Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 170]
| |
Verhandeling over de woorden barn, bern, born.De geleerde Ten Kate, in zijn II. Proeve van geregelde AfleidingGa naar voetnoot(a), denkt, dat de grondbeteekenis van de woorden barn, bern, born, en derzelver infinitiven barnen, bernen, bornen, te vinden is in het opzieden van vogtige of van vurige stoffen. Dit gaf my gelegenheid, om de afgestamde woorden van ons barn, enz. te toetsen aan deze beteekenis, waar by ik gewaar werd, dat beide beteekenissen, van opzieden van vogtige en vurige stoffen, te gelijk aan deeze woorden eigen zijn, het geen ik nu met weinigen zal zoeken aan te toonen, in deeze woorden zelven, en in eenigen hier uit ontsproten. | |
[pagina 171]
| |
Doch ik moet vooraf aanmerken, schoon Ten Kate deze woorden voor eenvoudige wortelwoorden houdt, ten minsten hier niet geheel afkeerig van schijnt te wezen, (gelijk uit de aangeh. pl. blijkt), dat ik echter dezelve voor de zoodanige niet erkennen kan, en wel, voor eerst, om dat de beteekenis, aan deze woorden gegeven, te uitgestrekt schijnt te wezen, en niet eenvoudig genoeg, om dezelve voor wortelwoorden of grondzaden te erkennen.
Maar daarenboven, om dat in een wortelwoord, geen twee medeklinkers achter éénen klinker komen moeten. Dit vereischt toch de aart der talen, dat de allerëerste grondzaden, woorden zijn, die op éénen klinker of éénen medeklinker eindigen.
Hier mee komt over een het gene ik vinde in de bydrag. II. D. bl. 296. 1. p. (1761, 1762.), ‘Tot zodanige uitspruitsels (zegt de schryver) behooren mijns bedunkens ver de meeste klanken van ééne greep, die twee medeklinkers voor of achter op hebbcn.’
En wanneer men dierhalven woorden vindt, | |
[pagina 172]
| |
waar in twee medeklinkers elkanderen onäfgebroken volgen, kan men gevoegelijk denken, dat er één klinker tusschen uitgelaten is; welke ingevuld zijnde, kan men gemakkelijk de grondzaden en eerste beteekenissen van die woorden vindenGa naar voetnoot(a).
Deze manier van afleiding is in andere talen ook gansch niet vreemd, in tegendeel heeft zy een voortreffelijk nut in de Grieksche taal. Dus hebben de woorden φρεαρ, puteus, put, en φρην, mens, gemoed, buiten alle twijffel φερω, fero, dragen, tot haren wortel. - Op dezelfde wyze kan en moet men de woorden κριμα, judicium, oordeel, en κριτης, judex, afleiden van κρινω, oordeelen, en dit van κερω, secerno, afscheiden.
Vergelijkt men nu ons barn, bern, en born, met het gene ik zoo even gezegd heb; dan blijkt van zelfs, dat deze woorden niet aangemerkt kunnen worden als allerëerste grondza- | |
[pagina 173]
| |
den maar liever afgeleid moeten worden van baren, beren, borenGa naar voetnoot(a).
Welke woorden infinitiven zijn van het praeisens bar, beer en bor, waar van de eerste beteekenis, volgens Ten Kate, gelegen is in dragen, voordbrengen, aan het licht stellen. Deze beteekenis is aan dit woord in alle Dialecten van onze taal eigen, gelijk dit Ten Kate aanduidt, II. Proeve van geregelde Afleiding, bl. 584., en Huydecoper, Proeve, bl. 435. 449. 450.
Dit denkbeeld heeft gemakkelijk een ruime beteekenis aan dit woord kunnen geven. Namelijk van opdragen, opheffen, opwerpen, welke wy ook gebezigd vinden in bare, feretrum, beuren of boren, attollere, en bare, of golf, fluctus.
Uit dit denkbeeld van opwerpen, is waar- | |
[pagina 174]
| |
schynelijk de beteekenis ontleend van opwerping of opzwelling door een inwendigen aandrang, welke toegeëigend is aan vurige en vogtige stoffen.
En het is deze beteekenis, die zich duidelijk openbaart in de woorden barnen, bernen en bornen.
