Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde
(1775)–Anoniem Proeve van oudheid-, taal- en dichtkunde– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Aanmerking over slaak en slaken; ontslaken; bespieren.Uit onze uitgegevene ProeveGa naar voetnoot(a) heeft den Lezer kunnen blyken, dat de schryver der Aanmerkingen over slaak en slaken, wel iets gegist, doch met geene genoegzame zekerheid geweten heeft, aangaande de beteekenis van het Naamwoord slaak, voor eene effene oppervlakte, en de overeenkomst met slegten, glad en effen maken. Thans is men in staat, hier omtrend volkomener licht te geven. Kort na onze Proeve, zond de kundige, menschen vaderland-lievende Heer, Frans van Lelyveld, zyne Berichten en Prijsvragen in de weereld, over het storten van olie, traan, teer, enz. in zee-gevarenGa naar voetnoot(b): uit welke, overtuigend, blijkt, dat het Naamwoord slaak, voor eene | |
[pagina 164]
| |
effene, gladde oppervlakte van water nog zeer wel bekend is by onze schippers, visschers, en zeelieden; als ook slaken, voor kalm, effen, en vlak worden; waar van weer slaking, voor effen-wording, afdaalt. Immers, men leest daarGa naar voetnoot(c): ‘Haringvisschers - vertelden my, dat zy in zee wel slaken zien, dat zijn vakken of streken effen of slecht water:’ enGa naar voetnoot(d): mits de tweede blyve achter de eerste, in de slaak der olie, dat is te zeggen, op de plaats, alwaar de olie de zeebranding geëffent heeft, en noch houdt:’ enGa naar voetnoot(e): ‘dan verspreidt zich de vettigheid - over de zee, - en, in die slaak zeggen zy, komen wy altijd veilig aan land:’ en, nog tweemaal op de zelfde bladz.: ‘Eenigen meenden, dat men, met een vierendeel traan, eene effene slaak in zee zoude kunnen maken, van Noortwijk af tot Engeland toe:’ en: dat de traan een slaak in zee maakte, wel een paar mylen ver.’ VerderGa naar voetnoot(f) ‘zoo lang zy in de slaak van 't vet waren:’ en, op | |
[pagina 165]
| |
dezelfde bladz. ‘de slaak weg zijnde.’ Nog eens: ‘eenige vette deelen, die een groote slaak op het water maken:’ en wederom twee-maal op de zelfde bladz.: ‘het vaartuig vooruitgaande, zoo gaat die slaak dan achter uit, en gelijk de golven snelder voortgaan dan een vaartuig, eerst by de slaak komende, enz.’ EindelijkGa naar voetnoot(h): ‘dat als dan tcrstond de brewing op het water doet slaken, - en de visscher gaat deze slaking achter na.’ Men ziet ook, uit de opgegevene voorbeelden, dat niet het slaak, maar de slaak, in het vrouwelijk geslagt, gebruikt worde. De aanteekening van WinschootenGa naar voetnoot(i), hoewel hy de beteekenis van het gemeen zelfstandig slaak niet aanroert, verdient egter hier bygeschreven te worden. Hy zegt: ‘slaaken, beteekend in het gemeen losmaaken, loslaaten, soo gebruikt het Hoofd op veele plaatsen (er staat plaatses) in sijn Nederlandsche Historien: als, de gevangens wierden geslaakt: en in een oneigendlyken sin: het geschut slaa- Ga naar voetnoot(g) | |
[pagina 166]
| |
ken: dat is, lossen, afschieten, de seilen slaaken: de seilen losmaaken: nu is ligt af te nemen, wat het slaak in Seeland beteekend: men seid, van die vermaarde slag: de slag op 't slaak: te weeten een diepte, en kil, of spui, tussen de plaaten, en kreeken heen vlietende.’ Doch het blijkt genoeg, dat het laatste dezer aanmerking niet naauwkeurig is, en weinig licht geeft.
Het gebruik van het werkwoord ontslaken is, in onze ProeveGa naar voetnoot(k), zekerlijk te onbedagtzaam, afgekeurd? en door den Heer Alewijn elders zeer wel verdedigd. De zin- en zaakryke dichter M.L. gebruikt het ookGa naar voetnoot(l), zingende, van den heerlyken kerkstaat: ‘Het weggezondigd Paradijs
Schijnt op onze aarde weêr te keeren,
Om Jezus bruid op vaster wijz'
De nooten van Godts roem te leeren.
| |
[pagina 167]
| |
Zy mag, van's Vyands magt ontslaakt,
En wat haar trouw hier will' bespieren,
Het uur van 't huwlijkssluiten vieren,
Terwijl haar Bruiloftsdach genaakt.’
Om deze regels te verstaan, moet men opmerken, (1) dat, in Groningen en elders, de huwlijksluiting alleen het vaststellen van het huwelijk, en de overeenkomst omtrend de voorwaarden, of, gelijk men daar zegt, voorwoerden, beteekene: welke tijd dus dien van de voltrekking des huwelijks, en van de bruiloft voorafgaat. (2) Dat men in Groningen en Vriesland zegt de trouw - of de huwlijksgeboden - te spieren - of te bespieren - waar voor men elders zegt de geboden schutten of sluiten. De welbekende Deductie van Jr. O.Z. van Haren leert dit, op vele plaatsen. Er komt mede over een, by Plantijn, ‘Besperen. Empescher. Impedire, occupare, intercludere. Besperet. Empesche. Impeditus, occupatus:’ en, by Kiliaan: ‘Versperren. Ger. Sax. Sicamb. obserare clathrare.’ Inspieringe, voor inspraak, tegenspraak, of wederzeggen, komt voor by DumbarGa naar voetnoot(m): ‘zeker voor- | |
[pagina 168]
| |
recht, dat ons Deventer reets voor langen tijt zonder inspieringe van jemant hadde genoten.’
My staat voor, dat ik, in den zin van beletten, te loor stellen, ook wel verspieren heb hooren gebruiken. De afleiding maak ik van sperre, sparre, stanghe, by Kiliaan, een stok, dien men ergens tussen steekt, tot een beletsel, gelijk men dus zegt eene spaak in 't wiel stekenGa naar voetnoot(n). Beide woorden toch worden door pertica, een lat, of stok, by Kiliaan, en het eerste ook by Plantijn, die 't woord spaak niet heeft, verklaard. Met sperre of sparre, komt over een, of er komt van af sparreboom, een spigtig en lang- opschietende boom; spier, musculus; speer, een spies, of lance, by de Latynen ook sparusGa naar voetnoot(o); sperren, uitrekken, spannen, van één verwyderenGa naar voetnoot(p); waar van sperremuilen by A. de HubertGa naar voetnoot(q), en sparrebekken (van koude) en klappertanden, by SchrassertGa naar voetnoot(r). | |
[pagina 169]
| |
Met de beteekenis van bespieren komt overéén, hoewel van een tegenstrydig denkbeeld ontleend, de spreekwijs van het huwlijks Contract te beknuppen, dat is tegen te spreken; te beletten; te maken, dat het niet doorga, of stand grype; zijnde zoo veel als een knup, of knoop, in een' band slaanGa naar voetnoot(s).
M.T. |
|