met den Geest en met den Vader
Zijt gy God in eeuwigheid;
In den schoot des grooten Vaders
Algenoegzaam voor zig zelven
Was de Vader, Zoon en Geest:
Maar gy wilde uw' luister toonen
God van eenw'ge heerlijkheid!
| |
| |
Gy geboodt: - en de Eng'len vlogen,
De aarde stond, en Adam was.
Adam en de Seraphs loofden
God die hen geschapen had.
God in all zijn heerlijkheid;
Zy bewonderden, zy prezen
God in all zijn heerlijkheid.
Maar... helaas! voor zig begeerden
Zy Gods groote heerlijkheid.
Sommigen van de Englen wilden
Wilden zijn als God in magt:
Adam, en wat mensch zou worden,
Viel door hoogmoed af van God:
Adam en de Seraphs vielen;
Seraphs vielen voor altijd.
Maar voor menschen sprak mijn Jesus:
Voor ons sprak de Midd'laar Gods:
‘'k Zal uw heiligheid, geschonden
Door den mensch, voldoen, o God!
'k Zal voor sommigen der menschen
Lyden en verzoening doen.’
Jesus heeft voldaan voor menschen,
Jesus werd op aard gekruist,
Jesus was op aard voor menschen,
En nu aan Gods regtehand.
Jesus stierf op aard voor menschen;
Maar hy werd weer opgewekt:
| |
| |
Jesus is uit de aard verrezen,
En nu op den Throon van God!
Jesus vloog van de aard naar boven,
Vergezeld van 't Englenheir,
Jesus werd geleid van de Englen,
Hy beklom den Throon van God.
Op dien Feestdag van den hemel,
Toen Gods zoon van de aarde kwam,
Bragt gy in uw witte kleeding
Jesus by den Throon van God.
Gy hebt de aanspraak van den Vader
Tot den Zoon van God gehoord,
Gy, o Englen! hebt den zegen
Op mijns Heilands werk gehoord:
's Vaders stem klonk door den hemel:
‘Engelen! ziet hier mijn Zoon,
Jesus van de aard' gekomen!
Engelen! verheerlijkt hem!’
Allen hebben 't hoofd gebogen,
Allen op Gods wenk gepast,
Allen vrolijk opgezongen:
‘Nu is Jesus weer by God.’
Ja! Hy zal nu by U blyven,
Tot dat hy ten oordeel komt,
En met u de weereld oordeelt,
En - weer in den hemel komt.
Zegt nu juichende Englenscharen!
Wat gy tog by Jesus doet?
| |
| |
Zegt my, zielen! wat mijn Heiland
Voor my by den Vader doet?
'k Zal, o Geesten! naar U hooren;
'k Zal.... maar 'k hoor reeds.. welke toonen!
Zwijg mijn ziel: De Archangel spreekt:
En daalde naar het aardrijk,
Voor het menschlijk geslagt:
Nu juichen wy weer blyde:
| |
| |
Gy zwaait nu uwen scepter
Gy zegent nu als Midd'laar,
En regeert; als Gods Zoon.
Door den Heiland verlost,
Die nog woonen in 't stof.
Dan vliegen wy daar henen,
Dan brengen wy de geesten
Dan zingen zy den Heiland,
Verheft hem, o gy heem'len,
| |
| |
Verheft Jesus, verlosten!
| |
| |
Juicht nu ook, gy stervelingen!
Zingt nu Jesus, zingt nu Jesus,
Jesus op den Throon van God.
Jesus bidt voor ons den Vader,
Voor ons bidt de Midd'laar Gods:
'k Voel het.... ja! hy zendt ons Englen,
Englen van den Throon van God.
| |
| |
Bidt nu Jesus in uw nooden,
Hy verhoort u, bidt voor u:
Bidt nu Jesus, bidt den Heiland,
Jesus op den Throon van God.
Leeft tot eer van uwen koning,
Leeft naar zijn gebod en wil,
Leeft naar Jesus zagte wetten,
Van hem op den Throon verhoogd.
Strijdt in 't strijdperk van dit leven
Moedig, fiere Christenheid!
Strijdt tot eer van uwen koning
Jesus op den Throon van God.
Zend, verleider, all uw pylen:.
Jesus zendt ons Englen toe.
Jesus zal ons gansch verlossen,
Jesus op den Throon van God.
Jesus overwon dien sterken
Hy benam de magt der hel:
Hy kwam zegevierend weder
Weder op den Throon van God.
Looft nu Jesus, looft Messias!
Looft den overwinnaar Gods!
Looft den koning, looft den Heiland,
Jesus op den Throon van God!
Haast verlaat gy 't aardsche leven,
Haast zijt gy by uwen vriend,
Haast by de Englen, by uw' Heiland,
Jesus op den Throon van God.
| |
| |
Allen zullen wy eens komen
Engelen en menschen komen
By hem voor den Throon van God
Maar mijn ziel keer tot u zelven,
Leef op aarde tot zijn eer:
Haast zijt gy by den Messias,
By hem voor den Throon van God.
F.v.G.
|
|