Dit woord barnen wordt aan de wateren toegeschreven, wanneer of door de hitte van het zand het water opwelt en kookt, of wanneer het door de stormwinden zoo beroerd wordt, dat de golven breken en onder elkanderen kooken en opstuiven.
De zee wordt ook gezegd te barnen, wanneer de golven breken op een rots of klip, en nederstortende andere golven ook doen bersten, zoo dat die hier worstelende onder een, gedurig een opkooking en opstuiving veroorzaken, dit noemt men eigenlijk het barnen, of een barning der zee.
Deze barning schijnt meest plaats te hebben by een klip, of het hooge strand. | |
[pagina 175]
| |
Ten minsten de Dichters spreken meest van een barnen aan strand of klip.
Dus heeft Antonides, Ystroom, bl. 10. ‘En blinde steenen, daar de golf op barnde aan strand.’
De Heer Schutte, in zyne Geest. Gez. I. D. bl. 105. gebruikt het ook in dezen zin: ‘Zo schokt op woeste en ongetemde baaren
By 't hooge strand een aangeschonnen wrak,
En krijgt in 't felst der barning krak op krak.’
Van de barning by een klip spreekt Hy, in de Geestel. zeet. III. D. bl. 164. ‘Gods licht toont 's waerelds banken,
'k Hou klip en barning in 't gezicht.’
Van zulk eene barning spreekt Hoogvliet ook, op eene onëigenlyke en overdrachtelyke wyze, in zijn X. Boek, daar hy Abrahams geloof en gehoorzaamheid aan God, in het opöfferen van Izak, zullende beschryven, onder anderen dus zegt: ô Goede Hemel, staa mijn bybelpoëzy
In deze barning met uw geest en yver by.
| |
[pagina 176]
| |
Onderzoeken wy nu het woord bornen, en het zelfstandige born.
In deze woorden ligt duidelijk de beteekenis van opzieden, opwellen, aan vogtige stoffen eigen.
Zoo beteekent het H-D. born, Angl. burne, A-S. born en burn, een fontein, als waar uit gedurig levendig water opwelt.
Ons Nederduits born heeft beide de beteekenissen, zoo van een fontein, die het water opgeeft, als van het water, dat uit den grond opwelt.
Dat ons born een fontein beteekent, kan ligt bewezen worden, als, voor eerst, uit de zo even opgenoemde DialectenGa naar voetnoot(a).
Kiliaan, en Plantijn, hebben beiden het woord born vertaald door Puteus, Rivus, Fons. | |
[pagina 177]
| |
Dus gebruikt men ook nog het woord born-, of borneerwater. Doch born beteekent ook het water dat van zelve opwelt: dus vertaalt Kiliaan ook dit woord aqua fontana, aqua nascens: dus wordt het gebruikt voor gemeen water, in den Nederd. Bybel, 1477. in Spreuk. 25: 21. Ist dat hem dorst, ghif hem born te drinken. Het opzieden van vogtige of vurige stoffen is aan het woord bernen niet zeer eigen. Doch deze beteekenis wordt gevonden in het woord berning, dat het zelfde is als barning in zee, daar ik zoo even van sprak. Uit deze beteekenis van het opzieden der vurige stoffen is een andere ontleend, die in 't gemeen branden, of verbranden, urere, te kennen geeft, en in dezen zin word barnen en bornen gevonden by Klaas Kolijn en Melis Stoke. Dus schrijft Klaas Kolijn bl. 450.
En te barnede Allekemare.
En, op dezelfde bladz.
Ente bornde als men siet.
Melis Stoke gebruikt ook beide deze woordden in dien zin, bl. 44. vs. 32. | |
[pagina 178]
| |
En ti marct barnde dat si stoef.
en, bl. 69.
Dat bornden si al in den grond.
De Heer van Loon, in de aanteeken. op Kolijn, bl. 469., haalt een plaats aan uit een met de hand geschreven Chronijk, daar dus staat: Ende toech myt huer hulpe, ende verbernde Alcmaer. Dus hebben wy de beteekenis van barn, bern, en born kortelijk nagegaan. Uit deze woorden nu is door letterverschuiving gekomen ons branden, en bron, waar in de grondbeteekenis van ons barn, enz. nog duidelijk overgebleven is. |
|